ECLI:NL:RBSHE:2012:BX2048
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechter
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om peiljaarverlegging op basis van gezamenlijk inkomen volgens de Wet op de rechtsbijstand
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 16 juli 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser had verzocht om peiljaarverlegging op basis van artikel 34c van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb), omdat hij meende dat zijn gezamenlijk inkomen met zijn partner onder de in artikel 34, eerste lid, van de Wrb gestelde grens van € 34.700,00 in 2011 viel. Eiser stelde dat zijn inkomen, inclusief dat van zijn partner en aftrekposten, op € 32.592,71 kwam, wat volgens hem rechtvaardigde dat hem een toevoeging werd verstrekt.
Verweerder, het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, stelde echter dat het gezamenlijk inkomen van eiser en zijn partner € 38.619,54 bedroeg. De rechtbank oordeelde dat de werkinstructie die verweerder hanteerde voor de berekening van het inkomen niet rekenkundig juist was, omdat deze niet de 'zo goed mogelijke schatting/benadering van jaarinkomsten' opleverde zoals voorgeschreven in artikel 34a, eerste lid, van de Wrb. De rechtbank concludeerde dat het cumulatief inkomen van eiser en zijn partner over het verschoven peiljaar 2011, berekend op € 35.035,15, de grens van artikel 34, eerste lid, van de Wrb nog steeds overschreed.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of voor het geven van een last aan verweerder tot vergoeding van het griffierecht. Eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen op de zitting, terwijl verweerder zich had laten vertegenwoordigen. De rechtbank gaf aan dat tegen deze uitspraak binnen zes weken beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.