ECLI:NL:RBSHE:2012:BY1091

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825329-12
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roofoverval op cafetaria met vuurwapen

Op 24 oktober 2012 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende roofoverval op cafetaria Conny in Eindhoven op 22 juni 2012. De verdachte, samen met een mededader, heeft een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gebruikt om de slachtoffers te bedreigen en geld te eisen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader als medeplegers kunnen worden aangemerkt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.500,-- volledig toegewezen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij onder invloed van alcohol en drugs verkeerde tijdens de overval. De rechtbank heeft ook de eerdere veroordelingen van de verdachte in aanmerking genomen, evenals zijn jeugdige leeftijd en de bereidheid om zich te laten behandelen voor zijn middelengebruik. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 10 oktober 2012, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte heeft gehoord. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten en heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, met de verplichting tot schadevergoeding en bijkomende voorwaarden voor de voorwaardelijke straf.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummers: 01/825329-12.
Datum uitspraak: 24 oktober 2012
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1993],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. Breda - HvB De Boschpoort.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 oktober 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 september 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 juni 2012 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander/anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], althans personen, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of (daarbij) heeft/hebben geroepen "Geld, geld, geld!" , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 22 juni 2012 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander/anderen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], althans personen, te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben bedreigd met een vuurwapen , althans een vuurwapen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of (daarbij) heeft/hebben geroepen: "Geld, geld, geld!", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (artikel 312/317 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsoverweging.
Door de raadsvrouwe van de verdachte is aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de diefstal met geweld in vereniging aangezien enkel de afpersing kan worden bewezen.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt het volgende.
Verdachte [verdachte] (hierna te noemen: [verdachte]) heeft op 22 juni 2012 samen met [medeverdachte] (hierna te noemen: [medeverdachte]) afgesproken om diezelfde dag een gewapende roofoverval te gaan plegen op cafetaria Conny te Eindhoven. De buit zouden ze samen delen. [verdachte] heeft op 22 juni 2012 's-middags bij zijn kennis [persoon 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp opgehaald. Op 22 juni 2012 omstreeks 23.00 uur zijn [verdachte] en [medeverdachte] samen op een scooter naar de brandgang van de Tarbotstraat te Eindhoven gereden nabij cafetaria Conny. [verdachte] nam de tas van [medeverdachte] mee om daar de buit in te doen. [medeverdachte] wachtte in de brandgang en zou ervoor zorg dragen dat [verdachte] samen met hem op de scooter kon vluchten nadat de gewapende roofoverval had plaatsgevonden. [verdachte] ging vermomd en voorzien van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp cafetaria Conny binnen alwaar hij de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bedreigde door het op een vuurwapen gelijkend voorwerp op hen te richten en hij riep daarbij om geld. De slachtoffers verzetten zich waarna een worsteling ontstond. Het lukte [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] om [verdachte] richting de uitgang van cafetaria Conny te bewegen. Hierna is [verdachte] zonder buit op de vlucht geslagen en is naar [medeverdachte] gegaan die in de brandgang van de Tarbotstraat te Eindhoven met de scooter stond te wachten.
De rechtbank overweegt als volgt. In onderhavige zaak is sprake van een roofoverval waar met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is gedreigd. De grens tussen diefstal met geweld en afpersing wordt dan onduidelijk, temeer wanneer sprake is van een poging waardoor niet kan worden vastgesteld waaruit de feitelijke handeling, 'wegnemen' of 'afgifte', zou hebben bestaan. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, ook de met name voor het oogmerk van de diefstal met geweld noodzakelijke wegneminghandeling, valt af te leiden. De rechtbank is daarbij voorts van oordeel dat bij de uitvoering van het feit sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking zodat medeplegen kan worden bewezen. De rechtbank acht alles in onderlinge samenhang bezien bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] de diefstal met geweld en/of afpersing heeft gepleegd. De rechtbank verwerpt het verweer.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1. op 22 juni 2012 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gericht en daarbij heeft geroepen "Geld, geld, geld!" , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
op 22 juni 2012 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of (een) ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] een vuurwapen aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft getoond en daarbij heeft geroepen: "Geld, geld, geld!", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek van het voorarrest en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht zoals verwoord in het reclasseringsrapport d.d. 1 oktober 2012. Toewijzing van de vordering benadeelde partij ad € 1.700,-- met toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, hoofdelijk en te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie deelt mede dat bij de hoogte van de hiervoor genoemde eis rekening is gehouden met de ad informandum op de dagvaarding genoemde feiten met uitzondering van het feit genoemd onder 4. Voor deze feiten (met uitzondering van het feit genoemd onder 4.) is of zal tegen verdachte geen afzonderlijke strafvervolging worden ingesteld.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het nadeel van verdachte in het bijzonder rekening houden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Verdachte heeft bij het plegen van de roofoverval, gehandeld uit puur winstbejag en schuwde er niet voor terug om geweld tegen zijn medemensen te gebruiken. Door verdachtes handelen was sprake van een ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Een beroving met dreiging van een vuurwapen veroorzaakt bovendien grote onrust in een gemeenschap en leidt tot algemene gevoelens van onveiligheid.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat verdachte onder invloed van alcohol en verdovende middelen verkeerde tijdens het plegen van de roofoverval. Verdachte kende de negatieve werking op zijn gedrag en toch heeft hij gebruikt. Bovendien heeft verdachte de roofoverval gepleegd tijdens de proeftijden van eerdere veroordelingen.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte terzake strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde strafbare feiten niet eerder tot straf werd veroordeeld, de jeugdige leeftijd van verdachte, dat verdachte gemotiveerd lijkt te zijn om aan zijn gebruik van (hard)drugs een einde te maken, alsmede dat verdachte zich bereid heeft getoond zich in verband met zijn psychische problemen zoals die uit een omtrent hem uitgebracht rapport naar voren zijn gekomen ambulant te laten behandelen. In deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om een lichtere straf op te leggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank is van oordeel dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Verdachte heeft ter terechtzitting toegegeven dat hij zich, met uitzondering van het feit vernoemd onder 4, schuldig heeft gemaakt aan de strafbare feiten die "ad informandum" zijn vermeld op de inleidende dagvaarding, voor welke feiten verdachte niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd. De rechtbank zal deze feiten betrekken in haar eindoordeel.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding € 1.500,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank wijst de vordering voor het overige af.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45, 47, 57, 312, 317.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Poging tot diefstal voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en/of
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich, zodra hij uit hechtenis komt, meldt bij Novadic-Kentron reclassering te Eindhoven en
- dat veroordeelde gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een Cognitieve vaardigheidstraining (CoVa), leefstijltraining en arbeidsvaardigheden training (ARVA) waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventies aan veroordeelde zullen worden gegeven en
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Novadic-Kentron of een soortgelijke ambulante forensische zorg op de tijden en plaatsen als door of namens Novadic-Kentron of die soortgelijke zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn middelengebruik.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1500,00 subsidiair 25 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 1.500,-- (zegge: eenduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 1.500,-- (zegge: eenduizend vijfhonderd euro). Bestaande uit immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst de vordering voor het overige af.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de navolgende ad informandum gevoegde feiten:
820995-12: diefstal in/uit in vereniging door middel van braak, verbreking, inklimming gepleegd in de periode van 25 december 2011 tot en met 26 december 2011, Uniastate 47, Eindhoven;
820995-12: diefstal in/uit in vereniging door middel van braak, verbreking, inklimming gepleegd op 26 december 2011, Uniastate 49, Eindhoven;
820995-12: diefstal in/uit in vereniging door middel van braak, verbreking, inklimming gepleegd op 26 december 2011, Veldhoven;
820995-12: voorhanden hebben van stroomstootwapen gepleegd op 17 januari 2012, Koning Arthurlaan, Eindhoven;
820817-12: opzetheling gepleegd op 21 maart 2012, Koning Arthurlaan, Eindhoven.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. H.H.E. Boomgaart en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 24 oktober 2012.
Mr. W.T.A.M. Verheggen is buiten staat dit vonnis (mede) te ondertekenen.