ECLI:NL:RBSHE:2012:BY2356

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/820029-12
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met bromfietser door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag

Op 1 oktober 2012 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 april 2011 in Budel een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een auto, heeft een bromfietser aangereden, waardoor deze een gebroken arm opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen door niet te stoppen voor een stopbord en haaientanden, terwijl hij wist dat het een gevaarlijk punt was. De verkeerssituatie ter plaatse was zodanig dat de verdachte, door niet goed te kijken, de veiligheid van de bromfietser in gevaar heeft gebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1.250,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de ernst van het letsel van de bromfietser en de verkeersveiligheid in het algemeen zwaar hebben gewogen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/820029-12
Datum uitspraak: 01 oktober 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1982],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 september 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 augustus 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 april 2011 te Budel, gemeente Cranendonck, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Boschdijk zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te handelen als volgt:,
- verdachte is rijdende over die Boschdijk, een kruispunt genaderd met de Randweg-Oost;
- verdachte is vervolgens zonder te stoppen een bij die Randweg-Oost behorend fiets-/bromfietspad (geheel of gedeeltelijk) opgereden en/of daarbij (geheel of gedeeltelijk) de op de weg aangebrachte haaientanden gepasseerd, terwijl:
- een op dat fiets-bromfietspad rijdende bestuurder van een bromfiets hem reeds dicht was genaderd en/of
- er in de (rij)richting van verdachte een bord B7 RVV (Stop; verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg) was aangebracht
waardoor een ander (te weten die bromfietser, genaamd [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
[artikel 6 Wegenverkeerswet 1994]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 april 2011 te Budel, gemeente Cranendonck, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Boschdijk, heeft gehandeld als volgt:
- verdachte is rijdende over die Boschdijk een kruispunt genaderd met de Randweg-Oost;
- verdachte is vervolgens zonder te stoppen een bij die Randweg-Oost behorend fiets-/bromfietspad (geheel of gedeeltelijk) opgereden en/of daarbij (geheel of gedeeltelijk) de op de weg aangebrachte haaientanden gepasseerd, terwijl:
- een op dat fiets-bromfietspad rijdende bestuurder van een bromfiets hem reeds dicht was genaderd
- er in de (rij)richting van verdachte een bord B7 RVV (Stop; verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg) was aangebracht,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
[artikel 5 Wegenverkeerswet 1994]
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs1
Inleiding.
Op 14 april 2011 rond 12.53 uur vindt op de kruising van de Boschdijk met de randweg Oost te Cranendonck een verkeersongeval plaats waarbij een auto (met als bestuurder verdachte) en een bromfietser ([slachtoffer] betrokken zijn.
[verbalisant] die ter plaatse komt ziet het slachtoffer zitten en neemt waar dat diens arm in een onnatuurlijke stand staat.2 Hij vermeldt in het proces-verbaal dat het slachtoffer is meegenomen naar het ziekenhuis.Volgens de ambulancebroeders heeft het slachtoffer een dubbele breuk aan zijn onderarm. 3
In de verkeersongevalanalyse wordt uitgegaan van de rijrichting van de bromfiets, komende vanuit de richting Weert.4. De verkeerssituatie wordt - kort samengevat en voorzover hier van belang - als volgt omschreven:
Het ongeval had plaatsgevonden op de voor het openbaar verkeer openstaande T-aansluiting van wegen, Randweg Oost en Boschdijk, ter plaatse gelegen buiten de bebouwde kom van Budel in de gemeente Cranendonck. De randweg Oost was voorzien van een rijbaan bestemd voor bestuurders in tegengestelde richting. Links naast de rijbaan lag een tussenberm en daarnaast lag een verplicht fiets-/bromfietspad, bestemd voor fietsers/bromfietsers in tegengestelde richting.
Het genoemde fiets-/bromfietspad van de Randweg Oost maakte ter hoogte van de aansluiting met de Boschdijk een S bocht naar links. Hierdoor was het bestuurders van personenauto's van de Boschdijk mogelijk op te stellen voor de aansluiting van de Randweg Oost, zodat fietsers en bromfietsers achter de opgestelde personenauto het fiets-/bromfietspad konden vervolgen.5
Ongeveer 17,50 meter voor de aansluiting op de Randweg Oost stond in de rechter berm van de Boschdijk vóór het fiets-/bromfietspad van Randweg Oost het bord volgens model B7 van bijlage I van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 (stop en verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg).6 Ook waren op de rijbaan van de Boschdijk voor het fiets-/bromfietspad haaientanden aangebracht.7
Aan de rechterzijde van de Boschdijk stond voor het fiets-/bromfietspad een ongeveer 2,5 meter hoge coniferen haag die het uitzicht voor beide bestuurders op elkanders naderen geheel ontnam.8
De wegbeheerder had een bolle spiegel geplaatst waardoor het voor bestuurders komende vanaf de Boschdijk mogelijk was zicht te krijgen op het fiets- /bromfietspad in de richting Weert.9
Met betrekking tot de toedracht van het ongeval vermeldt het proces-verbaal samengevat dat verdachte met zijn de auto op enig moment de doorgang blokkeerde van het fiets-/bromfietspad voor de bromfietser en dat de auto en bromfietser tegen elkaar zijn gebotst.10
Uit de bepaling botsposities, de schade aan beide voertuigen en de foto blijkt dat de aanrijding heeft plaatsgevonden op de rechterhelft van het fietspad, gezien vanuit de rijrichting van het slachtoffer.11
Verdachte bekent dat hij niet is gestopt voor de haaientanden, verklaart dat hij daar gemiddeld twee keer per dag rijdt en dat hij de verkeerssituatie ter plaatse ook goed kent.12
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vindt dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte is - kort samengevat - niet gestopt terwijl dat wel moest en heeft daarbij een stopbord en haaientanden genegeerd. Ook wist hij dat het een gevaarlijk punt was en dat zijn zicht op het fietspad en het verkeer dat daarop kon rijden belemmerd werd door een grote haag aan de rechterkant van de weg. Zij vindt dat verdachte zich aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gedragen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman bepleit vrijspraak van het primair tenlastegelegde feit. In de eerste plaats kan niet bewezen worden dat verdachte aanmerkelijk onoplettend heeft gehandeld.
Hij is weliswaar niet gestopt bij het stopbord en de haaientanden, maar de vraag is of hij in het geval dat hij dat wel gedaan zou hebben, voldoende zicht zou hebben gehad op het fietspad, de brommer had gezien en het ongeluk zo voorkomen had kunnen worden. De raadsman heeft foto's overgelegd waaruit zou moeten blijken dat er bij stoppen geen zicht is en dat doorrollen de enige manier is om zicht te krijgen op het fietspad. De haag langs de weg ontneemt het zicht op het fietspad volledig en verdachte kan geen verwijt worden gemaakt. Daarnaast, zo stelt de raadsman, kan het goed zijn dat de bromfietser te hard heeft gereden.
In de tweede plaats valt niet vast te stellen of er sprake is van letsel als in de tenlastelegging genoemd, nu een medische verklaring in het dossier ontbreekt.
De verdediging refereert zich ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit.
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft ter zitting wederom verklaard dat hij niet is gestopt, ondanks het stopbord en de haaientanden. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij het fietspad rustig is opgereden en dat er van links meerdere auto's aankwamen waar hij zich vervolgens op heeft geconcentreerd.13
Zoals hiervoor is vermeld was er ter plaatse een bolle spiegel geplaatst waardoor het voor bestuurders komende vanaf de Boschdijk mogelijk was zicht te krijgen op het fiets-/ bromfietspad in de richting Weert.
Verdachte heeft niet verklaard in die spiegel te hebben gekeken zodat de rechtbank het ervoor houdt dat hij dat niet heeft gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door niet in de bolle spiegel te kijken om na te gaan of er vanuit de richting Weert fietsers of bromfietsers naderden, door vervolgens niet te stoppen voor de haaientanden terwijl ter plaatse een zogenaamd stopbord was geplaatst, door meer dan de helft van het fiets-/ bromfietspad te kruisen en zich met name te concentreren op het voor hem van links komende autoverkeer, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
De raadsman heeft nog aangevoerd dat de bromfietser mogelijk te hard reed. Voorzover de raadsman hiermee zou hebben willen betogen dat de bromfietser verdachte zo snel is genaderd dat verdachte hierop (geheel) niet heeft kunnen anticiperen door te stoppen, merkt de rechtbank op dat hiervoor geen aanwijzingen te vinden zijn in het dossier. In de ongevalanalyse wordt juist opgemerkt dat de bromfietser veel langzamer heeft gereden dan de maximum haalbare snelheid gelet op de geringe schade.14 Het verweer wordt reeds om die reden verworpen.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat door het ontbreken van een medische verklaring in het dossier niet vastgesteld kan worden of sprake is van letsel in de zin van het tenlastegelegde. Ook dit zou tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde moeten leiden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op hetgeen verbalisant [verbalisant] en ambulancepersoneel met betrekking tot het letsel van [slachtoffer] hebben waargenomen en op hetgeen [slachtoffer] hier zelf over heeft verklaard15, de aard en ernst van het letsel - 1 gebroken en 1 verbrijzeld bot in zijn arm, waarvoor een operatie nodig was, waarbij een plaat en schroeven in de arm zijn gezet en waarna hij 6 weken in het gips heeft gezeten - kan worden vastgesteld. Ook is duidelijk dat verdachte door de botbreuk tijdelijk in zijn normale bezigheden is gehinderd. Hij verklaart zelf dat hij zijn stage hierdoor niet in de geplande periode heeft kunnen doen, maar dat hij deze later heeft gedaan.16 Het verweer wordt verworpen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 14 april 2011 te Budel, gemeente Cranendonck, als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Boschdijk zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend, te handelen als volgt:
- verdachte is rijdende over die Boschdijk, een kruispunt genaderd met de Randweg-Oost;
- verdachte is vervolgens zonder te stoppen een bij die Randweg-Oost behorend fiets-/bromfietspad opgereden en daarbij de op de weg aangebrachte haaientanden gepasseerd, terwijl:
- een op dat fiets-bromfietspad rijdende bestuurder van een bromfiets hem reeds dicht was genaderd en
- er in de rijrichting van verdachte een bord B7 RVV (Stop; verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg) was aangebracht
waardoor [slachtoffer]zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vraagt op te leggen een geldboete van € 1.250,00 (bij niet betaling te vervangen door 22 dagen hechtenis) met daarnaast een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft gevraagd om in het geval dat een geldboete zal worden opgelegd, te bepalen dat deze in termijnen kan worden betaald. Daarnaast heeft hij aangeven dat verdachte zijn rijbewijs hard nodig heeft voor zijn werk. Verdachte werkt in ploegendienst en moet vaak vroeg beginnen en kan dan niet anders dan met de auto op zijn werkplek komen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft op 14 april 2011 rijdende met zijn auto een verkeersongeval veroorzaakt. Ten gevolge van dit verkeersongeval heeft [slachtoffer] een gebroken arm opgelopen.
Zoals hiervoor overwogen vindt de rechtbank dat verdachte verweten kan worden dat hij niet is gestopt voor het kruisende fietspad, terwijl dat wel moest en dat hij [slachtoffer] op zijn bromfiets niet aan heeft zien komen waardoor een botsing met [slachtoffer] is ontstaan. Verdachte moet zich er als houder van een rijbewijs en bestuurder van een auto bewust van zijn dat andere - in dit geval meer kwetsbare verkeersdeelnemers - voor hun veiligheid mede afhankelijk zijn van zijn verkeersgedrag en al dan niet naleving van de verkeersvoorschriften. Door niet te stoppen en niet goed te kijken en blijven kijken naar eventueel naderend verkeer op het fietspad heeft verdachte de veiligheid van deze andere verkeersdeelnemers en in het bijzonder die van [slachtoffer] in gevaar gebracht.
Verdachte is niet eerder met justitie in aanraking geweest.
De rechtbank vindt een geldboete als geëist passend en zal daarbij - gelet op het verzoek van verdachte - bepalen dat deze in termijnen kan worden voldaan. Ook zal de rechtbank een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c;
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175, 179.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
primair
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
Ten aanzien van primair:
Geldboete van € 1.250,00, subsidiair 22 dagen hechtenis. De geldboete desgewenst te voldoen in 5 termijnen van elk € 250,00 per maand.
Ten aanzien van primair:
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. Bijl, voorzitter,
mr. J.M.P. Willemse en mr. E. Sikkema, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Cox-Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 1 oktober 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, genummerd PL2202 2011053002.
2 P. 5 van het proces-verbaal
3 p. 6 van het proces-verbaal.
4 Pagina 3 van het proces-verbaal VerkeersOngevalAnalyse, p. 19 van het proces-verbaal
5 Pagina 4 van het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, p. 20 van het proces-verbaal.
6 Pagina 5 van het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, p. 21 van het proces-verbaal.
7 Pagina 6 van het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, p. 22 van het proces-verbaal.
8 Pagina 5 van het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, p. 21 van het proces-verbaal.
9 Pagina 16 van het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, p. 32 van het proces-verbaal.
10 p. 5 van het proces-verbaal.
11 Pagina 12 van het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, p. 28 van het proces-verbaal.
12 Verhoor verdachte 14 april 2011, proces-verbaal p. 12.
13 proces-verbaal van de terechtzitting van 17 september 2012.
14 Pagina 16 van het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, p. 32 van het proces-verbaal.
15 Verhoor [slachtoffer] 13 september 2011, p. 15 proces-verbaal.
16 Verhoor [slachtoffer] 13 september 2011, p. 15 proces-verbaal.