ECLI:NL:RBSHE:2012:BW3523
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging en onmiddellijke invrijheidstelling van veroordeelde
Op 13 april 2012 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging van een eerder vonnis. De veroordeelde was op 3 december 2010 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 18 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tijdens deze proeftijd was de veroordeelde verplicht om zich te houden aan de aanwijzingen van de Reclassering Nederland, inclusief behandeling voor haar verslavingsproblematiek. De officier van justitie diende een vordering in, stellende dat de veroordeelde zich niet aan deze voorwaarden had gehouden, ondersteund door een rapport van de Reclassering van 29 maart 2012.
De rechter-commissaris heeft de betrokken partijen gehoord, waaronder de veroordeelde en haar raadsman. De raadsman voerde aan dat de wetgeving was gewijzigd en dat de meest gunstige regeling voor de veroordeelde moest gelden. De rechter-commissaris oordeelde dat de vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging niet voldoende was gemotiveerd, met name omdat de officier van justitie niet had aangetoond dat de aanhouding noodzakelijk was. De rechter-commissaris concludeerde dat de veroordeelde niet in een andere positie was gekomen door de wijziging van de wetgeving en dat het legaliteitsbeginsel niet in het geding was.
Uiteindelijk oordeelde de rechter-commissaris dat er ernstige redenen waren om aan te nemen dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarde niet had nageleefd, maar dat de vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging niet kon worden toegewezen. De rechter-commissaris wees de vordering af en beval de onmiddellijke invrijheidstelling van de veroordeelde, waarbij werd opgemerkt dat de vordering niet was gebaseerd op het vonnis waar de voorlopige tenuitvoerlegging op was gericht. De beslissing werd genomen met inachtneming van de omstandigheden en de motivering van de raadsman, die stelde dat de veroordeelde na het rapport contact had gehouden met de Reclassering.