ECLI:NL:RBSHE:2012:BY2209

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
219699 - HA ZA 10-2369
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de behandelend advocaat bij proceshandelingen en gevolgen van akte eiswijziging

In deze zaak, die voor de Rechtbank 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een incident waarbij de bevoegdheid van de behandelend advocaat ter discussie stond. De eiser in het incident, de man, betwistte de geldigheid van een akte van eiswijziging die door de behandelend advocaat van de vrouw was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de behandelend advocaat, mr. P.N.M. de Gier, onbevoegd was om deze akte in te dienen, omdat hij niet als procesadvocaat voor de vrouw was aangesteld. De akte was niet ondertekend door de procesadvocaat, mr. Ph.C.M. van der Ven, en voldeed daardoor niet aan de vereisten van de wet. De rechtbank concludeerde dat de akte nietig was, maar dat er geen sluitende regeling was voor de gevolgen van deze nietigheid. De rechtbank wees de vordering van de man tot nietigheidssanctie af, omdat de wet geen expliciete bepalingen bevatte die dit ondersteunden. De rechtbank oordeelde dat herstel van de gebreken in de akte mogelijk was, maar in dit geval niet nodig, gezien de ingediende incidentele conclusie van antwoord door de procesadvocaat. De rechtbank verklaarde de man niet ontvankelijk in zijn incidentele vorderingen en bepaalde dat de zaak weer op de rol zou komen voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 219699 / HA ZA 10-2369
Vonnis in incident van 31 oktober 2012
in de zaak van
[eiser]S,
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie in de hoofdzaak,
verweerder in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. J.A.A. van der Weijst te Gemonde, gemeente Sint-Michielsgestel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. Ph.C.M. van der Ven te 's Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 augustus 2010
- de akte overlegging producties
- het verzetschrift ex artikel 25 WTBZ
- de incidentele conclusie van de vrouw tot overlegging van bescheiden
- de incidentele conclusie van antwoord
- het incidenteel vonnis van 21 september 2011
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- het tussenvonnis van 2 november 2011
- het proces-verbaal van de op 17 februari 2012 gehouden comparitie van partijen
- de ter comparitiezitting door de man genomen:
- conclusie van antwoord in reconventie
- akte overlegging producties
- akte eiswijziging
- de akte na comparitie van de man
- de akte houdende uitlating tevens overlegging producties van de vrouw
- het proces-verbaal van voortzetting op 24 mei 2012 van de comparitie van partijen
- de op de voortgezette comparitiezitting overgelegde/genomen
- nadere akte na comparitie van de man
- faxbericht van de man
- pleitaantekeningen aan de zijde van de man
- het faxbericht (met het opschrift akte houdende wijziging eis in reconventie)
- de akte na comparitie houdende overlegging producties van de man
- de antwoordakte van de vrouw
- de incidentele conclusie van de man
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. Uit het proces-verbaal van voortzetting op 24 mei 2012 van de comparitie van partijen blijkt dat de onderhavige zaak op de rol van 27 juni 2012 werd geplaatst voor het nemen van een akte wijziging eis door de vrouw.
2.2. Op 26 juni 2012 heeft mr. P.N.M. de Gier als behandelend advocaat van de vrouw een faxbericht (met het opschrift “akte houdende wijziging eis in reconventie”) aan de griffie van deze rechtbank gezonden, bestemd voor de rol van 27 juni 2012. De akte is door mr. de Gier ondertekend. De ondertekening door mr. Ph.C.M. van der Ven ontbreekt en ook ontbreekt het ingevolge het Landelijk Procesreglement (LP) vereiste B-formulier.
2.3. Ondanks de voorgaande gebreken is op het audiëntieblad van de rol van 27 juni 2012 vastgelegd dat de vrouw een akte wijziging eis heeft genomen. Met zijn incidentele vordering van 22 augustus 2012 beoogt de man dat de rechtbank de hiervoor onder 2.2. beschreven indiening van de akte eiswijziging als een nietige proceshandeling kwalificeert.
2.4. Bij dezelfde incidentele conclusie – overigens zonder in de kop daarvan melding te maken - maakt de man bezwaren tegen de inhoud van de door de vrouw op 19 oktober 2011 genomen conclusie van eis in reconventie en vordert hij dat de rechtbank aan die bezwaren de gevolgen verbindt zoals onder b t/m e in het incidenteel petitum beschreven.
2.5. De vrouw voert gemotiveerd verweer tegen de incidentele vorderingen en concludeert tot afwijzing met veroordeling van de man in de werkelijke proceskosten.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.6. De rechtbank zal allereerst ingaan op de vorderingen betreffende de conclusie van eis in reconventie. Hetgeen de man in deze incidentele procedure daarover aanvoert heeft het karakter van een (verkapte) nadere conclusie van antwoord in reconventie. Hiervoor heeft de man geen toestemming. Voor zover niet reeds daarom de bezwaren terzijde moeten worden geschoven, overweegt de rechtbank het volgende. Het door de man aangevoerde is deels herhaling, deels aanvulling van hetgeen hij bij conclusie van antwoord in reconventie reeds heeft betoogd. De thans opgeworpen bezwaren tegen de conclusie van eis in reconventie zijn deels van formele, deels van inhoudelijke aard. Zij zien echter in het geheel niet op een zuivere procedurele exceptie. Evenmin is sprake van een of meerdere kwesties aangaande de eis in reconventie die niet in de beoordeling ten principale thuishoren, althans nopen tot schorsing van de hoofdzaak teneinde op die punten eerst te beslissen. Om de voorgaande redenen zal de rechtbank de man niet ontvankelijk verklaren in zijn incidentele vorderingen ter zake van de conclusie van eis in reconventie (onderdelen b, c, d en e van de incidentele vordering). Het verweer van de vrouw op dit punt behoeft derhalve geen bespreking.
2.7. Met betrekking tot het door de man gesignaleerde gebrek in de akte houdende eiswijziging in reconventie overweegt de rechtbank dat sedert de afschaffing van het procuraat in burgerlijke zaken een advocaat zelf bij iedere rechtbank en bij elk gerechtshof alle proceshandelingen kan verrichten. Mr. de Gier is advocaat. Echter, hij kan die bevoegdheid om voor een partij in een bepaalde zaak proceshandelingen te verrichten alleen effectueren door zich in die specifieke zaak voor een partij te stellen. In de onderhavige zaak heeft niet mr. de Gier maar mr. van der Ven zich als advocaat voor de vrouw gesteld.
2.8. In die advocaatstelling is in de loop van de procedure geen wijziging gekomen. Dat mr. van der Ven per brief aan de rechtbank mr. de Gier heeft geïntroduceerd als behandelend advocaat om ter comparitie van partijen het woord te voeren en (aldaar) proceshandelingen te verrichten, geeft al aan dat beide voornoemde advocaten onderscheid maken tussen wat in de rechtspraktijk wordt genoemd de “procesadvocaat” en de “behandelend advocaat”. Dit onderscheid is terecht en het op dit punt gevoerde verweer van de vrouw (incidentele conclusie van antwoord, punt 7 t/m 10) slaagt dientengevolge niet.
2.9. Eerste conclusie is dat de procesrechtelijke bevoegdheid van mr. de Gier was beperkt tot de door mr. van de Ven in zijn brief geduide rol ter comparitie van partijen en dat het op de rol nemen van een akte of conclusie aan de zijde van de vrouw is voorbehouden aan mr. van de Ven. Dat de rechtbank ter comparitie heeft bepaald dat de (hoofd)zaak weer op de reguliere rol zal komen voor het nemen van een akte door de vrouw, transformeert de ter comparitie aanwezige en bevoegde behandelend advocaat nog niet tot de in de hoofdzaak gestelde (proces)advocaat voor het verloop van de verdere procedure.
2.10. Uit het voorgaande volgt dat de akte van 27 juni 2012 niet voldoet aan het vereiste van art. 83 lid 2 Rv door het ontbreken van de ondertekening door mr. van de Ven. Uit het voorgaande volgt ook dat de rechtbank op de rol van 27 juni 2012 een proceshandeling (het nemen van de akte eiswijziging in reconventie) heeft geaccepteerd die werd verricht door de terzake niet bevoegde mr. de Gier.
2.11. Op de vraag welk gevolg voornoemde gebreken in die akte moet hebben biedt de wet noch het Landelijk Procesreglement een uitdrukkelijk antwoord. Voor de gevorderde nietigheidssanctie geeft het door de man aangehaalde art. 79, noch 226, noch 120 Rv, noch andere wettelijke bepalingen, noch het Landelijk Procesreglement een sluitende regeling. Alleen al omdat nietigheid alleen kan volgen in gevallen waarin de wet uitdrukkelijk voorziet, moet dit onderdeel van de vordering worden afgewezen.
2.12. De rechtbank oordeelt een aantal omstandigheden van belang bij beantwoording van de vraag welke gevolgen dan wél moeten worden verbonden aan de voormelde gebreken. Daarbij staat voorop dat het ontbreken van de handtekening van mr. van de Ven naar zijn aard voor eenvoudig herstel vatbaar is, evenals het ontbreken van het door het LP voorgeschreven B-formulier. Een met het oog op herstel voor de hand liggende procesgang zou een eenvoudige rolverwijzing kunnen waarbij de procesadvocaat in de gelegenheid wordt gesteld de gebreken te herstellen (pas in het geval de procesadvocaat daartoe niet zou overgaan, kan de rechtbank de akte bij de beoordeling uitsluiten).
2.13. In het onderhavige geval oordeelt de rechtbank die rolverwijzing echter niet noodzakelijk. Reden daarvoor is allereerst dat de gebreken in voldoende mate zijn geheeld door het incidenteel verweer waarmee de procesadvocaat van de vrouw in voldoende mate heeft laten blijken dat de akte eiswijziging van 27 juni 2012 door hem wordt gedragen.
Een tweede belang oordeelt de rechtbank in de voortgang van de hoofdzaak die niet zonder zwaarwichtige redenen meer moet worden vertraagd dan nodig is. Tegen de achtergrond van het incidenteel verweer ziet de rechtbank in het door de man aangevoerde noch ambtshalve een bijzonder belang dat aanleiding geeft om de hoofdzaak niettemin naar de rol te verwijzen voor een formeel herstel verzuim akte eiswijziging in reconventie.
2.14. Om de voorgaande redenen zal de rechtbank de man niet ontvankelijk verklaren in zijn incidentele vordering ter zake van de akte eiswijzing in reconventie (onderdeel a van de incidentele vordering). Het overige verweer van de vrouw op dit punt behoeft derhalve geen bespreking.
2.15. Hoewel de man in deze incidentele procedure in het ongelijk wordt gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het op de weg van (de procesadvocaat van) de vrouw had gelegen om tijdig het gebrek in de akte eiswijziging in reconventie bij nadere akte te herstellen.
3. De voortzetting van de hoofdzaak
3.1. De in het incident door de man aangevallen procesrechtelijke verrichting betreft een akte eiswijziging in reconventie. Daarop zijn de regels van art. 130 Rv van toepassing en vooralsnog is gesteld noch gebleken dat die specifieke regels zijn geschonden.
3.2. Met de wijziging beoogt de vrouw intrekking van vier onderdelen, handhaving van drie onderdelen en nadere concretisering van één onderdeel van haar eis in reconventie. De door de man aangevoerde bezwaren tegen de eis in reconventie onderdeel “tweede V” als gewijzigd komen in de hoofdzaak ter beoordeling.
3.3. Nu de man geen bezwaren als bedoeld in artikel 130 Rv heeft aangevoerd en nu de rechtbank evenmin ambtshalve oordeelt dat de eiswijziging ontoelaatbaar is, moet de procedure worden voortgezet teneinde op de vorderingen van de vrouw te beslissen.
3.4. De rechtbank zal de man in de gelegenheid stellen om zijn inhoudelijke betwisting van het gewijzigde onderdeel van de eis in reconventie naar voren te brengen in een nadere akte, waarna het debat wordt gesloten.
3.5. De rechtbank maakt de man er nadrukkelijk op attent dat hem alleen met betrekking tot de wijziging van onderdeel “tweede V” van de eis in reconventie een nadere akte wordt toegestaan. Een akte met een ruimere dan toegestane inhoud zal de rechtbank weigeren.
4. De beslissing
De rechtbank
in het incident
4.1. verklaart de man niet ontvankelijk in zijn vorderingen,
4.2. compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak in conventie en in reconventie
4.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 14 november 2012 voor akte na eiswijziging in reconventie,
4.4. bepaalt dat de zaak vervolgens op de rol zal komen voor uitlating ex. art. 2.11 procesreglement,
4.5. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2012.