ECLI:NL:RBSHE:2012:BW5612

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825041-12
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met bedreiging in boekhandel te Eindhoven

Op 15 mei 2012 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 31 december 2011 een boekhandel in Eindhoven heeft overvallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, een hoeveelheid geld en kortingsbonnen heeft weggenomen, terwijl hij de eigenaresse van de winkel met een mes heeft bedreigd. De rechtbank oordeelde dat er geen schriftelijke vordering tot verstrekking van camerabeelden was gedaan, wat een verzuim opleverde, maar dat dit niet leidde tot bewijsuitsluiting. De herkenningen van de verdachte op basis van camerabeelden werden wel als bewijs gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met bedreiging en hem een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. Tevens werd een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 jaar ten uitvoer gelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de strafhistorie van de verdachte, die kort voor de overval uit detentie was gekomen en onder toezicht van de reclassering stond. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf voldeed aan de wettelijke eisen en gelastte de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van 1 jaar.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825041-12
Parketnummer vordering: 20/001768-09
Datum uitspraak: 15 mei 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1966],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: PI Limburg Zuid - De Geerhorst.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 mei 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 maart 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 december 2011 te Eindhoven met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (tussen de
300 en 400 euro) en/of een aantal kortingsbonnen van de Volkskrant en/of het
Algemeen Dagblad, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[bedrijf1] (een boekhandel gevestigd aan de [straat1]), in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1]
[slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd "La open, la open" en/of
- een mes te voorschijn heeft gehaald en/of daarbij (nogmaals) die [slachtoffer 2] de
woorden heeft toegeroepen "La open la open";
(Artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 20/001768-09 is aangebracht bij vordering van 4 april 2012. Deze vordering heeft betrekking op het arrest van de Hoge Raad d.d. 5 juli 2011 in combinatie met het arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch d.d. 15 oktober 2009.
Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat het feit niet bewezen kan worden en dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. De verdediging heeft daartoe onder meer aangevoerd dat niet bewezen is dat verdachte de persoon is die op de camerabeelden is te zien. De verdediging heeft voorts aangevoerd dat de camerabeelden en de afdrukken die hiervan zijn gemaakt niet tot het bewijs mogen worden gebezigd, nu de camerabeelden niet door middel van een vordering ex artikel 126nd Sv zijn verkregen. De verdediging heeft uiterst subsidiair aangevoerd dat, indien de rechtbank van oordeel is dat deze camerabeelden tot bewijs kunnen worden gebezigd, de verklaring van [slachtoffer 2] en de door haar gedane herkenning niet voldoende zijn voor een bewezenverklaring.
Het oordeel van de rechtbank.1
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan. Zij heeft het navolgende verklaard. Op 31 december 2011 was zij aan het werk in haar winkel [bedrijf1], gevestigd aan de [straat1] te Eindhoven. Omstreeks 11.00 uur kwam een man de winkel binnen. De man zei tegen haar: "La open la open." Zij heeft toen de la geopend, maar direct weer gesloten. Ze zei tegen de man: "Ik doe de la van de kassa niet open" en leunde vervolgens met haar arm over de kassa. Hierop haalde de man een mes tevoorschijn. Het mes was ongeveer 20 à 25 centimeter lang en had een zilverkleurig lemmet. Vervolgens riep de man weer: "La open la open". Zij kreeg het gevoel dat de man meende wat hij zei. Zij probeerde daarom de kassa te openen, hetgeen haar echter niet lukte. De man heeft toen zelf knoppen van de kassa ingedrukt en de la van de kassa geopend. De man pakte biljetten van € 10,- en € 20,- uit de kassa. Zij denkt dat de man voor € 300,- à € 400,- aan briefgeld heeft weggenomen. De man heeft voorts kortingsbonnen van de Volkskrant en het Algemeen Dagblad uit de kassa weggenomen. Deze kortingsbonnen heeft de man bij het verlaten van de winkel op de grond laten vallen.2 Een ter plaatse gekomen verbalisant heeft ook geconstateerd dat er diverse bonnen verspreid over de deurmat lagen.3
Aangeefster heeft een signalement van de man gegeven. Zij heeft verklaard dat het een stevige man betrof, die ongeveer 1.85 meter groot was, van rond de 40 à 45 jaar oud, die op zijn hoofd kaal was en aan de zijkanten gemillimeterd haar had. Voorts heeft zij verklaard dat de man een lilakleurig fleecejack en een blauwe spijkerbroek droeg.4
Getuige [getuige] liep op 31 december 2011 omstreeks 11.00 uur langs boekhandel [bedrijf1]. Zij zag een man met een metaalachtig en lang voorwerp in zijn hand de boekhandel uit rennen. De eigenaresse van de boekhandel kwam daarna naar buiten en wees in de richting van de man. [getuige] zag dat de man wegfietste. Zij omschrijft de man als een blanke man, die ongeveer 1.80 meter lang was, een stevig postuur had en ongeveer 45 jaar oud was. Zij heeft voorts verklaard dat de man een paarse fleecetrui droeg.5
Aan de overkant van boekhandel [bedrijf1] is het [bedrijf2], gevestigd aan de [straat1], gelegen. Het [bedrijf2] heeft geen bewakingscamera's op de openbare weg gericht staan, maar wel op de in- en uitgang van [bedrijf2]. Een verbalisant heeft camerabeelden van de bewakingscamera's van [bedrijf2] bekeken, welke op de ochtend van de overval zijn gemaakt. Op deze beelden zag zij een man die voldeed aan het signalement van de overvaller. Te zien was dat de man de winkel binnenliep. Ook is te zien dat de man wat later de winkel weer verliet.6
Verbalisanten hebben ook de camerabeelden van die ochtend van de bewakingscamera's van restaurant [bedrijf3], gevestigd aan de [straat1], bekeken. Hierop is ook een man die aan het signalement van verdachte voldeed te zien. Op de beelden is te zien dat de man kort voor de overval aan komt fietsen, zijn fiets parkeert en [bedrijf2] binnen gaat. De man komt wat later de winkel weer uit, pakt zijn fiets en fietst naar de overkant van de straat, alwaar boekhandel [bedrijf1] is gevestigd en waar niet veel later de overval plaatsvond.7
De rechtbank concludeert dat de man die op de camerabeelden van het [bedrijf2] en restaurant [bedrijf3] te zien is dezelfde persoon betreft.
Een verbalisant heeft foto's van de camerabeelden van het [bedrijf2], waarop bovengenoemde man is te zien, gemaakt. Deze foto's zijn aangeefster getoond. Op deze foto's heeft aangeefster de man herkend die haar op 31 december 2011 had overvallen.8
In het televisieprogramma Bureau Brabant is vervolgens aandacht aan de overval besteed en zijn afdrukken van de beelden van de bewakingscamera's, waarop de overvaller te zien is, getoond.
Naar aanleiding van deze uitzending heeft verdachte zich op het politiebureau gemeld. Hij heeft aangegeven dat hij op de persoon die op de foto te zien is lijkt, maar dat hij het niet is.
Verdachtes begeleider van het Sint Annaklooster, mevrouw [persoon 1], heeft de uitzending van Bureau Brabant ook gezien en heeft, evenals vijf van haar collega's, haar cliënt, verdachte, op de afbeeldingen herkend.9
Vervolgens zijn de foto's van de camerabeelden van het [bedrijf2] aan de moeder van verdachte getoond. Zij heeft haar zoon, verdachte, hierop herkend.10
De rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen dat de persoon die op de foto's van de camerabeelden van het [bedrijf2] te zien is, en derhalve degene die naar het oordeel van de rechtbank de overval op boekhandel [bedrijf1] heeft gepleegd, een duidelijke gelijkenis met verdachte vertoont.11
De raadsman heeft echter aangevoerd dat er geen schriftelijke vordering tot verstrekking van de camerabeelden overeenkomstig artikel 126nd Sv is gedaan, terwijl dit wel is vereist. De raadsman is van mening dat er sprake is van een vormverzuim ex artikel 359a Sv en dat de camerabeelden van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
De rechtbank is van oordeel dat de raadsman terecht de aandacht erop vestigt dat gegevens als de onderhavige, op grond van artikel 126nd Sv, slechts middels een door de officier van justitie tot de burger gerichte vordering mogen worden verkregen ten behoeve van opsporing en vervolging. Die vordering is niet gedaan en in het stelsel van de wet past niet zonder meer dat vrijwillig verkregen gegevens worden gebezigd.
De rechtbank is echter van oordeel dat bewijsuitsluiting vanwege dit verzuim niet aan de orde is, evenmin als vermindering van de bij bewezenverklaring op te leggen straf. Het gaat om gegevens inzake verdachtes verblijf in of bij een gewone winkel, hetgeen met zich brengt dat de schending van privacy slechts van een zeer geringe ernst is; bovendien heeft de officier van justitie laten weten dat hij de vordering zonder meer zou hebben gedaan, als de aangelegenheid tijdig onder zijn aandacht was gebracht. De rechtbank verstaat deze mededeling aldus, dat de officier van justitie van oordeel is dat aan de vereisten voor het doen van een dergelijke vordering is voldaan. De rechtbank deelt dat oordeel.
De rechtbank zal dus, afwegend aan de hand van de criteria van artikel 359a Sv, en in het bijzonder wegens de geringe ernst van het verzuim en het te verwaarlozen nadeel toegebracht aan verdachte, volstaan met de vaststelling, dat een verzuim heeft plaatsgevonden.
De rechtbank zal de herkenningen die aan de hand van de van de camerabeelden gemaakte foto's zijn gedaan dan ook voor het bewijs bezigen. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de persoon is die de diefstal onder bedreiging van geweld heeft gepleegd.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 31 december 2011 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (tussen de 300 en 400 euro) en een aantal kortingsbonnen van de Volkskrant en het Algemeen Dagblad, toebehorende aan [bedrijf1] (een boekhandel gevestigd aan de [straat1]), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd "La open, la open" en
- een mes te voorschijn heeft gehaald en daarbij nogmaals die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegeroepen "La open la open".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist:
• een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek;
• gehele tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 20/001768-09 opgelegde
voorwaardelijke straf.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat de straf wegens eerder genoemd vormverzuim dient te worden gematigd.
De verdediging heeft opgemerkt de eis van de officier van justitie voor een dergelijk feit te begrijpen.
De verdediging heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen of slechts gedeeltelijk toe te wijzen en eventueel de proeftijd te verlengen.
De verdediging heeft aangevoerd dat het gerechtshof een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk aan verdachte had opgelegd. De Hoge Raad heeft dit echter gematigd tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en 11 maanden waarvan 1 jaar voorwaardelijk. Verdachte had die maand echter al uitgezeten en de verdediging verzoekt deze maand gevangenisstraf, indien de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf wordt gelast, hierin te verdisconteren.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft [slachtoffer 2] in haar boekhandel overvallen. Hij heeft haar daarbij met een mes bedreigd. Dit alles moet zeer beangstigend voor [slachtoffer 2] zijn geweest.
De rechtbank houdt voorts rekening met het navolgende. Verdachte is medio november 2011 uit detentie gekomen. Slechts anderhalve maand later, en terwijl hij bovendien onder toezicht van de reclassering stond, heeft verdachte het onderhavige feit gepleegd. Het feit is bovendien tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling wegens een soortgelijk feit gepleegd. Tot slot houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte reeds meermalen voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De verdediging heeft verzocht om de straf in verband met het vormverzuim te matigen. De rechtbank is - zoals hierboven reeds overwogen - van oordeel dat met de vaststelling dat sprake is van een vormverzuim kan worden volstaan.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 20/001768-09.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten, te weten van een gevangenisstraf voor de duur van één jaar.
De raadsman heeft verzocht de maand gevangenisstraf die verdachte in de zaak met parketnummer 20/001768-09 teveel heeft gezeten hierin te verdisconteren. De rechtbank is van oordeel dat dit pas voor het eerst in de executiefase aan de orde kan komen. De verdediging zal zich te zijner tijd dan ook met dit verzoek tot degene die belast is met de
executie dienen te wenden.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 310, 312.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor bereiden en gemakkelijk te maken
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van de Hoge Raad d.d. 5 juli 2011 (in combinatie met het arrest van het Gerechtshof te
's-Hertogenbosch d.d. 15 oktober 2009 met parketnummer 20/001768-09), te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.Th. van Vliet, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. J.M.J. Denie, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van Hulst, griffier,
en is uitgesproken op 15 mei 2012.
Mr. J.M.J. Denie is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie regio Brabant Zuid-Oost, met dossiernummer 2011194488.
2 [slachtoffer 2], p. 16-17.
3 Proces-verbaal van bevindingen, p. 19.
4 [slachtoffer 2], p. 18.
5 Verklaring [getuige], p. 12.
6 Proces-verbaal van bevindingen, p 22
7 Proces-verbaal van bevindingen, p. 22-23.
8 Proces-verbaal van bevindingen, p. 29.
9 Verklaring van [persoon 1], p. 56.
10 Verklaring van [persoon 2], p. 66.
11 Eigen waarneming van de rechtbank.
??
??
9
Parketnummer: 01/825041-12
Parketnummer vordering: 20/001768-09
[verdachte]