ECLI:NL:RBSHE:2012:BW4698

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825520-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor poging tot zware mishandeling en voorhanden hebben van vuurwapen en munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 6 april 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte, geboren in 1982 en thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Roermond, werd beschuldigd van het schieten op een slachtoffer op 2 oktober 2011 te Helmond. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk en met voorbedachte raad toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer, alsook het voorhanden hebben van een pistool en munitie van categorie III. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de verdachte zelf in overweging genomen. De verdachte stelde dat hij het wapen niet op het slachtoffer had gericht, maar deze verklaring werd niet ondersteund door de getuigenverklaringen. De rechtbank oordeelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de poging tot zware mishandeling en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor de poging tot moord, maar de rechtbank achtte de poging tot zware mishandeling bewezen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de inbeslaggenomen sok verbeurd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen. De beslissing om de gevangenisstraf op te leggen was mede gebaseerd op de noodzaak om streng op te treden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens, gezien de toename van geweldsdelicten in de samenleving. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezen feiten en legde de straf op zoals in het dictum vermeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825520-11
Parketnummer vordering: 01/839281-10
Datum uitspraak: 06 april 2012
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 januari 2012 en 23 maart 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 december 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of 02 oktober 2011 te Helmond, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachte raad, [slachtoffer] van
het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen, meermalen,
althans eenmaal, op, althans in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft
geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid
(art. 289/287/303/302 jo. 45 Wetboek van Strafrecht);
2.
hij op of omstreeks 02 oktober 2011 te Helmond een of meer wapens van categorie
III, te weten een pistool (FN Browning), en/of munitie van categorie III, te
weten 7 patronen 7. 65 mm, voorhanden heeft gehad.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/839281-10 is aangebracht bij vordering van 24 november 2011. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank te 's-Hertogenbosch d.d. 23 augustus 2010. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsoverweging feit 1.
De raadsman van verdachte stelt dat niet uit de bewijsmiddelen kan volgen dat verdachte opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, op de dood van [slachtoffer] of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer]. Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte het wapen bewust naast die [slachtoffer] naar de grond heeft gericht en een waarschuwingsschot heeft gelost. Hij bepleit vrijspraak.
De rechtbank stelt het volgende vast.
Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij het wapen op geen enkel moment op [slachtoffer] heeft gericht. Verdachte zegt dat hij rechts van zichzelf naar opzij naar de grond heeft gericht en geschoten.
Getuige [getuige 1] is op 7 oktober 2011 bij de rechter-commissaris gehoord als getuige en heeft toen verklaard:
[verdachte]) haalde het pistool uit zijn rechter kontzak. Ik zag dat er over dat pistool een doek zat. Ik zag dat [verdachte] die doek van het pistool af haalde. Ik zag toen een flits en ik hoorde een knal, er werd op dat moment geschoten. [verdachte] hield op dat moment in zijn rechterhand een pistool. Op het moment dat [verdachte] schoot hield hij het pistool in de richting van [slachtoffer]'s been, zijn onderbeen. Eerst had [slachtoffer] het pistool op het hoofd van [slachtoffer] gericht maar ik zag dat hij het pistool naar beneden bewoog naar het been van [slachtoffer] toe.
Getuige [getuige 2] is op 7 oktober 2011 bij de rechter-commissaris gehoord als getuige en heeft toen verklaard:
Een man duwde de andere man en pakte daarna, naar mijn idee, een handvuurwapen. Die man richtte het wapen op de andere persoon. Ik heb een knal gehoord.
Aangever [slachtoffer] is op 7 oktober 2011 bij de rechter-commissaris gehoord als getuige en heeft toen verklaard:
De afstand tussen mij en [verdachte] op het moment dat [verdachte] het wapen in zijn hand had, was ongeveer 2 meter. Ik zag dat [verdachte] achteruit stapte en hij een pistool pakte.
Terwijl [verdachte] het pistool op mij gericht hield, bleef ik naar [verdachte] kijken om te zien wat de volgende stap zou zijn. Eerst hield [verdachte] het pistool gericht op mijn hart/bovenlichaam. Op het moment van schieten was het pistool gericht op mijn benen, mijn onderbenen.
Naar het oordeel wordt de verklaring van verdachte dat hij het wapen heeft afgewend en niet op [slachtoffer] heeft gericht, niet ondersteund door de verklaringen van deze getuigen en bevat het dossier ook geen andere bewijsmiddelen die deze verklaring van verdachte ondersteunen. De rechtbank verwerpt het verweer.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 02 oktober 2011 te Helmond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
met een vuurwapen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 02 oktober 2011 te Helmond een wapen van categorie III, te weten een pistool
(FN Browning), en munitie van categorie III, te weten 7 patronen 7. 65 mm, voorhanden heeft gehad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot vrijspraak van het onder 1 impliciet ten eerste en tweede tenlastegelegde (poging tot moord dan wel poging tot doodslag) en bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling (feit 1). Ook acht hij bewezen dat verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad (feit 2).
Hij vordert een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, verbeurdverklaring van een sok en onttrekking aan het verkeer van een wapen en munitie.
Hij persisteert bij de vordering tot tenuitvoerlegging van twee maanden gevangenisstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf, bijkomende straf en maatregel die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte werd, zoals blijkt uit een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie in
2010 nog voor poging tot zware mishandeling veroordeeld en het slachtoffer betrof daarbij ook de in de tenlastelegging genoemde [slachtoffer].
Verdachte heeft de onderhavige strafbare feiten gepleegd tijdens de proeftijd van die eerdere veroordeling.
Tevens heeft verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Vuurwapens worden meer en meer gebruikt bij het plegen van ernstige misdrijven. Gezien het feit dat er regelmatig - ernstige - incidenten plaatsvinden bij het hanteren van (vuur)wapens is de rechtbank van oordeel dat streng moet worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van (vuur)wapens.
Bovendien dragen dit soort delicten bij aan het toenemen van het gevoel van onveiligheid binnen de samenleving.
Aan [slachtoffer] is ernstig leed aangedaan, te weten een ernstige aantasting van lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer, temeer nu verdachte zich opnieuw gewelddadig tegen hem heeft gekeerd.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen sok vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is met behulp waarvan het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid en deze sok ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen vuurwapen en de inbeslaggenomen munitie vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is de wet en het algemeen belang.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 01/839281-10).
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 33, 33a, 33b, 36b, 36c, 45, 57, 302.
Wet wapens en munitie art. 2, 26, 55.
DE UITSPRAAK
Verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
poging tot zware mishandeling.
T.a.v. feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie,
begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf, bijkomende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht.
Verbeurdverklaring van een inbeslaggenomen sok.
Onttrekking aan het verkeer van een inbeslaggenomen pistool, een patroonhouder met 7 patronen, vier delen munitie en een huls.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank te 's-Hertogenbosch d.d. 23 augustus 2010, gewezen onder parketnummer 01/839281-10, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. van Lokven, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. M.J. Smit, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 6 april 2012.
Mr. M.J. Smit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.