ECLI:NL:RBSHE:2012:BW8661
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Lammers
- J.M.P. Willemse
- W.T.A.M. Verheggen
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens ontbreken ontuchtig karakter bij seksuele handelingen tussen leeftijdsgenoten
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch, stond een veertienjarige verdachte terecht op beschuldiging van het plegen van ontuchtige handelingen met een leeftijdsgenoot. De tenlastelegging betrof seksuele handelingen die op 15 juni 2011 in Helmond zouden hebben plaatsgevonden, waarbij de verdachte de aangeefster, die op dat moment ook veertien jaar oud was, zou hebben gekust en andere seksuele handelingen zou hebben verricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging.
De officier van justitie stelde dat de handelingen ontuchtig waren, omdat er geen affectieve relatie tussen de verdachte en het slachtoffer bestond. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de handelingen niet in strijd waren met de sociaal-ethische normen, gezien het geringe leeftijdsverschil en het vrijwillige karakter van de interactie. De rechtbank overwoog dat de handelingen plaatsvonden tussen twee leeftijdsgenoten en dat het ontuchtige karakter van de handelingen in twijfel kon worden getrokken.
De rechtbank baseerde haar oordeel op eerdere jurisprudentie, waarin werd gesteld dat het ontuchtige karakter kan ontbreken bij seksuele handelingen tussen minderjarigen met een gering leeftijdsverschil, mits deze handelingen vrijwillig waren. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om aan te nemen dat de aangeefster de handelingen tegen haar zin had verricht. Aangezien de aangeefster zelf ook actief deelnam aan de handelingen, werd de mogelijkheid van wederzijds goedvinden niet uitgesloten.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit, oordelend dat de handelingen niet in strijd waren met de sociaal-ethische normen. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, en de kosten werden aan de benadeelde partij opgelegd, begroot op nihil. Dit vonnis werd uitgesproken op 12 juni 2012.