ECLI:NL:RBSHE:2012:BY3450

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/995009-12
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de strafbaarheid van het slopen van asbesthoudend materiaal zonder vergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 19 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het onrechtmatig slopen van asbesthoudend materiaal. De tenlastelegging omvatte het gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk zonder de vereiste vergunningen en het niet inschakelen van een bevoegd bedrijf voor de sloop. De verdachte, geboren in 1967 en woonachtig in Nuenen, heeft samen met een medeverdachte opzettelijk asbesthoudende plafondplaten verwijderd uit een pand, wat leidde tot gevaar voor de volksgezondheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De verdediging voerde aan dat de tenlastelegging onjuist was en dat de gemeente Nuenen als opdrachtgever verantwoordelijk was, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde, ondanks dat hij zich bewust was van de gevaren van asbest. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte samen met zijn medeverdachte asbest en asbestvezels in de lucht en bodem heeft gebracht, wat gevaar voor de openbare gezondheid met zich meebracht. De rechtbank legde een werkstraf op van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, en verklaarde de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering. De uitspraak is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en het Asbestverwijderingsbesluit 2005.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/995009-12
Datum uitspraak: 19 november 2012
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1967,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 november 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 september 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 juni 2011 te Nuenen, gemeente Nuenen
tezamen en in vereniging met [medeverdachte] en/of (een) ander(en), althans
alleen, al dan niet opzettelijk, het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit
elkaar nemen van een bouwwerk of een object, te weten een pand gelegen aan de
[adres], waarin asbest of een asbesthoudend product
was verwerkt, te weten asbesthoudende plafondplaten, terwijl de concentratie
van asbeststof was ingedeeld in risicoklasse 2 of 3 als bedoeld in artikel
4.48 onderscheidenlijk artikel 4.53 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, niet
heeft laten verrichten door een bedrijf dat in het bezit was van een
certificaat als bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, van het Arbeids-
omstandighedenbesluit;
art 6 lid 1 ahf/sub a Asbestverwijderingsbesluit 2005
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 13 juni 2011 tot en
met 13 juli 2011 te Nuenen, gemeente Nuenen,
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 13 juni 2011 tot en
met 13 juli 2011 te Nuenen, gemeente Nuenen,
hij op of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 13 juni 2011 tot en met
13 juli 2011 te Nuenen, gemeente Nuenen,
samen en in vereniging met [medeverdachte] en/of (een) ander(en), opzettelijk
en wederrechtelijk, bij de sloop van een of meer (asbesthoudende)
plafondplaten (garage en/of cv-ruimte), bij het verwijderen/opruimen en/of
opvegen van (delen en/of resten van) deze platen, één of meer stoffen, te
weten asbest en/of asbestvezels, op en/of in de bodem en/of in de lucht heeft
gebracht, terwijl daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar
voor een ander te duchten was,
immers hebben/heeft verdachte en/of verdachtes mededader(s) -zakelijk
weergegeven-:
- (delen van) plafondplaten van de garage en/of de cv-ruimte los getrokken
en/of (af)gebroken en/of (vervolgens) deze platen naar beneden laten vallen
en/of
- (vervolgens) de (delen van de) plafondplaten met hamer en/of koevoet en/of
anderszins in (kleinere) stukken geslagen/gebroken en/of (vervolgens) in
containers/kliko's geduwd/gestopt en/of
- (vervolgens) de garage en/of de cv-ruimte en/of (een) ander(e) ruimte(n)
aangeveegd en/of schoongeveegd
op zodanige wijze dat een (grote) hoeveelheid asbest en/of asbestvezels (in de
hal bij de garage en/of slaapkamer/badkamer en/of de dubbele garage en/of de
keuken en/of op de steiger) op en/of in de bodem terecht kwam(en) en/of in de
lucht werd(en) gebracht terwijl bij het inademen van die asbest en/of
asbestvezels, de asbest en/of de asbestvezels kunnen doordringen in de longen
(en ernstige ziekten kunnen veroorzaken zoals longkanker en/of mesothelioom -
zijnde buik- en longvlieskanker -);
artikel 173a ten eerste Wetboek van strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsverweren.
Feit 1
De tenlastelegging
Volgens de raadsman van verdachte is feit 1 onjuist ten laste gelegd, omdat er geen sprake zou zijn van het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van een bouwwerk of gebouw en dient voor dat feit vrijspraak te volgen.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een onjuiste tenlastelegging.
Vaststaat dat verdachte en de medeverdachte plafonds in de garage en de cv-ruimte van een slooppand hebben gesloopt. De rechtbank ziet deze handeling als het gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk als bedoeld in artikel 6 eerste lid sub a van het Asbestverwijderings-besluit 2005.
Normadressaat
De raadsman stelt zich op het standpunt dat niet de verdachte, maar de gemeente Nuenen, als zijnde de opdrachtgever, in strijd met artikel 6 lid 3 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 heeft gehandeld. De verdachte kan derhalve niet als strafbare dader gezien worden, althans hem kan geen verwijt worden gemaakt en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de norm zich richt tot een ieder die de litigieuze handelingen verricht. Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte geen opdracht van de gemeente heeft gekregen om de plafonds in de garage en cv-ruimte te slopen, maar dat verdachte deze handelingen eigenhandig en zonder enig overleg heeft verricht. Ditzelfde geldt voor zijn medeverdachte. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte daarin een eigen verantwoordelijkheid gehad en is hij terecht als verdachte aangemerkt.
Opzet
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld. Hij heeft het met goede bedoelingen gedaan en handelde uit onwetendheid. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voor opzet ten aanzien van dit economische delict is slechts vereist dat de bepaalde handelingen opzettelijk (welbewust) zijn begaan. Opzet ziet op het slopen van de asbesthoudende platen. Het is daarbij niet noodzakelijk dat verdachte wist of moest vermoeden, dat zijn handelen ontoelaatbaar is. Verdachte heeft welbewust plafondplaten verwijderd waarvan hij wist dat deze asbesthoudend waren.
Feit 2
Opzet
De raadsman heeft aangevoerd dat aan verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, kan worden verweten. Daarom dient volgens de verdediging voor dit feit vrijspraak te volgen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt als volgt.
Blijkens het dossier en het verhandelde ter terechtzitting wist verdachte dat er asbest zat in de plafondplaten die hij sloopte. Verdachte wist dat asbest gevaarlijk kan zijn, immers hij heeft zich hiertegen beschermd door beschermende kleding en ademmaskers te dragen. Desondanks heeft verdachte sloopwerkzaamheden verricht zonder de vereiste maatregelen te treffen om contact van het asbesthoudend materiaal met de bodem en de lucht tegen te gaan. Aldus heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank met opzet, althans met opzet in voorwaardelijke zin, de schadelijke stof op/of in de bodem en in de lucht gebracht.
Nulsituatie
De raadsman heeft vervolgens betoogd dat er vanwege het ontbreken van een duidelijke nulsituatie ten aanzien van de asbestvervuiling op enig moment niet valt te achterhalen in welke mate de eigenhandige asbestverwijdering heeft geleid tot een verdere verspreiding ervan. Om die reden dient vrijspraak te volgen.
De rechtbank oordeelt dat door met een hamer en/of koevoet asbesthoudende plafondplaten te slopen en vervolgens de vloeren aan te vegen het niet anders kan dan dat er asbest en/of asbestvezels vrij komen en verspreid worden. Het is een feit van algemene bekendheid dat asbest (in casu niet hechtgebonden asbest) een stof is die schadelijk kan zijn voor het milieu en de volksgezondheid. Een nulmeting is geen bestanddeel van het ten laste gelegde feit en geen voorwaarde voor het vaststellen van het te duchten gevaar. Het verweer van de raadsman faalt.
Lucht
De raadsman is van mening dat met lucht de buitenlucht wordt bedoeld. Nu er volgens de raadsman buiten geen metingen zijn verricht, kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van verontreiniging van de buitenlucht. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat in de wettekst en de literatuur geen steun is te vinden voor de stelling van de verdediging dat het bestanddeel lucht in artikel 173a van het Wetboek van Strafrecht enkel buitenlucht en geen lucht binnen een pand omvat. Bovendien hadden derden toegang tot het pand en kon vermenging met de buitenlucht niet worden uitgesloten, zodat de rechtbank deze stelling verwerpt.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 13 juni 2011 te Nuenen, gemeente Nuenen, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] opzettelijk, het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van een bouwwerk, te weten een pand gelegen aan de [adres], waarin asbest of een asbesthoudend product was verwerkt, te weten asbesthoudende plafondplaten, terwijl de concentratie van asbeststof was ingedeeld in risicoklasse 3 als bedoeld in artikel 4.48 onderscheidenlijk artikel 4.53 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, niet heeft laten verrichten door een bedrijf dat in het bezit was van een certificaat als bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit;
2.
in de periode 13 juni 2011 tot en met 14 juni 2011 te Nuenen, gemeente Nuenen, samen en in vereniging met [medeverdachte] opzettelijk en wederrechtelijk, bij de sloop van asbesthoudende plafondplaten (garage en cv-ruimte), bij het verwijderen/opruimen en/of
opvegen van delen of resten van deze platen, stoffen, te weten asbest en/of asbestvezels, op en/of in de bodem en in de lucht heeft gebracht, terwijl daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten was,
immers hebben verdachte en verdachtes mededader -zakelijk weergegeven-:
- delen van plafondplaten van de garage en de cv-ruimte los getrokken en afgebroken en deze platen naar beneden laten vallen en
- de delen van de plafondplaten met hamer en/of koevoet en/of anderszins in (kleinere) stukken geslagen/gebroken en vervolgens in containers/kliko's geduwd/gestopt en
- de garage en de cv-ruimte aangeveegd
op zodanige wijze dat asbest en/of asbestvezels (in de hal bij de garage en slaapkamer/badkamer en de dubbele garage en de keuken en op de steiger) op en/of in de bodem terecht kwam(en) en in de lucht werd(en) gebracht terwijl bij het inademen van asbest en/of asbestvezels, het asbest en/of de asbestvezels kunnen doordringen in de longen (en ernstige ziekten kunnen veroorzaken zoals longkanker en mesothelioom - zijnde buik- en longvlieskanker -).
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feiten 1 en 2:
120 uur werkstraf subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 40 uur subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk, proeftijd 2 jaar.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] heeft de officier van justitie een te schatten bedrag aan de rechtbank overgelaten.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank in het bijzonder rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met zijn blanco strafblad en met de omstandigheid dat hij door de gemeente schriftelijk is berispt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat asbest een stof is die schadelijk kan zijn voor het milieu en de volksgezondheid. Regels die erop gericht zijn te voorkomen dat asbest in het milieu en de leefomgeving terecht komt, moeten derhalve strikt worden nageleefd. De rechtbank vat overtreding van die regels in de onderhavige zaak zwaar op. Verdachte heeft sloopwerkzaamheden met betrekking tot asbesthoudend materiaal verricht en is daarbij op zodanige wijze te werk gegaan dat er een reëel gevaar voor de volksgezondheid kon ontstaan. Verdachte heeft immers asbesthoudende plafondplaten in de garage en cv-ruimte op grove wijze gesloopt, met hamer en koevoet en losgetrokken met de hand, waarbij asbesthoudende platen kapot zijn gegaan en vervolgens heeft hij de vloeren aangeveegd en dat alles zonder voorzieningen te treffen om te voorkomen dat tijdens genoemde werkzaamheden asbest vrij zou komen in de lucht of bodem. Daarbij kon er een reëel gevaar ontstaan voor de volksgezondheid. Verdachte wist dat op één van de volgende dagen een examencommissie het pand zou betreden om dit te toetsen. Verder is gebleken dat derden op de volgende dag en daarna niets vermoedend in het pand zijn geweest. Verdachten zijn vertrokken en hebben de zaken op hun beloop gelaten. Dit klemt temeer nu verdachte uit hoofde van zijn functie, [functie], beter had dienen te weten en anders had behoren te handelen. Hij moet in staat worden geacht zichzelf een juist oordeel te vormen over zijn handelen. Louter tijdswinst en financieel voordeel -voor het brandweerkorps- hebben hem gedreven.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
De rechtbank zal een zwaardere werkstraf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in (de hierna te noemen onderdelen van) de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 22c, 22d, 47, 57, 91 en 173a van het Wetboek van Strafrecht,
1a, 2, 6 en 87 van de Wet op de economische delicten,
1.1, 9.2.2.1 en 22.2 van de Wet milieubeheer,
1, 6 en 17 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
(artikel 6, eerste lid aanhef sub a van het Asbestverwijderingsbesluit 2005)
T.a.v. feit 2:
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk een stof op of in de bodem en in de lucht brengen, terwijl daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Werkstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis.
T.a.v. feit 2:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.M. Weerkamp, voorzitter,
mr. J.W.H. Renneberg en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 19 november 2012.