In voornoemd advies van psychiater dr P.J.A. van Panhuis is onder meer het navolgende gesteld:
Bij betrokkene bestaat allereerst een polyverslavingsziekte die in remissie moet worden verklaard en als zodanig op as 1 van het DSM systeem moet worden geclassificeerd. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor een neurotiserende ontwikkelingsgang in een kerngezin, met als pathologisch te beschrijven verhoudingen. Dit heeft uitgemond in wat men vroeger een karakterneurose zou hebben genoemd, maar wat nu geclassificeerd moet worden als een persoonlijkheidsstoornis. De vraag is of het zinvol is een dergelijke persoonlijkheidsstoornis categoraal te classificeren. De ontwikkelingen in de persoonlijkheidsdiagnostiek gaan bepaald niet die kant op. Men neigt meer
tot het beschrijven in dimensionele termen van de stoornis. De stoornis uit zich bij betrokkene in problemen met het zelfgevoel, in impulsiviteit en in het spanningsveld rondom autonomie. Het lijkt wanneer men de oudere beschrijvingen leest, dat betrokkene wel degelijk effect heeft gehad van de schematherapie en dat beschrijft hij zelf ook. Men moet dus de aanvankelijk als zeer groot te waarderen ernst van de persoonlijkheidsstoornis nu toch als minder pregnant beschouwen. Betrokkene lijkt gemotiveerd om te gaan werken, is vanuit een achterstandspositie (TBS-er met een forse somatisch belaste voorgeschiedenis en voorgeschiedenis van een verslavingsprobleem) toch in staat om - zij het vooralsnog onbetaald -werk te hebben en van daaruit ook voorzichtig een netwerk op te bouwen. Hij stelt zich daarin realistisch op en ook dit pleit voor minder ernstige expressie van de persoonlijkheidsstoornis.
Er zijn wel trekken die passen bij psychopathie, vooral gelegen in het domein van de
gedragsproblemen, minder in dat van de relationele aspecten, maar betrokkene blijft ruimschoots onder de afbreekscore die het stellen van deze diagnose vereist.
Geclassificeerd moet worden op as II van het DSM-systeem als persoonlijkheidsstoornis, niet nader omschreven.
Ten aanzien van een aantal toekomstfactoren kan nu gezegd worden dat betrokkene is
blootgesteld aan destabiliserende factoren door de terugplaatsing en ook aan hoge stress door het als TBS-er zich in de maatschappij moeten gaan waarmaken. Ook zijn er tegenslagen of frustraties geweest in de vorm van de moeite die bestond om een plaats buiten te vinden. Men kan zeggen dat deze risicofactoren nu negatief scoren, omdat betrokkene daarin niet het gedrag heeft laten zien dat als een opmaat kan worden beschouwd voor nieuwe geweldsfeiten.
Het bovenstaande samenvattend, wordt geconcludeerd dat ten aanzien van de risico's op herhaling van gewelddadig gedrag deze nog lager moeten liggen dan de conclusies in de rapportages van psychiater J.M.J Offermans d.d. 22 februari 2010 en psycholoog M.C. Overduin d.d. 15 januari 2010. De consequentie daarvan is dat het risico niet meer het voortbestaan van de terbeschikkingstelling rechtvaardigt.
Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat voortzetten van toezicht door de reclassering, gezien de bij de kliniek door ondergetekende geverifieerde gegevens ten aanzien van de risicobeperking, contraproductief gaat werken. Door het recent te nadrukkelijke asymmetrisch gehanteerde toezicht komt er te veel druk op betrokkenes zelfgevoel en daarmee wordt de stabiliteit die hij door de behandeling heeft verworven eerder kleiner dan groter.
Belangrijker om die stabiliteit te handhaven en verder uit te bouwen is het voortzetten en
'boosteren' van de schematherapie door de polikliniek van de Rooyse Wissel. Zowel de kliniek, als betrokkene zijn tot het aangaan van een dergelijk contact bereid.
Een open deur intrappen is te benoemen dat voor betrokkene het gebruik van alcohol en
harddrugs altijd een riskant gebeuren zal blijven.
Dr. van Panhuis voornoemd acht de kans op herhaling van geweldsdelicten nu en in de toekomst
klein. Hij heeft in het bovenstaande beargumenteerd dat met name medeneming
van de invloed van de behandelde somatische pathologie bij betrokkene leidt tot de
conclusie van een lager in te schatten risico dan voorheen werd getrokken.
In het bovenstaande is gesteld dat een voortzetting van het psychotherapeutisch contact
bij de Rooyse Wissel op de polikliniek sterk bepleit moet worden. Instelling zowel als
betrokkene is daartoe bereid.
Geadviseerd wordt de maatregel van terbeschikkingstelling te beëindigen.