ECLI:NL:RBSHE:2012:BX4907

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
181489 / HA ZA 08-1894
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.A.J. Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot teruggave van bankgarantie en vergoeding van proceskosten

In deze civiele procedure, die is aangespannen door Aerdenburgh Holding B.V. en een andere eiseres tegen F. van Lanschot Bankiers N.V., heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 15 augustus 2012 uitspraak gedaan. De zaak betreft een vordering tot teruggave van een bankgarantie en de vergoeding van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De procedure is gestart in 2008 en heeft een lange voorgeschiedenis, waarbij eerdere vonnissen en een tussenvonnis zijn gewezen. In het tussenvonnis van 10 december 2010 zijn verdere beslissingen aangehouden in afwachting van de uitkomst van een andere procedure tussen dezelfde partijen. Na een veroordelend vonnis in die andere procedure heeft gedaagde, Van Lanschot, de hoofdsom voldaan, waardoor eiseres haar vordering heeft verminderd. De rechtbank heeft de verzoeken van Van Lanschot om de zaak naar de kantonrechter te verwijzen afgewezen, omdat de zaak gereed lag voor eindvonnis en het verzoek kenmerken van misbruik van procesrecht vertoonde.

De rechtbank heeft vervolgens de vordering van Aerdenburgh c.s. tot teruggave van de bankgarantie toegewezen, met de verplichting voor Van Lanschot om deze binnen drie dagen na betekening van het vonnis af te geven, op verbeurte van een dwangsom. Daarnaast is Van Lanschot veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 552,50, vermeerderd met € 45,00 per kwartaal, en is de wettelijke rente vanaf 2 mei 2012 toegewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.A.J. Peeters.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 181489 / HA ZA 08-1894
Vonnis van 15 augustus 2012,
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AERDENBURGH HOLDING B.V. voorheen geheten AERDENBURGH VASTGOED B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
2. [eiseres],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. M. Drolsbach te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer,
tegen
de naamloze vennootschap
F. VAN LANSCHOT BANKIERS N.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. R.A.M.L. van Oeijen te Eindhoven.
Partijen zullen hierna Aerdenburgh c.s. en Van Lanschot genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 10 december 2010
- de akte wijziging procespartij tevens houdende wijziging van eis van 2 mei 2012
- de antwoordakte wijziging procespartij tevens houdende antwoordakte wijziging van eis, tevens houdende verzoek verwijzing naar sector kanton ex art. 71 Rv.
1.2. Ten slotte is wederom vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Tegen de wijziging van de naam van eiseres sub 1 heeft gedaagde geen bezwaar gemaakt, zodat die wijziging in de kop van dit vonnis is doorgevoerd.
2.2. In voormeld vonnis, waaraan de rechtbank zich houdt, is deze zaak verwezen naar de parkeerrol in afwachting van het eindvonnis in de zaak met zaaknummer 178461/HA ZA 08-1450.
Het eindvonnis in die laatste zaak tussen dezelfde partijen is gewezen op 17 augustus 2011. De vorderingen en de grondslagen daarvan waren grotendeels gelijk aan de vorderingen die eiseressen in deze zaak hebben ingesteld.
2.3. Bij haar hiervoor onder 1.1 bedoelde akte heeft Aerdenburg c.s. haar vorderingen onder I tot en met IV van haar petitum ingetrokken aangezien van Lanschot inmiddels gevolg heeft gegeven aan het hiervoor onder 2.2 genoemde vonnis.
2.3. Ter beoordeling staan daarom nog slechts open
- haar vordering tot vergoeding van het bedrag van € 1788,00 aan buitengerechtelijke kosten
- haar vordering tot betaling van de proceskosten, waaronder die van de beslagleggingen van 24 juni en 30 juni 2008
- en, bij vermeerdering van eis, samengevat, haar vordering van Van Lanschot te bevelen tot onmiddellijke teruggave van de ten behoeve van Aerdenburg c.s. gestelde bankgarantie, met veroordeling van Van Lanschot tot vergoeding van de daarvoor door Aerdenburg c.s. gemaakte bankkosten.
2.4. Van Lanschot heeft tegen de thans nog resterende vorderingen verweer gevoerd dat bij de bespreking van de afzonderlijke vorderingen aan de orde zal komen.
2.5 Van Lanschot heeft allereerst bij die akte verwijzing van de zaak naar de sector kanton gevraagd, nu het financiële belang bij de vorderingen na vermindering van eis lager is dan de (thans) geldende competentiegrens van € 25.000,00.
Vastgesteld wordt allereerst dat in deze zaak reeds door de rechtbank een tussenvonnis is gewezen, dat de vermindering van eis een gevolg is van het in de loop van dit geding voldoen door Van Lanschot aan een deel van de ingestelde vordering en dat slechts door deze voldoening thans de eis moet worden verminderd, terwijl naast de geldbedragen een vordering van onbepaalde waarde resteert, namelijk de vordering tot teruggave van de bankgarantie, te vermeerderen met verbeurte van een dwangsom bij niet voldoening,
Vastgesteld wordt tevens dat de zaak thans voor eindvonnis gereed ligt en dat Van Lanschot niet heeft gesteld welk belang zij heeft bij deze verwijzing. Dat belang valt ook niet goed in te zien. De advocaatkosten zijn immers gemaakt, terwijl de verwijzing meebrengt dat thans geen eindvonnis kan worden gewezen, maar de afdoening onnodig wordt vertraagd..
Kortom, de ratio die heeft geleid tot het bepaalde in art. 95 Rv. ontbreekt in een geval als dit en Van Lanschot heeft geen belang bij de gevraagde verwijzing.. Haar verzoek tot verwijzing heeft eerder kenmerken van misbruik van (proces)recht en de rechtbank ziet daarom geen aanleding ambtshalve tot verwijzing over te gaan.
2.6. Wat de buitengerechtelijke kosten betreft valt het op dat het thans gevorderde bedrag van € 1.788,00 gelijk is aan het onder 4.2 van het vonnis van 17 augustus 2011 toegewezen bedrag wegens buitengerechtelijke kosten. Dat Aerdenburgh c.s. deze kosten tweemaal noodzakelijk heeft gemaakt is niet aangetoond, zodat dit deel van haar vordering wordt afgewezen.
2.7 Ter afwering van de vordering tot teruggave van de bankgarantie heeft Van Lanschot doen betogen dat alleen de bankinstelling die de garantie heeft afgegeven teruggave daarvan kan verlangen.
De rechtbank volgt Van Lanschot daarin niet. Zij ziet over het hoofd dat belanghebbende bij die bankgarantie, waaraan Van Lanschot tengevolge van de uitspraak van 17 augustus 2011 geen aanspraken meer kan ontlenen, ten laste Aerdenburg c.s. is gesteld en dat zij er belang bij heeft dat van dat stuk geen gebruik meer kan worden gemaakt, ook niet ten onrechte of bij vergissing.
De rechtbank vat de vordering van Aerdenburg c.s. ook in deze zin op en zal Van Lanschot veroordelen tot hetzij afgifte van de bankgarantie aan Aerdenburg c.s. hetzij, naar haar keuze, aan de bankinstelling die de bankgarantie heeft afgegeven, in welk geval zij gelijktijdig Aerdenburg c.s. heeft te informeren over die afgifte.
De rechtbank vindt het overigens moeilijk te begrijpen waarom Van Lanschot dit al niet eigener beweging heeft gedaan na kennisneming van de eiswijziging, nadat zij eerder al bij vonnis van 17 augustus 2011 in het tussen partijen gerezen geschil in het ongelijk was gesteld.
2.8 Vaststaat dat niet Aerdenburg c.s. in het vonnis van 17 augustus 2011 in de proceskosten zijn veroordeeld, maar dat Van Lanschot als in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moest dragen. De kosten aan de bankgarantie verbonden zijn dan ook onnodig door Aerdenburg c.s. gemaakt. Dat Van Lanschot op grond van artikel 477a lid 2 Rv bevoegd is zekerheid te verlangen van haar wederpartij in een geval als dit betekent niet dat zij daartoe gehouden is. Indien zij achteraf in het ongelijk wordt gesteld ligt het risico van de onnodig door de executant op haar vordering gemaakte kosten voor een bankgarantie aan haar zijde. Dat geldt zeker in een geval als dit waar blijkens de uitspraken die hebben geleid tot het vonnis van 17 augustus 2011, Van Lanschot naar Aerdenburg c.s. toe vanaf het begin onduidelijk zijn geweest. De berekening van deze kosten is door Van Lanschot niet bestreden zodat toewijsbaar is het bij wijziging eis gevorderde bedrag van € 552,50, vermeerderd met € 45,00 per kwartaal met ingang van het derde kwartaal van 2012 tot en met het kwartaal waarin de bankgarantie zal zijn teruggegeven.
2-9 Nu partijen deels in het gelijk, deels in het ongelijk worden gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd, des dat elke partij de eigen kosten zal dragen. Voor een aparte beoordeling in dit verband van de beslagkosten acht de rechtbank geen gronden aanwezig.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. beveelt Van Lanschot de teruggave van de ten behoeve van Aerdenburg c.s. gestelde bankgarantie door afgifte aan Aerdenburg c.s., of, ter keuze van Van Lanschot, door afgifte daarvan aan de bankinstelling die de bankgarantie heeft afgegeven onder de verplichting gelijktijdig Aerdenburg c.s. van die afgifte op de hoogte te stellen, uiterlijk 3 dagen na betekening van dit vonnis, op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag of gedeelte van een dag waarin zij in gebreke is aan deze veroordeling te voldoen;
3.2. veroordeelt Van Lanschot tot betaling van het bedrag van € 552,50, vermeerderd met € 45,00 per kwartaal met ingang van het derde kwartaal van 2012 tot en met het kwartaal waarin de bankgarantie zal zijn teruggegeven op de wijze als hiervoor onder 3.1. bepaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2012 tot de dag der algehele vergoeding;
3.3 verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4 compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten zal dragen;
3.5 wijst af het meer of anders gevorderde
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.J. Peeters, en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2012.