ECLI:NL:RBSHE:2012:BW4777

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/820005-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen van uitkeringsfraude door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 27 april 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van uitkeringsfraude. De tenlastelegging betrof het niet tijdig verstrekken van benodigde gegevens aan de Sector Werk van de gemeente Eindhoven, terwijl de verdachte en haar mededader wisten dat deze gegevens van belang waren voor de vaststelling van hun recht op een uitkering. De feiten zouden zich hebben voorgedaan in de periode van 1 juli 2000 tot en met 1 mei 2009, waarbij de verdachte in Turkije een appartement bezat en een ouderdomspensioen had afgesloten.

Tijdens de zitting op 13 april 2012 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie gehoord, die primair vrijspraak eiste en subsidiair een voorwaardelijke hechtenis van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat zij het primair ten laste gelegde had begaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard in haar vervolging van het subsidiair tenlastegelegde feit voor de periode van 1 juni 2000 tot 21 maart 2009, omdat dit feit was verjaard. De rechtbank heeft geen straf of maatregel opgelegd, rekening houdend met de relatief korte pleegperiode, de geringe ernst van het feit, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die zelf ook getroffen was door de gevolgen van haar daden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/820005-11
Datum uitspraak: 27 april 2012
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1957],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 april 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 februari 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 01 juli 2000 tot en met 01 mei 2009 te
Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen, (telkens) in strijd met een haar, verdachte, en/of haar
mededader bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te
weten de verplichting neergelegd in artikel 17 van de Wet werk en bijstand
(WWB) en/of artikel 65 van de Algemene bijstandswet (Abw), (telkens)
opzettelijk heeft/hebben nagelaten tijdig de benodigde gegevens te
verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf
of een ander, terwijl verdachte, en/of zijn mededader wist(en), althans
redelijkerwijze moest(en) vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de
vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of
tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de WWB en/of Abw, dan wel
voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers
heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader (telkens) zakelijk
weergegeven, toen en daar niet en/of niet tijdig aan de Sector Werk van de
gemeente Eindhoven en/of zijn voorganger(s) gemeld dat zij, verdachte, en/of
haar mededader in Turkije een appartement en/of een perceel bouwgrond bezit
en/of dat zij, verdachte, en/of haar mededader zich heeft/hebben ingekocht
voor een ouderdomspensioen, waaruit sinds 1 november 2008 uitkering wordt
ontvangen;
(artikel 227b Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 01 juli 2000 tot en met 01 mei 2009 te
Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen, (telkens) in strijd met een haar, verdachte en/of haar
mededader bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te
weten de verplichting neergelegd in artikel 17 van de Wet werk en bijstand
(WBB) en/of artiokel 65 van de Algemene bijstandswet (Abw), (telkens) heeft
nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl die
gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders
recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur
van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft/hebben zij, verdachte,
en/of haar mededader (telkens) zakelijk weergegeven, toen en daar niet en/of
niet tijdig aan de Sector Werk van de gemeente Eindhoven en/of zijn
voorganger(s) gemeld dat zij, verdachte, en/of haar mededader in Turkije een
appartement en/of een perceel bouwgrond bezit en/of dat zij, verdachte, en/of
haar mededader zich heeft/hebben ingekocht voor een ouderdomspensioen, waaruit
sinds 1 november 2008 uitkering wordt ontvangen;
(artikel 447d Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen met inachtneming van hetgeen daaromtrent hierna nader wordt overwogen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank zal het openbaar ministerie ten aanzien van een deel van het subsidiair tenlastegelegde feit niet ontvankelijk verklaren in haar recht tot vervolging, te weten voor wat betreft de periode van 1 juni 2000 tot 21 maart 2009, omdat het feit een overtreding betreft welke is verjaard met betrekking tot de zojuist genoemde pleegperiode.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
in de periode van 21 maart 2009 tot en met 01 mei 2009 te Eindhoven,
tezamen en in vereniging met een ander, telkens in strijd met een haar, verdachte
en haar mededader bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te
weten de verplichting neergelegd in artikel 17 van de Wet werk en bijstand
(WBB), telkens heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl die
gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders
recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur
van die verstrekking of tegemoetkoming, immers hebben zij, verdachte,
en haar mededader telkens zakelijk weergegeven, toen en daar niet aan de Sector Werk van de gemeente Eindhoven gemeld dat zij, verdachte, en haar mededader in Turkije een
appartement bezitten en dat zij, verdachte, en haar mededader zich hebben ingekocht voor een ouderdomspensioen, waaruit sinds 1 november 2008 uitkering wordt ontvangen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Primair vrijspraak.
Subsidiair:
Hechtenis voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank vindt in de relatief korte pleegperiode en de daaruit voortvloeiende geringe ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, het gegeven dat verdachte nog niet eerder ter zake enig strafbaar feit is veroordeeld en zelf getroffen is door de gevolgen van de door haar gepleegde strafbare feiten in die zin dat die feiten voor haar grote financiële gevolgen met zich hebben gebracht, aanleiding om te bepalen dat aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9a, 47, 62, 447d.
DE UITSPRAAK
T.a.v. primair:
Vrijspraak
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft
begaan.
Verklaart het openbaar ministerie niet ontvankelijk in haar vervolging van het
subsidiair tenlastegelegde feit (overtreding) ten aanzien van de periode van 1
juni 2000 tot 21 maart 2009.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de overtredingen:
subsidiair
Medeplegen van in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde
verplichting, nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken terwijl
deze gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders
recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of duur
van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
T.a.v. subsidiair:
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.O. de Vries, voorzitter,
mr. A.G.A.M. van de Ven en mr. J.M.J. Denie, leden,
in tegenwoordigheid van L.D. Wittenberg, griffier,
en is uitgesproken op 27 april 2012.
Mr. J.M.J. Denie voornoemd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.