vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/845001-12
Parketnummer vordering: 01/845344-10
Datum uitspraak: 24 april 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1980],
thans gedetineerd te: P.I. Breda - HvB De Boschpoort.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 april 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 09 maart 2012. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 december 2011 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de zijde, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 287/302 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 december 2011 te 's-Hertogenbosch opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de zijde, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(Artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/845344-10 is aangebracht bij vordering van 07 maart 2012. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer te
's-Hertogenbosch d.d. 07 december 2010. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen1 en de beoordeling daarvan.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde (poging tot doodslag) wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft het slachtoffer, te weten zijn broer, totaal onverwacht met een mes waarvan het lemmet ongeveer 15 centimeter lang was in zijn zijde gestoken, waardoor het slachtoffer gewond is geraakt. Verdachte heeft door het maken van deze steekbeweging in de zijde van het slachtoffer, een plaats waar zich vitale organen bevinden, zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat er niets bekend is over de diepte van de verwonding. Voorts is het onduidelijk of er zich op de plaats van het geconstateerde letsel vitale organen bevinden. Verdachte heeft slechts willen dreigen en een krassende beweging gemaakt. Naar het oordeel van de raadsman is dit niet voldoende om poging tot doodslag dan wel poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan te nemen en dient verdachte te worden vrijgesproken van de hem onder primair tenlastegelegde poging tot doodslag alsmede van de hem onder primair tenlastegelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Voor wat betreft de mishandeling refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Aan verdachte is primair poging tot doodslag tenlastegelegd.
De rechtbank overweegt dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - in het onderhavige geval de dood van het slachtoffer- aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg veroorzaakt, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Daarbij kunnen bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 10 april 2012 verklaard dat hij op 26 december 2011 te 's-Hertogenbosch een stekende beweging met een mes heeft gemaakt naar zijn broer.2
Aangever heeft verklaard dat hij onder de douche stond waarna een woordenwisseling met zijn broer [verdachte] ontstond. Ineens stond [verdachte] voor hem. Hij keek naar zijn linkerzij en hij voelde dat er iets in zijn lichaam zat. Aangever zag dat zijn broer [verdachte] een mes in zijn handen vast had en dit uit zijn lichaam haalde. Hierop voelde aangever hevige pijn en zag hij dat hij hevig bloedde.3
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij gegil van [slachtoffer] hoorde en hierop naar boven is gelopen. Hij zag vervolgens dat verdachte een vleesmes in zijn handen had, waarvan het lemmet ongeveer 15 centimeter lang was, en dat [slachtoffer] aan de linkerzijde van zijn buik een gat had zitten, waar bloed uit liep.4
De medische verklaring betreffende [slachtoffer] vermeldt dat de linkerflank een snijwond vertoont. 5
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde gedraging van verdachte, bezien in samenhang met de overige beschreven feiten en omstandigheden, van dien aard is dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte tenminste de aanmerkelijke kans dat zijn handelen de dood van het slachtoffer tot gevolg zou hebben, bewust heeft aanvaard en op de koop toe heeft genomen. De rechtbank concludeert derhalve dat opzet in de zin van voorwaardelijk opzet aanwezig is en dat de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Hoewel het ging om één stekende beweging en er over de diepte van de wond niets bekend is, heeft verdachte het slachtoffer met een mes in de buikstreek verwond. Het is algemeen bekend dat de buikstreek een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is waar zich vitale organen bevinden. Dodelijk letsel valt bij een steekbeweging, met een mes waarvan het lemmet ongeveer 15 centimeter lang is, te verwachten.
De tegen het slachtoffer gerichte handeling van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm dan ook worden aangemerkt als te zijn gericht op het toebrengen van dodelijk letsel.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 26 december 2011 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met
een mes in de zijde van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en met als algemene voorwaarden:
dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd van 3 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen,
en als bijzondere voorwaarde:
-dat veroordeelde gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een COVA of COVA+ training en een ART training, aangeboden door reclassering , of soortgelijke instelling waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven, ook indien dit inhoudt begeleid wonen.
De officier van justitie vordert dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn. De officier van justitie verzoekt om de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 01/845344-10 toe te wijzen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman acht een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie is aangevoerd.
De raadsman heeft verzocht om- in plaats van de gevorderde tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden- de proeftijd van de voorwaardelijke veroordeling te verlengen. De raadsman verzoekt om de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit zoals de rechtbank dit heeft gekwalificeerd, overweegt de rechtbank dat een gevangenisstraf van 20 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk, zoals gevorderd door de officier van justitie, in beginsel op zijn plaats is. Verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door [slachtoffer] met een mes in zijn zijde te steken. Vervolgens heeft verdachte zich om het lot van hem niet bekommerd en is verder gegaan met zijn eigen bezigheden. De omstandigheid dat het slachtoffer niet dodelijk is geraakt of ernstiger gewond is geraakt is een gelukkige, die niet aan verdachte te danken is.
De rechtbank ziet evenwel aanleiding de strafmaat te minderen in het licht van de volgende omstandigheden. In de medische verklaring is slechts vermeld dat het een steekwond in de linkerflank betreft. Dit heeft tot gevolg dat in concreto de ernst van de door [slachtoffer] opgelopen verwonding niet kan worden vastgesteld. Vast staat echter wel dat aangever na het incident naar zijn buurman is gevlucht en uiteindelijk naar het ziekenhuis is gegaan, waar hij 30 minuten op de eerste hulp heeft moeten wachten alvorens hij behandeld is. Van een direct levensbedreigende situatie lijkt aldus geen sprake te zijn geweest.
Wat betreft de ernst van het feit heeft de rechtbank wel in aanmerking genomen dat een dergelijk geweldsfeit, namelijk het in de zijde steken van iemand die nietsvermoedend aan het douchen is, zeer beangstigend is voor het slachtoffer, dat in een dergelijke situatie volkomen weerloos is.
Evenals de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank voorts termen aanwezig een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Blijkens het verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie is verdachte al meermalen veroordeeld voor (onder meer) geweldsdelicten.
De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat er aanwijzingen zijn voor psychische problematiek bij verdachte en dat hij ten aanzien van voornoemde problematiek professionele hulp nodig heeft, zoals ook blijkt uit het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport d.d. 16 maart 2012. De rechtbank acht gelet op de aard van het delict, in navolging van de reclassering, een behandeling gericht op het reguleren van zijn agressie alsmede een behandeling gericht op zijn cognitieve vaardigheden geïndiceerd.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf (voor een gedeelte) voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/845344-10.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
primair
poging tot doodslag
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3
jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd van 3 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat veroordeelde gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een COVA of COVA+ training en een ART training, aangeboden door reclassering, of soortgelijke instelling waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven, ook indien dit inhoudt begeleid wonen.
- beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te 's-Hertogenbosch d.d. 07 december 2010, gewezen onder parketnummer 01/845344-10, te weten: Gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.M. Spelt, voorzitter,
mr. W.M. Weerkamp en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 24 april 2012.
Mr. Van Ginneken is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Voor zover de in dit vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven maken deze bewijsmiddelen deel uit van een dossier van de regiopolitie Brabant-Noord met registratienummer PL21XO 2011135228, afgesloten op 05 januari 2012, in totaal 29 doorgenummerde bladzijden (hierna te noemen: eindproces-verbaal).
2 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 10 april 2012.
3 Verklaring [verdachte] (aangever) eindproces-verbaal pag. 19.
4 Verklaring [verdachte], eindproces- verbaal p. 22.
5 Medische verklaring d.d. 05 januari 2012, eindproces-verbaal pag. 29.