vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummers: 01/825652-11 en 01/840395-11 (ter terechtzitting gevoegd)
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de politierechter van 17 januari 2012 [t.a.v. parketnummer 01/840395-11] en van de meervoudige strafkamer van 22 maart 2012.
Op de zitting van 22 maart 2012 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 22 november 2011 en 14 februari 2012.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/825652-11 ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 11 augustus 2011 te Uden meermalen, althans éénmaal, (telkens)ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een (personen)auto met hoge, althans aanmerkelijke snelheid, op die [slachtoffer 1] is ingereden (waardoor die van [slachtoffer 1] genoodzaakt was om opzij te springen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 287/302 jo 45 Wetboek van Strafrecht);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 augustus 2011 te Uden, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte toen daar opzettelijk dreigend als bestuurder van een (personen)auto met hoge, althans aanzienlijke snelheid, op die [slachtoffer 1] ingereden;
(Artikel 285 Wetboek van Strafrecht);
2. hij op of omstreeks 11 augustus 2011 te Uden opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning (pand [adres]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(Artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/840395-11 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 januari 2010 te Uden met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een televisie en/of een spelcomputer en/of een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming;
(artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Ten aanzien van parketnummer 01/825652-11, feit 1
Uit het onderzoek ter terechtzitting van 22 maart 2012 is de rechtbank het navolgende gebleken. Op 11 augustus 2011 heeft er een woordenwisseling tussen aangever [slachtoffer 1] en verdachte plaats gevonden. Kort daarna rijdt verdachte met een door hem bestuurde personenauto over de Bosschebaan te Uden, in de richting van aangever[slachtoffer 1]. Als aangever verdachte ziet naderen loopt hij, met een betonschaar in de hand, in de richting van de door verdachte bestuurde auto. Verdachte blijft doorrijden in de richting van aangever en mindert geen snelheid. Op het moment dat verdachte hem dicht is genaderd gooit aangever een betonschaar op de motorkap van de door verdachte bestuurde auto. Door op tijd weg te springen weet aangever te voorkomen dat hij door de door verdachte bestuurde auto wordt geraakt.
Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat verdachte en aangever de confrontatie met elkaar hebben opgezocht. Gelet op het handelen van zowel verdach-te als aangever, tegen de achtergrond van een tussen hen bestaand conflict, is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet het opzet had aangever van het leven te beroven maar dat hij aangever bang wilde maken door dreigend op aangever toe te rijden.
Daarom vindt de rechtbank het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De ten laste gelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 01/840395-11
Op 7 januari 2010 is ingebroken in de woning gelegen aan de [adres]te Uden. Uit de woning is uit een sieradenkistje een aantal sieraden weggenomen. Op het sieradenkistje zijn vingerafdrukken aangetroffen, waarvan uit dactylopscopisch onderzoek is gebleken dat die afdrukken overeenkomen met de vingerafdruk van verdachte.
Ter terechtzitting van 22 maart 2012 heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat de resultaten van het dactyloscopisch onderzoek niet aan het bewijs kunnen bijdragen omdat uit het van dat onderzoek opgemaakte proces-verbaal blijkt dat de op het sieradenkistje aangetroffen vingerafdrukken niet zijn vergeleken met de gegevens die zijn opgeslagen in het biometriedossier van verdachte met het nummer 3100000841544, maar met het biometriedossier onder nummer 312002171522 dat niet op verdachte ziet.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Uit het door de politie opgemaakte proces-verbaal [pag. 28, 29] blijkt dat op 8 januari 2010 een forensisch onderzoek is ingesteld in de woning [adres] te Uden, in verband met een in die woning gepleegde inbraak op 7 januari 2010. Op de ouderlijke slaapkamer op de eerste verdieping van de woning werd een sieradenkistje door de dader[s] geopend. Op dat doosje werden vingerafdrukken aangetroffen welke als spoor werden veiliggesteld en werden voorzien van de nummers SIN: AABT9824NL en AABT9825NL.
Onderzoek van het spoor met SIN: AABT9824NL, havanknummer 02200110000700100 en het spoor met SIN: AABT9825NL en havanknummer 02200110000700300, heeft tot de conclusie geleid dat deze sporen zijn geïdentificeerd op een afdruk voorkomend op het afdrukkenblad voorzien van het biometriedossier onder nummer 310000841544 ten name van [verdachte] [= verdachte].
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de vingerafdrukken, voorzien van de nummers SIN: AABT9824NL en AABT9825NL, afkomstig zijn van verdachte. De rechtbank verwerpt dan ook het door de raadsman gevoerde verweer.
Weliswaar is er een dactyloscopische "match" tussen de vingerafdrukken, aangetroffen op een sieradenkistje na de inbraak in de woning gelegen aan de [adres] te Uden op 7 januari 2010 en verdachte, maar dit bewijsmiddel wordt door geen andere bewijsmiddel ondersteund. De verdachte heeft stellig ontkend de inbraak te hebben gepleegd. De enkele dactyloscopische "match" is onvoldoende om tot het wettig en overtuigend bewijs te komen dat verdachte de hiervoor bedoelde woninginbraak heeft gepleegd. Verdachte zal mitsdien van dit feit worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
Ten aanzien van parketnummer 01/825652-11
1. subsidiair
op 11 augustus 2011 te Uden, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte toen daar opzettelijk dreigend als bestuurder van een personenauto , op die [slachtoffer 1] ingereden;
2. op 11 augustus 2011 te Uden opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning, pand [adres], toebehorende aan [slachtoffer 1], heeft vernield;
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het onder parketnummer 01/825652-11 bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Feit 1 subsidiair is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 285 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Feit 2 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 350 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
ten aanzien van parketnummer 01/825652-11, feit 1 primair en feit 2 en parketnummer 01/830395-11
* een gevangenisstraf van 18 maanden onvoorwaardelijk met aftrek van voorarrest,
* toewijzing van de vordering benadeelde partij tot het gevorderde bedrag van € 237,--
* oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 237,-- subsidiair 4 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In het nadeel van verdachte
Voordat verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd, is hij vele malen veroordeeld, onder meer tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voor vermogensdelicten. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden de bewezen verklaarde feiten te plegen.
Conclusie
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank minder feiten bewezen heeft verklaard dan de feiten waarop de officier van justitie de vordering heeft gebaseerd en de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. In verband met een juiste normhandhaving kan niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest wat verdachte voor de ten laste gelegde feiten heeft ondergaan. De voorlopige hechtenis van verdachte is op 22 maart 2012 opgeheven.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Spreekt verdachte vrij van hetgeen hem onder parketnummer 01/825652-11 onder feit 1 primair en onder parketnummer 01/840395-11 ten laste is gelegd.
Verklaart het ten laste gelegde onder parketnummer 01/825652-11 onder feit 1 subsidiair en feit 2 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van parketnummer 01/825652-11:
* feit 1 subsidiair: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
* feit 2: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
* een gevangenisstraf voor de duur van 98 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
ten aanzien van parketnummer 01/840395-11:
* Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2], in de vordering.
* Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.M. Weerkamp, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 5 april 2012.
Mr. Verheggen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.