ECLI:NL:RBSHE:2012:BY2212

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
249338 / EX RK 12-123
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • J.F.M. Strijbos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking van een verzoek tot juridische splitsing

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 2 november 2012 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende een proceskostenveroordeling. De verzoekster, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, had een verzoek ingediend tegen de verweerster, JRP Beheer B.V., die een voorstel tot juridische splitsing had gedaan. Op 29 mei 2012 werd dit voorstel gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel, maar op 16 juli 2012 trok JRP Beheer het voorstel in. De verzoekster, die op de hoogte was van deze intrekking, handhaafde haar verzoek om een proceskostenveroordeling, ondanks dat het hoofdverzoek was ingetrokken.

De rechtbank heeft op 11 september 2012 een mondelinge behandeling gehouden, waarin de verzoekster haar verzoek om proceskostenveroordeling heeft toegelicht. De rechtbank heeft vervolgens de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek om proceskostenveroordeling niet kon worden toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van het verzoek niet voortkwam uit een erkenning van ongelijk door JRP Beheer, maar uit het zinloos worden van het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanleiding was om JRP Beheer in de kosten van de procedure te veroordelen, omdat er geen deugdelijke sommatie was gedaan door de verzoekster.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verzoekster veroordeeld in de proceskosten van JRP Beheer, vastgesteld op € 1.175,00. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. J.F.M. Strijbos, waarbij de rechtbank de verzoekster in de kosten heeft veroordeeld, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 249338 / EX RK 12-123
Beschikking van 2 november 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster],
gevestigd te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. M.R.A. de Werd te Uden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JRP BEHEER B.V.,
gevestigd te Helmond,
verweerster,
advocaat mr. G.H.Hermanides te Eindhoven.
Partijen zullen verdere worden aangeduid met [X] respectievelijk JRP Beheer.
1. De procedure
Relevant zijn:
- het verzoekschrift,
- de mondelinge behandeling.
2. De feiten
2.1. Op 29 mei 2012 heeft JRP Beheer haar besluit houdende het voorstel tot zuivere juridische splitsing ex artikel 2:334A lid 2 Burgerlijk Wetboek gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel Brabant.
2.2. Bij op 28 juni 2012 ter griffie van deze rechtbank binnengekomen verzoekschrift heeft JRP Beheer verzet ex artikel 2:334l BW tegen dit voorstel gedaan. De behandeling van dit verzoek is door de rechtbank bepaald op 11 september 2012 en daarvoor zijn partijen bij brief van 9 juli 2012 opgeroepen.
2.3. Op 16 juli 2012 is het voorstel tot splitsing door JRP Beheer bij de KvK ingetrokken.
2.4. Bij brief van 8 augustus 2012 – bij de rechtbank binnengekomen op 9 augustus 2012 – heeft [X] laten weten dat zij inmiddels kennis had gekregen van deze intrekking en dat zij het daarom niet opportuun vond om de mondelinge behandeling van het verzoek door te laten gaan, maar dat zij haar verzoek om een proceskostenveroordeling handhaafde.
2.5. Tegen dit proceskostenveroordelingsverzoek heeft JRP Beheer bij brief van 7 september 2012 bezwaar gemaakt en zij wenste daarom dat de mondelinge behandeling doorgang zou vinden om dit bezwaar toe te lichten.
2.6. Op 11 september 2012 heeft, zoals oorspronkelijk voorzien, de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waar JRP Beheer het (resterende deel van het) verzoek heeft bestreden en heeft verzocht [X] in de proceskosten te veroordelen. Na gevoerd debat tussen partijen heeft de rechtbank vervolgens de uitspraak bepaald op heden.
3. De beoordeling
3.1. De brief van 8 augustus 2012 is niet anders te duiden dan houdende een intrekking van het verzoek/verzet. Thans dient alleen nog te worden beslist over het verzoek om een proceskostenveroordeling.
3.2. Anders dan in punt 1.2.8 van Procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbank sector civiel handel/voorzieningenrechter bedoeld is gaat het verzoek van [X] niet om een bij het verweer gedaan of te doen verzoek om een proceskostenveroordeling maar om een door de verzoeker gedaan en volgehouden verzoek om een proceskostenveroordeling ten laste van de verweerder, die zelf nog geen verweer had gevoerd alvorens de intrekking van het verzoek een feit was.
3.3. Dat neemt niet weg dat nu het onderdeel van het verzoek dat betrekking heeft op een proceskostenveroordeling is gehandhaafd, op dat verzoek moet worden beslist. Anders dan JRP Beheer betoogt kan uit de (gedeeltelijke) intrekking niet worden geconcludeerd dat de zaak niet meer aanhangig is en er geen beslissing, ook niet meer over een proceskostenveroordeling, kan worden gegeven.
3.4. Wat de intrekking zelf betreft is van belang dat die niet voortkwam uit een opgeven van het daarin vervatte standpunt (en daarmee het inzien van het eigen ongelijk) maar uit het zinloos worden van het verzoek omdat JRP Beheer zelf reeds het voornemen tot splitsing had opgegeven (en daarmee geacht kan worden het ongelijk zelf in te zien). Het is nu de vraag of er voldoende aanleiding bestaat om JRP Beheer in de kosten van deze verzoekschriften procedure te veroordelen. Daarvoor kan met name aanmelding zijn als het bepaalde in artikel 237 Rv analoog kan worden toegepast. Van belang is daarbij dat JRP Beheer niet als de door de rechtbank in het ongelijk gestelde partij heeft te gelden.
3.5. Voor een dergelijke analoge toepassing van artikel 237 Rv kan hoogstens dan plaats zijn indien de kosten die voor het verzoekschrift zijn aangewend niet als nodeloos gemaakt zijn te beschouwen. Daarvan zou in het onderhavige geval sprake kunnen zijn geweest indien aangenomen moet worden dat JRP Beheer uitsluitend door het indienen van het verzoek tot intrekking van het voorstel tot splitsingen zou zijn gekomen. Dat kan in het algemeen pas worden aangenomen als een deugdelijke sommatie met termijnstelling heeft plaatsgevonden, welke niet tot het beoogde gevolg heeft geleid. Pas daarna kan worden aangenomen dat het instellen van een procedure absoluut noodzakelijk is om het gewenste gedrag van de wederpartij te bewerkstelligen.
3.6. Dat een dergelijke sommatie door [X] is gedaan is in het onderhavige geval niet gesteld of gebleken. Voor een analoge toepassing van artikel 237 RV is reeds daarom geen plaats. Het verzoek van [X] om een proceskostenveroordeling van JRP Beheer zal daarom worden afgewezen.
3.7. Nu het verzoek wordt afgewezen is er aanleiding [X] te veroordelen in de proceskosten van JRP Beheer. Deze worden gelet op alle omstandigheden van het geval bepaald op € 1.175,00, waarvan € 575,00 vast rechtvast recht en € 600,00 salaris advocaat.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. verstaat dat het verzoek houdende verzet tegen de hoger genoemde splitsing is ingetrokken;
4.2. wijst het verzoek voor het overige af;
4.3. veroordeelt [X] in de kosten van deze procedure, begroot
op € 1.175,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F.M. Strijbos en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2012.