"Verdachte is een bekennende verdachte, die naar vermogen zijn medewerking heeft verleend aan het psychologisch onderzoek.
Het betreft een 20-jarige jongeman met een laag gemiddelde intelligentie. Zijn matige begaafdheid kleurt mede zijn persoonlijkheidsontwikkeling, welke nog onvoldoende is uitgerijpt. Het is een wat kinderlijke, naïeve, impulsieve identiteitsonzekere en kwetsbare jongeman, die voor steun, structuur, bevestiging en waardering nog erg afhankelijk is van zijn omgeving. Dit maakt hem in hoge mate beïnvloedbaar door de ander, zowel in positieve als negatieve zin. Het beoordelingsvermogen is matig. Verdachte heeft moeite om de complexiteit van het dagelijkse leven te overzien en heeft weinig zicht op zijn gevoelsleven en emotionele drijfveren. De gewetensvorming is onvoldoende uitgerijpt.
Verdachte is nog in hoge mate afhankelijk van de bevestiging en goedkeuring van de ander. Om zich hiervan te verzekeren is hij geneigd zich te aan te passen aan en zich te gedragen naar de wensen van de ander, ook als dit tegen zijn eigen gevoel indruist. Verdachte heeft onvoldoende ontwikkelde afweermechanismen om gevoelens van ongenoegen in zichzelf te reguleren en is niet goed in staat hierbij adequate hulp van zijn omgeving in te roepen. Hij heeft moeite met het uitstellen van behoeftebevrediging en zoekt meer prikkels op dan hij kan verwerken. Verdachte maakt oppervlakkig gezien wel gemakkelijk contact maar gaat nauwelijks diepere verbinding aan met de ander uit onzekerheid over het gewenst zijn, wat leidt tot gevoelens van eenzaamheid en ongenoegen. Om de onlustgevoelens weg te maken en tot rust te komen heeft hij lange tijd, beginnend in de puberteit, dagelijks gebruik gemaakt van softdrugs. Hierdoor is de emotionele en pedagogische ontwikkeling verder gestagneerd. Er is sprake van vroegtijdige schooluitval. Verdachte heeft moeite om zich te motiveren veel voor uitgestelde doelen, hierin wordt zijn impulsiviteit en gemakzucht zichtbaar.
In de aanloop naar het ten laste gelegde spelen opgekropte gevoelens van boosheid en gekwetstheid in de relatie met zijn biologische vader mee in zijn hoofd. Hij zoekt afleiding en zoekt aansluiting bij twee jongens uit de straat. Er wordt geblowd -waar hij "rustig"van wordt- en ze drinken een paar biertjes, terwijl verdachte zelden alcohol gebruikt en er ook niet goed tegen kan. Het is een beetje bravoure om mee te drinken. Wanneer ze op straat een ommetje gaan lopen is hij al flink aangeschoten.
Alle remmingen zijn dan al weg als de jongens hem opstoken en uitdagen om een passerende fietser aan te vallen en hij een mes krijgt aangereikt. Van binnen onzeker en geplaagd door minderwaardigheidgevoelens, wil hij zich tegenover de andere jongens én zichzelf bewijzen: hij wil laten zien dat hij niet bang is, dat-ie best durft, dat-ie niet onder doet voor de anderen. Met de opgekropte boosheid, eerder aangewakkerd door de confrontatie met zijn vader en nu door de jongens, komt het tot een agressieve impulsdoorbraak, waarbij hij meerdere malen op het slachtoffer insteekt.
Zijn kwetsbare persoonlijkheid en zwakke identiteit en zelfgevoel maken hem ook voor de toekomst gevoelig voor negatieve beïnvloeding. De kans op recidive met een soortgelijk dan wel andersoortig delict is op de korte termijn klein omdat hij behoorlijk geschrokken is van zijn gedrag en de gevolgen ervan voor zijn toekomst. Echter voor de midden- en lange termijn lijkt het noodzakelijk dat hij zal worden begeleid en bijgestuurd om herhaling te voorkomen. Versterking van de identiteit en van vaardigheden als agressiehantering en assertiviteit lijkt zinvol en haalbaar gezien zijn nog jonge leeftijd en de onuitgerijpte persoonlijkheid van verdachte. De begeleidbaarheid van verdachte lijkt goed en verdachte onderschrijft de noodzaak van verandering en is hiervoor op dit moment gemotiveerd.
Een zo groot mogelijk voorwaardelijk strafdeel met verplichte begeleiding door de reclassering en bijzondere voorwaarden tot behandeling in een poliklinische forensische setting lijkt aangewezen.
Behandeling zal zich moeten toespitsen op het vergroten van zijn zelfredzaamheid, assertiviteit en vermogen tot agressieregulatie.
Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van
cannabisafhankelijkheid en aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, te
weten een stagnatie in de emotionele ontwikkeling met een dreigende scheefgroei in de
identiteitsvorming tot gevolg. Deze ontwikkeling is nog niet van een dergelijk duurzaam
karakter dat er gesproken kan worden van een persoonlijkheidsstoornis. Wel zijn er
afhankelijke trekken zichtbaar. In descriptief diagnostische termen is er sprake van een
identiteitsprobleem. Daarnaast is er bij verdachte sprake van een laaggemiddelde tot
zwakke intelligentie.
Bovengenoemde ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, alsmede de alcoholintoxicatie waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde.
Op grond van bovenstaande kan verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar
worden beschouwd. Het cannabis- en alcoholgebruik is hierbij niet meegewogen;
verdachte was zich wel bewust van de effecten van het middelengebruik op zijn gedrag.
Door inzet van begeleiding en behandeling nu is zijn beïnvloedbaarheid aan te grijpen om
verdachte in positieve zin te beïnvloeden en te stimuleren in zijn identiteitsontwikkeling
en de ontwikkeling van zijn weerbaarheid. Zijn impulsiviteit en middelengebruik is hierbij
een risico. Hij dient zich verre te houden van middelengebruik om het risico van afhaken te
verkleinen.
Een zo groot mogelijk voorwaardelijk strafdeel met verplichte begeleiding door de reclassering en bijzondere voorwaarden tot behandeling in een poliklinische forensische setting lijkt aangewezen. Controle ten aanzien van het gebruik van middelen lijkt noodzakelijk. Novadic/Kentron lijkt hiervoor wel de meest passende begeleider. Behandeling zal zich verder moeten toespitsen op het vergroten van zijn
zelfredzaamheid, assertiviteit en het vermogen tot agressieregulatie."