ECLI:NL:RBSHE:2012:BW9324

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/1295
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing voor nachtelijk afschot van wilde zwijnen in Noord-Brabant

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 21 juni 2012 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een ontheffing voor het nachtelijk afschot van wilde zwijnen. De ontheffing was verleend aan de Faunabeheereenheid Noord-Brabant voor de periode van 2011 tot 2016. De verzoekers, die niet tegen het nachtelijk afschot zelf waren, maakten bezwaar tegen de wijze waarop de ontheffing werd uitgevoerd en vroegen om een eigen ontheffing of machtiging van de Faunabeheereenheid om zelf het afschot uit te voeren. De voorzieningenrechter overwoog dat een van de verzoekers, [verzoeker C], geen bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit, waardoor zijn beroep waarschijnlijk niet-ontvankelijk zou worden verklaard. Het verzoek van de overige verzoekers werd afgewezen omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond. De voorzieningenrechter concludeerde dat het nachtelijk afschot ter bestrijding van schade aan landbouwgewassen niet in gevaar was en dat verzoekers, indien zij een machtiging wilden, dit digitaal konden aanvragen bij de Faunabeheereenheid. De voorzieningenrechter wees het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/1295
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 juni 2012 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker A] e.a., te Leende, verzoekers,
en
gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder,
gemachtigden: G. Boots en M.R.B. ten Tije.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Faunabeheereenheid Noord-Brabant, te 's-Hertogenbosch, gemachtigde: F. Koffeman.
<b>Procesverloop</b>
Bij besluit van 8 augustus 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder ontheffing verleend aan de Faunabeheereenheid Noord-Brabant (hierna: FBE) voor het doden van wilde zwijnen met behulp van geweer en kunstlicht, tussen zonsondergang en zonsopkomst, binnen de gehele provincie en gedurende de gehele periode van het Faunabeheerplan (2011-2016).
Bij besluit van 23 maart 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2012. Van de verzoekers is [verzoeker B] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
<b>Overwegingen</b>
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Verzoekers hebben hierover kort samengevat aangevoerd dat, door de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de ontheffing, onvoldoende effectief schade wordt bestreden en er ongewenste en gevaarlijke situaties ontstaan.
3. Voor zover het verzoek - mede - is ingediend door [verzoeker C] overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Ingevolge artikel 6:13 van de Awb kan geen beroep bij de administratieve rechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de voorzieningenrechter gebleken dat [verzoeker C] geen gebruik heeft gemaakt van de geboden mogelijkheid om bezwaar tegen het primaire besluit te maken. Omstandigheden op grond waarvan verzoeker daarvan redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt, zijn naar voorlopig oordeel niet aannemelijk geworden. Het beroep van [verzoeker C] zal naar alle waarschijnlijkheid op grond hiervan niet-ontvankelijk worden verklaard. De voorzieningenrechter wijst het verzoek van [verzoeker C] reeds om die reden af.
4. Verzoekers zijn niet tegen het nachtelijk afschot van zwijnen. Zij ageren in essentie tegen de wijze waarop uitvoering aan de ontheffing wordt gegeven en wensen zelf direct een ontheffing te verkrijgen, dan wel een machtiging van de FBE om uitvoering aan de ontheffing te geven. De FBE heeft ter zitting bevestigd dat er machtigingen voor het nachtelijk afschot van zwijnen zijn en worden verstrekt. Het spoedeisende belang kan dan ook niet zijn gelegen in de omstandigheid dat het nachtelijk afschot van zwijnen ter bestrijding van schade aan landbouwgewassen niet zou zijn gewaarborgd.
Als verzoekers zelf in aanmerking zouden willen komen voor een machtiging, kunnen zij daartoe volgens de FBE digitaal een verzoek indienen. Als dit compleet is, kan, aldus de FBE, zelfs binnen een uur een machtiging worden afgegeven.
Wat de door verzoekers gestelde problemen met het jachtveld van [verzoeker C] betreft, dat op dit moment binnen het werkgebied van twee wildbeheereenheden is gelegen - wat in de weg zou staan aan de afgifte van een machtiging - heeft de FBE ter zitting de bereidheid uitgesproken behulpzaam te willen zijn bij het bewerkstelligen van een grenswijziging van het werkgebied van de betrokken wildbeheereenheden door die wildbeheereenheden.
5. De overige redenen voor het niet kunnen wachten op de behandeling van de bodemzaak, die verzoekers hebben genoemd in hun brief aan de rechtbank van 6 mei 2012, kunnen evenmin leiden tot de gevolgtrekking dat sprake is van onverwijlde spoed die tot het treffen van een voorlopige voorziening noodzaakt. De conclusie is dan ook dat het spoedeisend belang ontbreekt. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
6. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of om te bepalen dat aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht moet worden vergoed.
7. Beslist wordt als volgt.
<b>Beslissing</b>
De voorzieningenrechter,
wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus gedaan door mr. D.J. de Lange als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. M.M. Belt-Brouns als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2012.
griffier voorzieningenrechter
<HR ALIGN="left" WIDTH="50%">
<i>Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.</i>
Afschriften verzonden: