ECLI:NL:RBSHE:2012:BY1181

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
817431
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige publicatie van camerabeelden door Omroep Brabant en schadevergoeding aan eiser

In deze zaak heeft eiser, die stelt te zijn herkend op camerabeelden die door Omroep Brabant zijn gepubliceerd, een schadevergoeding geëist van € 20.000,- wegens immateriële schade. De beelden, die zijn gemaakt door [X] bij haar woning, toonden een man die zich verdacht gedroeg in de buurt van een auto die later in brand werd gestoken. Eiser stelt dat de publicatie van deze beelden zijn eer en goede naam heeft aangetast. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 19 juli 2012 eiser in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat hij op de beelden te zien is. In het eindvonnis van 11 oktober 2012 oordeelt de rechtbank dat het voldoende aannemelijk is dat eiser op de beelden staat, maar dat [X] niet onrechtmatig heeft gehandeld door de beelden ter beschikking te stellen aan Omroep Brabant. De rechtbank oordeelt dat de publicatie door Omroep Brabant onrechtmatig is, omdat deze de eer en goede naam van eiser heeft aangetast. Eiser heeft recht op een schadevergoeding van € 1.000,-, omdat de publicatie een vergaande inbreuk op zijn functioneren heeft veroorzaakt. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen eiser en [X], maar veroordeelt Omroep Brabant in de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 817431/219
Rolnummer : 12-2699
Uitspraak : 11 oktober 2012
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procederend met rechtsbijstand ingevolge toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand d.d. [datum en nr.],
gemachtigde: mr. J.W. Weehuizen,
t e g e n :
1. Stichting Regionale Omroep Brabant,
gevestigd te Son en Breugel,
gedaagde sub 1,
gemachtigde : mr. D. Griffiths,
2. [X],
wonende te [woonplaats],
gedaagde sub 2,
gemachtigde: mr. T.B.M. Kersten;
als vervolg van het tussen partijen gewezen vonnis van 19 juli 2012.
1. Het vervolg van de procedure
Bij voormeld vonnis is de zaak verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van [eiser]. [eiser] heeft een akte met producties genomen. Daarop hebben beide gedaagden een antwoordakte genomen. Ten slotte is andermaal vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. [eiser] is bij genoemd vonnis in de gelegenheid gesteld te bewijzen althans aannemelijk te maken dat hij op de betreffende beelden is te zien. Hij heeft een akte genomen waarbij hij foto’s van zichzelf en enkele andere producties in het geding heeft gebracht.
Omroep Brabant heeft aangevoerd dat het niet uitgesloten is dat de man op de camerabeelden [eiser] is, maar evident vindt zij dat niet.
[X] bestrijdt dat het evident is dat [eiser] de man op de camerabeelden is. De man op de beelden is volgens haar zeer slecht zichtbaar.
2.2. Aan gedaagden dient te worden toegegeven dat het bepaald niet evident is dat [eiser] de man is die op de overgelegde camerabeelden is te zien. Als de persoon die op de beelden zichtbaar is van zijn auto in de richting van de woning loopt is zijn gezicht klein en niet duidelijk in beeld. Op één van de andere camerabeelden draait de betreffende persoon zijn gezicht naar de camera, maar is zijn gezicht niet zichtbaar vanwege totale overbelichting. Als hij terugloopt naar de auto is hij op zijn rug gefilmd. Hij draait dan een keer zijn hoofd om en dan is zijn gezicht klein en ook niet erg duidelijk zichtbaar. De kantonrechter is evenwel van oordeel dat wel voldoende aannemelijk is, gelet op de overgelegde foto’s, dat [eiser] de persoon op de camerabeelden is.
2.3. In aanvulling op hetgeen onder 2.1. van het tussenvonnis is overwogen, staat het volgende vast.
[X] heeft de camerabeelden aan Omroep Brabant ter beschikking gesteld en deze heeft de beelden van 29 november 2001 tot 8 december 2011 op een door haar gecontroleerde website gezet, welke site voor het algemeen publiek toegankelijk is.
De begeleidende tekst bij de beelden op de website luidt als volgt:
“Is dit de Bossche pyromaan?”
Den Bosch – De Bossche [X] was het zat. Na een eerdere inbraak en verschillende autobranden in de buurt hing ze een camera voor de deur op. Afgelopen weekend was het weer raak, het busje van de familie brandde uit. De mogelijke dader staat op beeld.
“Zaterdagnacht brandde aan Het Wielsem een bedrijfsbusje van de familie [X] uit. Het voertuig is totaal verwoest. [X] heeft genoeg van de criminaliteit in haar buurt en aan haar adres. “Gelukkig staat er iemand op de beelden. De politie is wezen kijken en ook zij vinden dat de man verdacht gedrag vertoont.”
Gerichte actie
[X] denkt dat de man op de beelden gericht op zoek was naar het busje van de familie. “Hij kwam zaterdag rond 18.00 uur aanrijden bij ons huis. Hij stapte uit, liep naar de voordeur en het lijkt alsof hij op ons naambordje kijkt. Dat terwijl hij hier niets te zoeken heeft.”
Explosie
Later die avond, om tien voor vijf ’s nachts, vliegt het busje in brand. [X]: “Het busje explodeerde en brandde volledig uit. Ik hoop dat iemand de man herkent. Dit is levensgevaarlijk, we zitten hier met een baby van zes maanden, voor hetzelfde geld had de carport vlam gevat.”
2.4. [X] heeft naar het oordeel van de kantonrechter niet onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld. Zij heeft noch de beelden noch de begeleidende tekst op de website geplaatst. Het enkele ter beschikking stellen van de beelden aan Omroep Brabant, ook al is dat gepaard gegaan met de mededeling dat zij dacht dat de man op de beelden de brand in de auto had aangestoken en met de uitlatingen als weergegeven in de begeleidende tekst, is niet onrechtmatig jegens [eiser]. De vordering jegens haar zal derhalve worden afgewezen.
2.5. Ten aanzien van de vordering jegens Omroep Brabant wordt het volgende overwogen.
Bij de beoordeling dient voorop te staan dat het gevorderde een beperking vormt van het recht op uitingsvrijheid als bedoeld in artikel 10 lid 1 EVRM. Dit recht kan volgens het tweede lid van dat artikel slechts worden beperkt indien deze beperking bij de wet is voorzien en deze in een democratische samenleving noodzakelijk is, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam of de rechten van anderen. Van een beperking die bij de wet is voorzien, is sprake als de onderhavige publicatie onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW. Volgens vaste jurisprudentie staan bij de vraag of een publicatie in strijd is met de in het maatschappelijk verkeer betamende zorgvuldigheid in beginsel twee, ieder voor zich hoogwaardige maatschappelijke belangen tegenover elkaar: aan de ene kant het belang dat individuele burgers niet door publicaties in de pers worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen; aan de andere kant het belang dat niet, door gebrek aan bekendheid bij het grote publiek, misstanden die de samenleving raken kunnen blijven voortbestaan. Welke van deze belangen de doorslag behoort te geven, hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden. De volgende omstandigheden zijn in het onderhavige geval onder meer relevant:
- de aard van de publicatie en de inkleding van de gedane uitlatingen;
- de mate waarin de verdachtmakingen ten tijde van de uitlatingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal;
- de ernst van de misstand die de publicatie aan de kaak beoogde te stellen;
- de ernst van de voor [eiser] te verwachten gevolgen van de publicatie.
2.6. Aannemelijk is dat er ten tijde van de publicatie enige maatschappelijke onrust bestond omtrent de vele eerdere brandstichtingen in auto’s in de regio van ’s-Hertogenbosch en Vught, mede omdat werd aangenomen dat deze het werk waren van één persoon, “de Bossche pyromaan”. De misstand waar de publicatie de aandacht op vestigde kan daarom ernstig worden genoemd.
2.7. Wat betreft de aard van de publicatie en de inkleding van de gedane uitlatingen moet worden vastgesteld dat het gaat om door Omroep Brabant in de regio verspreide verdachtmakingen die nauwelijks een beschuldiging verhullen. Dat blijkt uit de hiervoor weergegeven teksten bij de camerabeelden. De teksten “Is dit de Bossche pyromaan?” en “De mogelijke dader staat op beeld.” laten weliswaar ruimte voor twijfel, doch voor de gemiddelde bezoeker van de website zal die twijfel minimaal zijn geweest. In de betreffende uitlatingen ligt de suggestie besloten dat de persoon die op de beelden is te zien “de Bossche pyromaan” is. Omroep Brabant heeft zich echter, gelet op het beschikbare feitenmateriaal, veel terughoudender behoren op te stellen. De beelden als zodanig wijzen er immers in het geheel niet op dat de betreffende persoon iets met de brandstichting(en) te maken heeft. En daarnaast was er niets dat hem met de brandstichtingen in verband zou kunnen brengen.
2.8. Omdat het verdachtmakingen c.q. beschuldigingen van (meerdere) brandstichting(en) betreft, heeft Omroep Brabant ermee rekening behoren te houden dat de gevolgen van de publicatie voor [eiser], als hij op grote schaal zou worden herkend, ernstig zouden kunnen zijn. En omdat het gezicht van [eiser] op de gepubliceerde camerabeelden zichtbaar is, heeft Omroep Brabant ermee rekening behoren te houden dat hij zou worden herkend.
2.9. Alles afwegende is de kantonrechter van oordeel dat het belang van [eiser] dat hij niet door een publicatie wordt blootgesteld aan een lichtvaardige verdachtmaking in dit geval zwaarder behoort te wegen en derhalve dat de publicatie van de camerabeelden met de bijbehorende teksten onrechtmatig jegens hem is. Omroep Brabant zal de schade die [eiser] als gevolg daarvan heeft geleden dienen te vergoeden.
2.10. [eiser] heeft vergoeding van immateriële schade, door hem begroot op € 20.000,-, gevorderd op de grond dat hij door de publicatie in zijn eer en/of goede naam is geschaad dan wel op andere wijze in zijn persoon is aangetast. [eiser] is door talloze personen herkend en door velen daarop aangesproken, en de publicatie heeft een vergaande inbreuk op zijn functioneren met zich gebracht, zo stelt [eiser].
Omroep Brabant heeft deze stellingen bestreden en bestreden dat [eiser] schade als gevolg van de publicatie heeft geleden.
Zoals hiervoor overwogen is het bepaald niet evident dat [eiser] de man is die op de overgelegde camerabeelden is te zien. Slechts heel kort is van enige afstand zijn gezicht te zien, maar slechts vaag. Niet aannemelijk is dat hij door het grote publiek is herkend als de persoon op de camerabeelden. En ook al heeft [eiser] twee cafés in ’s-Hertogenbosch geëxploiteerd, vanwege de onduidelijke beelden is het eveneens onaannemelijk dat hij “door talloze personen is herkend”. Omdat de beelden zo onduidelijk zijn kan het niet anders dan dat hij slechts door goede bekenden van hem is herkend als degene die mogelijk op de beelden te zien is. Juist zou kunnen zijn dat de zeven personen van wie [eiser] een verklaring in het geding heeft gebracht hem in de beelden hebben herkend en dat in zijn sociale kring een ieder met de publicatie/verdachtmaking bekend is geworden. Onvoldoende is echter onderbouwd dat er als gevolg van de publicatie een sfeer van wantrouwen en onbegrip en een enorme belasting voor hem en zijn gezin is ontstaan en dat de publicatie een vergaande inbreuk op zijn functioneren heeft teweeg gebracht. Uit de overgelegde verklaringen blijkt dat deze personen de verdachtmakingen niet hebben geloofd dan wel kregen te horen dat er niets van waar was. Voor hen was de kous daarmee kennelijk (snel) af. Dat neemt niet weg dat aannemelijk is dat [eiser] en zijn gezinsleden veel zullen hebben moeten uitleggen aan anderen.
2.11. Gelet op het hiervoor overwogene is voldoende aannemelijk dat [eiser] als gevolg van de publicatie immateriële schade heeft geleden, in die zin dat hij door de publicatie van de beelden en de daarbij geplaatste teksten in zijn eer of goede naam is aangetast. Op grond van artikel 6:106 BW heeft hij daarom recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding.
2.12. Bij het bepalen van de naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding zijn alle hiervoor vermelde omstandigheden, in onderling verband en samenhang, relevant. Onvoldoende onderbouwd is dat de schadevergoeding op een bedrag van € 20.000,- zou moeten worden vastgesteld. In aanmerking genomen de schadevergoedingen die in andere gevallen van een onrechtmatige publicatie zijn toegekend, zal de schadevergoeding in het onderhavige geval naar billijkheid worden vastgesteld op een bedrag van € 1.000,-. Dat bedrag is toewijsbaar. De wettelijke rente is toewijsbaar als gevorderd.
2.13. Omroep Brabant zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure voor zover deze haar betreft. Er is reden om de kosten van de procedure voor zover deze [X] betreft te compenseren als na te melden.
3. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt Omroep Brabant om aan [eiser] een schadevergoeding te betalen ten bedrage van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 december 2011 tot de dag der voldoening;
veroordeelt Omroep Brabant in de kosten van de procedure voor zover deze haar betreft, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 413,64, waarvan te voldoen aan:
a. de griffier, door overschrijving op rekeningnummer 56.99.90.572 t.n.v. Arrondissement ’s Hertogenbosch onder vermelding van het zaaknummer en rolnummer van deze zaak:
- € 90,64 wegens explootkosten;
b. [eiser],
- € 73,- wegens door hem betaald griffierecht;
- € 250,- wegens salaris gemachtigde (niet met btw belast);
compenseert de kosten van de procedure voor zover deze [X] betreft, in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen;
verklaart dit vonnis waar het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. J.H. Wiggers, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2012.
Zaaknummer: 817431 blad 5
eindvonnis
een vervolg op:
RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 817431/219
Rolnummer : 12-2699
Uitspraak : 19 juli 2012
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procederend met rechtsbijstand ingevolge toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand d.d. [datum en nr.],
gemachtigde: mr. J.W. Weehuizen,
t e g e n :
1. Stichting Regionale Omroep Brabant,
gevestigd te Son en Breugel,
gedaagde sub 1,
gemachtigde : mr. D. Griffiths,
2. [X],
wonende te [woonplaats],
gedaagde sub 2,
gemachtigde: mr. T.B.M. Kersten.
Partijen zullen verder worden aangeduid als ‘[eiser]’ respectievelijk ‘Regionale Omroep Brabant’ en ‘[X]’.
1. De procedure
[eiser] heeft bij dagvaarding gesteld en gevorderd als na te melden. Gedaagden zijn in rechte verschenen. Beide gedaagden hebben een conclusie van antwoord genomen. [X] heeft daarbij een CD met beeldopnames ter griffie gedeponeerd. Vervolgens werden de conclusie van repliek en de conclusies van dupliek gewisseld. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. Het geschil gaat om het volgende.
In de nacht van zaterdag 26 november op zondag 27 november 2011 is bij de woning van [X] een aan haar echtgenoot in eigendom toebehorende auto uitgebrand en als gevolg daarvan totaal verwoest. Met een door [X] bij haar woning geïnstalleerde veiligheidscamera zijn opnames gemaakt, circa 11 uren vóór de brand, waarop te zien is dat een man zijn auto parkeert voor het huis van [X], waar hun auto op de oprit staat, uitstapt en aan de ene zijde van de auto de oprit (van [X] dan wel van de buren) oploopt en na enkele seconden aan de andere zijde van de auto, over het terrein van [X], terugloop naar zijn auto, waarbij hij een keer achterom kijkt.
[X] heeft deze beelden aan Regionale Omroep Brabant ter beschikking gesteld en deze heeft de beelden enkele dagen op een door haar gecontroleerde website gezet, welke site voor het algemeen publiek toegankelijk is. Bij de beelden is een tekst gepubliceerd met de titel “Is dit de Bossche pyromaan?”
2.2. [eiser] vordert hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan hem te betalen de somma van € 20.000,-, te vermeerderen met rente en kosten als vermeld in de dagvaarding.
[eiser] legt daaraan het volgende ten grondslag.
Hij is de persoon die op de betreffende beelden is te zien. Hij is door talloze personen herkend en daarop aangesproken. De publicatie heeft een vergaande inbreuk op zijn functioneren met zich gebracht. Het handelen van gedaagden is onrechtmatig jegens hem. [X] heeft een publicatie van een filmopname door Regionale Omroep Brabant bewerkstelligd met als strekking dat de daarop waarneembare persoon de waarschijnlijke dader is van brandstichting. Regionale Omroep Brabant heeft aan die publicatie haar medewerking gegeven. Door de publicatie is [eiser] in zijn eer en/of goede naam geschaad dan wel op andere wijze in zijn persoon aangetast. Hij heeft recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding van € 20.000,- wegens immateriële schade.
2.2. [X] heeft, kort weergegeven, het volgende verweer gevoerd.
Bij [X] is het terechte vermoeden ontstaan dat het opzichtig gedrag van de op de beelden zichtbare persoon en de brandstichting later die nacht mogelijk iets met elkaar te maken konden hebben. Om die reden heeft zij zich met de beelden tot de politie gewend. Deze was het met haar eens dat de man zich verdacht gedroeg. Het onderzoek van de politie leverde geen resultaat op. [X] heeft tevens contact opgenomen met Regionale Omroep Brabant. Deze was bereid de beelden op haar website te plaatsen om te traceren wie deze persoon is dan wel deze persoon te vragen of hij iets had gezien van opvallend gedrag van derden. [X] heeft [eiser] nooit persoonlijk beschuldigd. Zij draagt geen verantwoordelijkheid voor de publicatie. Het handelen van [X] is niet onrechtmatig. Nadat bleek dat [eiser] geen betrokkenheid had bij de brandstichting heeft zij Regionale Omroep Brabant verzocht de beelden van de site te verwijderen.
Omdat de bedrijfsauto van haar echtgenoot al eerder in brand was gestoken en [eiser] zich zonder toestemming van [X] op haar privéterrein had begeven en uit de beelden blijkt dat [eiser] opvallend gedrag vertoont, rechtvaardigen de omstandigheden dat zij via de media op zoek is gegaan naar de persoon op de camerabeelden.
Voorts betwist [X] dat [eiser] schade heeft geleden en betwist zij de hoogte van de schade.
2.3. Regionale Omroep Brabant heeft, kort weergegeven, het volgende verweer gevoerd.
Zij betwist bij gebrek aan wetenschap dat [eiser] te zien is op de camerabeelden.
Sinds oktober 2010 zijn Den Bosch en Vught tientallen malen opgeschrikt door brandstichtingen in auto’s. Op 27 november 2011 meldde [X] zich bij Regionale Omroep Brabant met de mededeling dat de nacht ervoor opnieuw in een haar toebehorend busje brand was gesticht. Zij deelde tevens mee dat zij dacht dat de man op de beelden de brand in haar busje had aangestoken. Mede met het oog op de maatschappelijke onrust die de Bossche pyromaan had veroorzaakt heeft Regionale Omroep Brabant besloten de beelden op haar website te publiceren. In de begeleidende tekst heeft zij echter bewust gesproken over “de mogelijke dader”. Verder heeft zij zich beperkt tot een weergave van de woorden van [X]. Regionale Omroep Brabant heeft niets anders gedaan dan, conform haar journalistieke taak, verslag te doen van de mededelingen die haar door een slachtoffer van brandstichting waren gedaan onder vertoning van de door dat slachtoffer aangeleverde beelden. Voorts is van belang dat de man op de beelden niet of nauwelijks herkenbaar is.
Regionale Omroep Brabant is van mening dat zij niet onrechtmatig heeft gehandeld.
Wat de gestelde schade betreft: Regionale Omroep Brabant acht het zeer onaannemelijk dat [eiser] door talloze personen is herkend en dat hij daarop door velen is aangesproken. Op 8 december 2011 zijn de beelden van de website verwijderd. Overigens zou toewijzing van een schadevergoeding in strijd komen met artikel 10 EVRM.
3. De beoordeling
Regionale Omroep Brabant en, in navolging, [X] hebben, bij gebrek aan wetenschap, weersproken dat op de betreffende camerabeelden [eiser] te zien is. Nergens uit blijkt dat [eiser] te zien is op de camerabeelden. Hij dient daarom te bewijzen althans aannemelijk te maken dat hij op de beelden is te zien. Dan kan hij (onder meer) doen door een of meer foto’s van zichzelf in het geding te brengen.
De zaak zal daartoe worden verwezen naar de rol.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
4. De beslissing
De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rol van donderdag 16 augustus 2012 voor een akte aan de zijde van [eiser] als hiervoor bedoeld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. J.H. Wiggers, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2012.
Zaaknummer: 817431 blad 3
tussenvonnis