ECLI:NL:RBSHE:2012:BY4613

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/3712
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake sloopmelding en omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 19 november 2012 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening van Stichting Behoud Erfgoed Oirschot. Het verzoek was gericht tegen de mededeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oirschot dat de sloopmelding voor een bedrijfsruimte was ontvangen en volledig was. De voorzieningenrechter oordeelde dat deze mededeling geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk werd verklaard voor zover het hiertegen was gericht.

Daarnaast werd het verzoek om voorlopige voorziening voor het overige afgewezen. De voorzieningenrechter stelde vast dat het gebouw geen rijksmonument of gemeentelijk monument is en derhalve geen voorbescherming geniet. Hoewel het pand als 'karakteristiek gebouw' is aangeduid, zijn hieraan binnen de geldende bestemming geen voorschriften verbonden. Hierdoor is de sloop niet vergunningplichtig op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen onlosmakelijke samenhang bestaat tussen de sloopmelding en de omgevingsvergunning voor bouwen, waardoor de sloop kan plaatsvinden zonder dat een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend of in werking is getreden.

De voorzieningenrechter benadrukte dat tegen de uitspraak geen rechtsmiddel openstaat. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. A.F. Hooghuis, en is openbaar uitgesproken. De zaak heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van de sloopmelding en de vereisten voor omgevingsvergunningen, vooral in het licht van de wijzigingen in de wetgeving per 1 april 2012.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/3712
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 november 2012 in de zaak tussen
Stichting Behoud Erfgoed Oirschot, te Oirschot, verzoekster
(gemachtigden: F. Adriaanse en T. Pel),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oirschot, verweerder
(gemachtigde: mr. J. Klinkenberg).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde-partij], te [plaats], gemachtigde: [gemachtigde A] en [gemachtigde B].
<b>Procesverloop</b>
Bij brief verzonden op 23 oktober 2012 heeft verweerder aan [derde-partij] medegedeeld dat op 27 september 2012 een melding is ontvangen voor het slopen van een bedrijfsruimte op het perceel [perceel] te [plaats] en hieraan een voorwaarde verbonden ingevolge artikel 1.29 van het Bouwbesluit.
Verzoekster heeft bij verweerder tegen voornoemde brief bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2012. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is verschenen bij gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
<b>Beslissing</b>
De voorzieningenrechter
- verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, voor zover het is gericht tegen de mededeling dat de sloopmelding is ontvangen en volledig is;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening voor het overige af.
<b>Overwegingen</b>
De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
Per 1 april 2012 is artikel 2.2, eerste lid, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) vervallen en is de vergunningplicht voor het slopen van gebouwen uit de gemeentelijke bouwverordening geschrapt. Hiervoor is de procedure inzake melding in artikel 1.26 van het Bouwbesluit opgenomen.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat met het schrappen van de vergunningplicht uit de gemeentelijke bouwverordening, het slopen van het pand - los van de verplichte melding dat het sloopafval meer dan 10 m³ zal bedragen of dat asbest zal worden verwijderd - niet publiekrechtelijk is genormeerd. Aan de enkele mededeling dat de melding volledig is en voldoet aan de indieningsvereisten zijn geen rechtsgevolgen verbonden. In de brief van verweerder wordt echter niet alleen een mededeling gedaan, er wordt tevens een aanvullende voorwaarde verbonden, namelijk dat de sloop moet worden uitgevoerd door een gecertificeerd deskundig bedrijf en dat het asbestverwijderinsgcertificaat van het bedrijf wordt verzonden aan verweerder ter goedkeuring, vóór aanvang van de sloopwerkzaamheden.
Volgens de voorzieningenrechter is deze voorwaarde echter een apart besluit. Deze situatie kan namelijk worden vergeleken met de acceptatie van een melding ingevolge artikel 8:41 van de Wet milieubeheer en de mogelijkheid om maatwerkvoorschriften te stellen in een concreet geval. Tegen de acceptatie van een melding staat geen rechtsmiddel open (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 oktober 1997, LJN: ZF2964), tegen het besluit omtrent het maatwerkvoorschrift wel.
Daarom is verweerders brief voor zover hierin de mededeling wordt gedaan dat de melding volledig is, niet aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Aldus staat hiertegen geen beroep, en mitsdien geen bezwaar, open.
Het door verzoekster ingediende bezwaar zal naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter door verweerder dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voor zover het bezwaar van eiseres tevens is gericht tegen het standpunt van verweerder ter zitting dat er geen omgevingsvergunning voor het verstoren van een rijks- of gemeentelijk monument dan wel het gebruik in strijd met het bestemmingsplan noodzakelijk is, overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Het betreffende pand is geen rijksmonument of gemeentelijk monument. Het pand geniet evenmin voorbescherming op basis van de Monumentenwet of de gemeentelijke monumentenverordening. Daarom is geen vergunning ingevolge artikel 2.1, eerste lid onder f dan wel artikel 2.2, eerste lid onder b van de Wabo, nodig. Er is geen sloopverbod als genoemd in artikel 3.3 onder b van de Wet ruimtelijke ordening opgenomen. Aan de aanduiding ‘karakteristiek gebouw’ is binnen de geldende bestemming geen voorschrift verbonden. De sloop is daarom evenmin in strijd met het bestemmingsplan en er is geen vergunning nodig op basis van artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo. Dat betekent dat de derde-partij geen (extra) vergunning nodig heeft om tot sloop over te gaan. Het verzoek zal in zoverre worden afgewezen. De voorzieningenrechter komt daarom niet toe aan de inhoudelijke afweging of sprake is van een monument.
Eiseres stelt verder dat de sloop pas een aanvang kan nemen als de omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw op de betreffende locatie in werking is getreden.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen onlosmakelijke samenhang bestaat tussen de sloopmelding en de omgevingsvergunning voor bouwen. Het pand kan worden gesloopt, zonder dat een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend dan wel in werking is getreden. Ook hierin is geen aanleiding gelegen voor het treffen van een voorziening die er op gericht is verweerder te gelasten de sloop tegen te houden.
Nu het verzoek wordt afgewezen is er geen aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten of vergoeding van het betaalde griffierecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.F. Hooghuis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2012.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
<b>Rechtsmiddel</b>
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.