Op het moment van onderzoek is betrokkene ruim 23 jaren in behandeling/begeleiding binnen verschillende Forensisch Psychiatrische Centra. Hij is gedurende 11 jaren behandeld binnen de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen en vervolgens nog eens 6 jaren binnen Flevo Future, vestiging Amsterdam (thans Oostvaarderskliniek). De laatste 6 jaren verblijft betrokkene binnen de Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg van de [kliniek]
te[adres]. De persoonlijkheidsstoornis (met vooral narcistische kenmerken) die, volgens het rapport Pro Justitia d.d. 8 oktober 1987 van collega mr. J.A.F. Peeters, zenuwarts verboden aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht, aanwezig was ten tijde van het plegen van het indexdelict is nog altijd onverminderd aanwezig, ook na 23 jaren behandeling.
Later, in de loop van het behandeltraject, zijn de diagnosen exhibitionisme en obsessief-compulsieve stoornis ook op betrokkene van toepassing verklaard. Het exhibitionisme is er nog altijd, ook op de afdeling waar betrokkene nu verblijft en ook de obsessief-compulsieve gedragingen van betrokkene zijn onmiskenbaar. De psychopathologie van betrokkene is al met al aan te merken als "nagenoeg onveranderd" waarbij ik wil aantekenen dat betrokkene verschillende constructieve behandelvoorstellen zijn gedaan (waaronder libidoremmers) maar dat hij daar weloverwogen en doelbewust van afzag. Hij is nimmer echt in behandeling gekomen. Recent werd door de heer Van Helvoirt, GZ-psycholoog, nog een nieuwe diagnostische overweging geïntroduceerd. Ook moet worden opgemerkt dat het risico op delictrecidive, zowel op grond van het klinische beeld als op grond van gestructureerde risicotaxatie, moet worden aangemerkt als matig tot hoog. Deze beide factoren (onveranderde psychopathologie matig tot hoog recidiverisico) maken dat, naar mijn mening, de terbeschikkingstelling van betrokkene dient te worden verlengd. Het risicomanagement dat betrokkene momenteel ten deel valt is adequaat. Hij voelt zich op de huidige longstay afdeling ook op zijn plaats en heeft er zijn draai duidelijk gevonden maar hij bestrijdt de longstaystatus en twijfelt anderzijds of hij moet ingaan op het aanbod van een nieuwe klinische observatie.
Betrokkene lijdt aan een tweetal ziekelijke stoornissen van zijn geestvermogens, te weten aan exhibitionisme en aan een obsessief-compulsieve stoornis.
Ook bestaat er bij hem een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een narcistische persoonlijkheidsstoornis.
De diagnostische conclusies van de kliniek zijn gelijk aan mijn eigen diagnostische conclusies. Ik onderschrijf de conclusies van de kliniek ten volle.
Onder verwijzing naar de gestructureerde risicotaxatie, beschreven onder § 9 van voorliggend rapport, wordt het algemene risico op recidive door mij beoordeeld als matig tot hoog en wordt het risico op een seksueel-gewelddadig recidief zelfs als hoog beoordeeld. Mijn risicotaxatie en de risicotaxatie van de kliniek zijn (nagenoeg) gelijk. In het rapport Pro Justitia van de heer Van Helvoirt, GZ-psycholoog, wordt (in voorzichtige bewoordingen en voor zover mij bekend voor de eerste maal) de diagnostische overweging •pervasieve ontwikkelingsstoornis• geopperd. Indien deze diagnose voor betrokkene daadwerkelijk blijkt op te
gaan, is er mogelijk nog enig behandelperspectief en dient de huidige longstaystatus van betrokkene, naar mijn mening, te worden heroverwogen.
Naar verluidt (bron: betrokkene zelf) heeft de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) Longstay Forensische Zorg zich recent op het standpunt gesteld dat de door de heer Van Helvoirt opgeworpen diagnostische overweging nader dient te worden onderzocht en heeft men betrokkene het voorstel gedaan om zich voor een klinische observatie (opnieuw) te laten plaatsen in het Pieter Baan
Centrum te Utrecht. Ik heb zelf, bij mijn eigen onderzoek, geen overtuigende aanwijzingen gevonden voor een pervasieve ontwikkelingsstoornis en heb dit betrokkene ook kenbaar gemaakt. Anderzijds laat hij mij bij herhaling
weten dat hij van mening is dat de longstaystatus hem niet past en dat hij streeft naar beëindiging daarvan. Ik heb hem desgevraagd laten weten dat ik, in zijn geval en uitgaande van de uitdrukkelijke wens om de longstaystatus te beëindigen, het aanbod van een klinische observatie zou omarmen. Het is naar mijn idee de enige mogelijkheid voor betrokkene om, binnen zijn terbeschikkingstelling, opnieuw
in behandeling te worden genomen. Betrokkene zelf toont zich wat dit betreft ambivalent. Hij denkt nog na over het aanbod. Uitgaande van de diagnosen die door mij worden onderschreven (exhibitionisme, obsessiefcompulsieve
stoornis en narcistische persoonlijkheidsstoornis) zijn de begeleiding en het risicomanagement die betrokkene momenteel worden geboden, alleszins adequaat.
Ik adviseer het rechtscollege om de terbeschikkingstelling van betrokkene te verlengen met een termijn van twee jaren. Ook als de diagnostische overweging pervasieve ontwikkelingsstoornis wordt bevestigd en betrokkene opnieuw in behandeling wordt genomen is het aangewezen om de terbeschikkingstelling met
twee jaren te verlengen omdat een nieuwe behandelpoging zeker meer dan twee jaar zal gaan duren. Het bevel tot verpleging van betrokkene van overheidswege dient te worden gecontinueerd.