ECLI:NL:RBSHE:2012:BX9892

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/2832 en 12/2833
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • F.M. Tadic
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke sluiting van café Playerz na incident in Eindhoven

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 11 oktober 2012 uitspraak gedaan over de tijdelijke sluiting van café Playerz, gelegen aan het Stratumseind 81 in Eindhoven. De burgemeester van Eindhoven had op 12 januari 2012 besloten om het café tijdelijk te sluiten voor een periode van vier weken, na een incident dat zich had voorgedaan in de nacht van 11 september 2011. Dit besluit was gebaseerd op het advies van de commissie voor bezwaarschriften, die het incident als ernstig had gekwalificeerd. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de burgemeester ten onrechte het incident als ernstig heeft aangemerkt. Op basis van camerabeelden en verklaringen van betrokkenen is niet aannemelijk gemaakt dat de portiers van café Playerz de man die uit het café was verwijderd, hebben opgejaagd. De man is weggelopen en de portiers hebben hem slechts achtervolgd om hem te overmeesteren. Er was geen bewijs dat de man een hoofdwond had of bewusteloos was, en de voorzieningenrechter concludeerde dat het incident niet leidde tot een ernstige verstoring van de openbare orde. De voorzieningenrechter heeft het beroep van verzoeker gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het besluit van de burgemeester herroepen. Tevens is de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn begroot op € 2.185, en is bepaald dat de burgemeester het griffierecht moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 12/2832 (voorlopige voorziening) en AWB 12/2833 (beroep)
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 oktober 2012
inzake
[verzoeker], handelend onder de naam Café Playerz Dinner Dance, te [plaats],
verzoeker,
(gemachtigde: mr. L.P. Kabel),
en
de burgemeester van de gemeente Eindhoven, verweerder,
(gemachtigden: mr. F. van Laanen en mr. B. Timmermans).
<b>Procesverloop</b>
Bij besluit van 12 januari 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoeker bevolen het door hem geëxploiteerde café Playerz (hierna: café Playerz) aan het Stratumseind 81, te Eindhoven, tijdelijk te sluiten voor een periode van vier weken op vrijdag-, zaterdag- en zondagnacht van 0:00 uur tot 4:00 uur, ingaande op het moment dat een openbare bekendmaking vanwege de burgemeester wordt aangebracht op de inrichting.
Het door verzoeker tegen dit besluit gemaakte bezwaar is door verweerder bij besluit van 23 juli 2012 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Tegen laatstgenoemd besluit heeft verzoeker beroep ingesteld.
Bij brief van 6 september 2012 heeft verzoeker tevens de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De zaak is behandeld op de zitting van 2 oktober 2012, waar verzoeker is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij de bovengenoemde gemachtigden.
<b>Overwegingen </b>
1. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2. Bij brief van 28 november 2011, verzonden op 30 november 2011, heeft verweerder verzoeker meegedeeld voornemens te zijn café Playerz tijdelijk te sluiten voor de duur van zes weken. Dit voornemen is gebaseerd op de rapportage van 22 september 2011 van de chef van politie Eindhoven Stad, Politie Brabant Zuid-Oost. Volgens deze rapportage heeft zich in de nacht van zaterdag op zondag 11 september 2011 voor en nabij café Playerz een geweldsincident voorgedaan. Op 15 december 2011 is verzoeker gehoord over dit voornemen en heeft verzoeker zijn zienswijze naar voren gebracht. Bij besluit van 12 januari 2012 heeft verweerder de tijdelijke sluiting bevolen van café Playerz zoals vermeld in het procesverloop.
3. De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 15 maart 2012 het besluit van 12 januari 2012 geschorst tot zes weken na het bestreden besluit.
4. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op het advies van de commissie voor bezwaarschriften van 10 juli 2012. De commissie voor bezwaarschriften acht de volgende feiten relevant (pagina 3 van het advies van 10 juli 2012): “<i>Een persoon wordt door portiers verwijderd uit de horecagelegenheid. Buiten de gelegenheid ontstaat vervolgens een vechtpartij met een ander persoon, waarbij de verwijderde persoon een tweetal kopstoten krijgt en hierna zelf een klap uitdeelt. De portiers besluiten om de verwijderde persoon aan te houden en er ontstaat een achtervolging. Nadat de verwijderde persoon ten val kwam, kon deze worden overmeesterd en wordt hij op de grond vastgehouden. Hierna gaan de portiers weer terug naar de horecagelegenheid.</i>” Voor de commissie voor bezwaarschriften is het doorslaggevend dat de portiers de persoon eerst achtervolgen en deze vervolgens achterlaten in een gewonde toestand. De commissie is van mening dat de achtervolging in een ander perspectief is komen te staan, doordat de persoon niet meer is aangehouden.
De betrokkenheid van de portiers heeft volgens de commissie het geweld doen toenemen. Nadat al twee kopstoten en een klap werden uitgedeeld, zijn de portiers de verwijderde persoon feitelijk gaan opjagen. De commissie komt tot de conclusie dat de burgemeester bevoegd was om hoofdstuk 14 van het Horecastappenplan toe te passen.
5. Het wettelijk kader luidt als volgt.
6. Ingevolge artikel 125, derde lid, van de Gemeentewet wordt de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang uitgeoefend door de burgemeester, indien de last dient tot handhaving van de regels welke hij uitvoert.
7. Ingevolge artikel 174, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. Ingevolge artikel 174, derde lid, van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het in het eerste lid bedoelde toezicht.
8. Ingevolge artikel 2.3.1.5, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Eindhoven 2010 (hierna: APV) kan de burgemeester in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer horecabedrijven, voor zover hier van belang, tijdelijke sluiting bevelen.
9. Tevens is de notitie Horecastappenplan 2010 (hierna: Horecastappenplan) van toepassing. In hoofdstuk 14 van het Horecastappenplan staat beschreven dat, indien er sprake is van een ernstig incident en/of ernstige verstoring van de openbare orde verweerder zonder voorafgaande stappen de inrichting kan sluiten. De duur van de sluiting is gesteld op maximaal twaalf maanden. De hoeveelheid betrokken personen bij het geweld en de directe betrokkenheid van personeel zijn onder meer indicatoren op basis waarvan in ieder geval een ernstig incident wordt aangenomen.
10. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, onder meer indien tegen een besluit beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
11. In artikel 8:86, eerste lid, van de Awb is bepaald dat, indien de voorzieningenrechter in een dergelijk geval van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak kan worden gedaan in de hoofdzaak. In de uitnodiging voor de zitting zijn partijen op deze bevoegdheid van de voorzieningenrechter gewezen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de bedoelde situatie zich hier voordoet en zal derhalve onmiddellijk uitspraak doen in de aanhangige hoofdzaak.
12. De voorzieningenrechter neemt op basis van de camerabeelden en de door verweerder in de beroepsfase overgelegde verklaringen van de betrokkenen de navolgende feiten als vaststaand aan. [persoon 1] heeft aan [persoon 2] (de persoon die door de portiers uit de horecagelegenheid is verwijderd) tweemaal een kopstoot gegeven. Aannemelijk is ook dat [persoon 2] vervolgens aan [persoon 1] een klap heeft uitgedeeld. Blijkens hun verklaringen hebben de portiers [portier 1] en [portier 2] dit laatste wel kunnen zien. [portier 1] en [portier 2] zijn vervolgens naar [persoon 2] en [persoon 1] gelopen. [persoon 2] is via de Oude Stadsgracht in de richting van de Vestdijk weggerend. Tijdens het rennen is [persoon 2] gevallen. De portiers zijn achter [persoon 2] aan gerend. Vervolgens is een schermutseling tussen [persoon 2] en [portier 1] ontstaan, waarbij ook de portiers [portier 2] en [portier 3] en twee vriendinnen van [persoon 2] betrokken waren. De portiers hebben [persoon 2] naar de grond gebracht, waarbij [persoon 2] schoppende bewegingen naar de portiers heeft gemaakt. Nadat [persoon 2] op de grond lag, zijn de portiers terug naar café Playerz gelopen. Omstanders hebben [persoon 2] vervolgens overeind geholpen. Gelet op de eigen verklaring van [persoon 2] staat voorts vast dat [persoon 2] ten tijde van het incident in dronken toestand verkeerde.
13. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder het incident ten onrechte als ernstig incident als bedoeld in Hoofdstuk 14 van het Horecastappenplan heeft gekwalificeerd. Zij overweegt daartoe als volgt.
14. Op basis van de camerabeelden en de verklaringen van de betrokkenen is niet aannemelijk dat de portiers [persoon 2] hebben opgejaagd. Vast staat dat [persoon 2] is weggerend en de portiers daarop de achtervolging hebben ingezet, waarbij zij [persoon 2] om de hoek van het café hebben overmeesterd. Ook is niet aannemelijk geworden dat [persoon 2] aan het incident een hoofdwond heeft overgehouden. Zulks wordt door verweerder weliswaar gesteld – zie het advies van de commissie voor bezwaarschriften dat de motivering van de bestreden beslissing bevat – doch niet met bewijsstukken, bijvoorbeeld een foto of een medische verklaring, onderbouwd. Uit de in het dossier aanwezige informatie kan enkel worden opgemaakt dat [persoon 2] een zwelling aan zijn hoofd aan het incident heeft overgehouden, waarvan hij naar eigen zeggen geen pijn heeft ondervonden. Uit de in het dossier aanwezige informatie, alsmede de camerabeelden, kan evenmin worden opgemaakt of de zwelling aan het hoofd van [persoon 2] door de portiers is veroorzaakt. Voorts is niet aannemelijk geworden dat [persoon 2] bewusteloos was, toen hij op de grond lag en de portiers terug naar café Playerz zijn gelopen. Daarvoor zijn de camerabeelden te onduidelijk. Ook uit de verklaringen van betrokkenen, waaronder de verklaring van [persoon 2] zelf, kan niet worden opgemaakt of hij daadwerkelijk bewusteloos is geweest.
15. Verzoeker heeft gesteld dat op basis van de afspraken tussen politie, openbaar ministerie en de beveiligingsbranche ten aanzien van uitgaansgeweld in de Eindhovense binnenstad portiers bij geweld op straat de geweldpleger altijd dienen aan te houden en vast te houden. Verweerder heeft de juistheid van het aldus gestelde niet betwist. Gelet op het feit dat de portiers hebben gezien dat [persoon 2] aan [persoon 1] een klap heeft uitgedeeld, is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter – mede in het licht van voormelde afspraak – begrijpelijk dat de portiers achter [persoon 2] zijn aangerend, toen deze wegrende. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de stelling van de commissie voor bezwaarschriften, dat de betrokkenheid van de portiers het geweld heeft doen toenemen, niet door de feiten, zoals deze uit de camerabeelden en de verklaringen van betrokkenen naar voren komen, wordt ondersteund. Het betreft derhalve louter een aanname. Hetzelfde geldt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor de stelling van de commissie voor bezwaarschriften dat de achtervolging in een ander perspectief is komen te staan, doordat [persoon 2] uiteindelijk niet is aangehouden.
16. Verweerder heeft terecht gesteld dat de portiers kan worden verweten dat zij [persoon 2] niet hebben aangehouden en dat zij terug zijn gelopen naar café Playerz, terwijl [persoon 2] nog op de grond lag. Door [persoon 2] achter te laten zonder zich ervan te vergewissen hoe het met hem na de schermutseling was gesteld, hebben zij de zorg voor [persoon 2], die in dronken toestand verkeerde, en een eventuele aanhouding van [persoon 2], feitelijk aan omstanders en de politie overgelaten. Anders dan verweerder is de voorzieningenrechter echter van oordeel dat dit laakbare handelen – op zichzelf – nog niet maakt dat kan worden gesproken van een ernstig incident als bedoeld in Hoofdstuk 14 van het Horecastappenplan.
17. De voorzieningenrechter is op basis van het voorgaande van oordeel dat weliswaar sprake is geweest van een incident, maar dat het ernstige karakter daarvan of een ernstige verstoring van de openbare orde niet aannemelijk is gemaakt. De betrokkenheid van meerdere personen bij het incident, waaronder ook personeel van de horecagelegenheid, maakt niet dat het incident, zoals dat in deze zaak ter beoordeling voorligt, een ernstig karakter draagt.
18. Het voorgaande betekent dat verweerder aan verzoeker bij besluit van 12 januari 2012 ten onrechte heeft bevolen het door hem geëxploiteerde café Playerz tijdelijk te sluiten voor een periode van vier weken op vrijdag-, zaterdag- en zondagnacht van 0:00 uur tot 4:00 uur, ingaande op het moment dat een openbare bekendmaking vanwege de burgemeester wordt aangebracht op de inrichting.
19. Gelet daarop zal de voorzieningenrechter, onmiddellijk uitspraak doende in de hoofdzaak, het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Voorts ziet de voorzieningenrechter aanleiding met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, onder c, van de Awb, zelf in de zaak te voorzien en het besluit van 12 januari 2012 herroepen.
De voorzieningenrechter zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Het voorgaande brengt met zich dat verzoeker geen belang meer heeft bij de gevraagde voorziening, zodat het verzoek zal worden afgewezen.
20. De voorzieningenrechter acht termen aanwezig verweerder in de proceskosten van verzoeker te veroordelen. Deze kosten zijn, met inachtneming van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand begroot op in totaal € 2.185, bestaande uit:
- 1 punt voor het (aanvullend) bezwaarschrift;
- 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting;
- 1 punt voor het (aanvullend) verzoekschrift;
- 1 punt voor het (aanvullend) beroepschrift;
- 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
- waarde per punt € 437;
- wegingsfactor 1.
21. Voorts zal de voorzieningenrechter verweerder gelasten aan verzoeker het door hem in de voorlopige voorziening procedure en de beroepsprocedure betaalde griffierecht te vergoeden.
22. Beslist wordt als volgt.
<b>Beslissing</b>
De voorzieningenrechter,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 12 januari 2012;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker, ten bedrage van € 2.185;
- bepaalt dat verweerder aan verzoeker het door hem gestorte griffierecht ter zake het verzoek om voorlopige voorziening dient te vergoeden, ten bedrage van € 156;
- bepaalt dat verweerder aan verzoeker het door hem gestorte griffierecht ter zake het beroep dient te vergoeden, ten bedrage van € 156.
Aldus gedaan door mr. F.M. Tadic als voorzieningenrechter in tegenwoordigheid van mr. B.H.M. Moonen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2012.
de griffier is buiten staat de uitspraak te ondertekenen
<HR ALIGN="left" WIDTH="50%">
<i>Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.</i>
Afschriften verzonden: