ECLI:NL:RBSHE:2012:BY4806

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
229474 / HA ZA 11-721
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.F. Beens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over schadevergoeding onder transportverzekering tussen Dipac en Achmea

In deze zaak tussen Dipac Verpakkingen B.V. en Achmea Schadeverzekeringen N.V. staat de vraag centraal of de schade aan een drukpers, ontstaan tijdens transport, gedekt is onder de afgesloten transportverzekering. Dipac stelt dat de schade het gevolg is van een van buitenkomend onheil, terwijl Achmea betoogt dat de schade voortkomt uit een gebrek aan de verpakking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade is ontstaan door het onvoldoende vastzetten van de lading, en niet door de gebruikte pallets. Dipac had niet kunnen weten dat de uitsluiting van dekking voor gebrekkige verpakking haar zou verplichten om originele pallets te gebruiken voor de tweedehands drukpers. De rechtbank oordeelt dat de schade gedekt is onder de verzekeringsovereenkomst en wijst de vordering van Dipac tot betaling van € 610.000,00 toe. Daarnaast worden de buitengerechtelijke kosten en proceskosten aan de zijde van Dipac toegewezen, terwijl de vordering tegen Rabobank wordt afgewezen. De rechtbank benadrukt dat de verzekeringsovereenkomst dekking biedt voor de door Dipac geleden schade, en dat Rabobank als assurantietussenpersoon niet onzorgvuldig heeft gehandeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 229474 / HA ZA 11-721
Vonnis van 28 november 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DIPAC VERPAKKINGEN BV,
gevestigd te Ravenstein,
eiseres,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. E.C.M.J. van Kempen te Boxmeer
tegen
1. naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN NV,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. M. Enneking- Vermeer te Vught
2. de coöperatie
RABOBANK UDEN VEGHEL U.A.,
gevestigd te Uden,
gedaagde,
advocaat mr. Ph.C.M. van der Ven te ’s-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna Dipac, Achmea en Rabobank genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 augustus 2012
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke recoventie
- het proces-verbaal van comparitie van 26 oktober 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 Dipac exploiteert sinds 1996 een onderneming te Ravenstein op het gebied van het produceren en machinaal bedrukken van verpakkingen. [...] Beheer B.V. (hierna te noemen: [...]) is een aan Dipac gelieerde vennootschap.
2.2 Rabobank is de assurantietussenpersoon van Dipac. Rabobank sluit ten behoeve van haar klanten verzekeringen af bij onder meer verzekeraar Interpolis Schade N.V. (hierna te noemen: Interpolis).
2.3 [...] heeft in september 2010 ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijf van Dipac in Tsjechië van SG Equipment Finance Czech Republic s.r.o. (hierna te noemen: SGEF) een drukpers gekocht van het merk Heidelberg, type Speedmaster XL 105-5+L, bouwjaar 2005. [...] heeft de drukpers gekocht voor € 800.000,--. De nieuwwaarde van de drukpers (2005) is € 2.000.000,--.
2.4 Aangezien de drukpers in opdracht van Dipac door een transporteur naar Ravenstein diende te worden vervoerd, heeft Dipac op 30 september 2010 telefonisch contact opgenomen met haar assurantietussenpersoon Rabobank voor het afsluiten van een transportverzekering. Rabobank heeft diezelfde dag hierover telefonisch contact opgenomen met Interpolis. Vervolgens heeft Rabobank bij e-mail van diezelfde dag, met als onderwerp “Aanvraag transportverzekering Heidelberg drukpers”, onder meer het volgende bericht aan Dipac:
“Hierbij bevestig ik u het volgende dat we besproken hebben m.b.t. bovengenoemde aanvraag:
- Drukpers Heidelberg, bouwjaar 2005 wordt door beroepsvervoerder in 2 of 3 gesloten vrachtwagens vervoerd. Hierbij wordt 800 km in één keer gereden, de machine is door Heidelberg zelf weer ingepakt en staat op pallets. Het laden wordt door de leverancier gedaan door 2 heftrucks. (…)
- Dagwaarde € 800.000,- (nieuwwaarde +/- € 2.000.000,-)- Vervoer Praag-Ravenstein
(…)
- Dekking : Alle van buitenkomende onheilen, hierbij geldt de schade een zgn. omgekeerde bewijslast. Bij schade zult u aan moeten tonen dat de schade is ontstaan tijdens transport.
- eigen risico € 1.000,- per schade.
- Premie : € 1.400,- (excl. poliskosten).
Indien wij dit voor u in orde kunnen maken, ontvangen wij graag uw akkoord op deze mail. (…)”
2.5 Op 4 oktober 2010 laat Dipac aan Rabobank weten hiermee akkoord te gaan. Op 5 oktober 2010 bericht Rabobank het volgende aan Interpolis:
“Zoals vorige week vrijdag telefonisch besproken, gaat hierbij het verzoek om de onderstaande transportverzekering op te maken voor onze relatie Dipac Verpakkingen.
(…)
- Drukpers Heidelberg, bouwjaar 2005 wordt door beroepsvervoerder in 2 of 3 gesloten vrachtwagens vervoerd, (…) Het laden wordt door de leverancier gedaan door 2 heftrucks. (…)
- dagwaarde € 800.000,- (nieuwwaarde +/- € 2.000.000,-).
(…)
- vervoer Praag – Ravenstein
- vertrekdatum : 6-10-2010, aankomst (waarschijnlijk) 7-10-2010.
- dekking : Alle van buitenkomende onheilen (G13 voor oudere machines, maar dan met zgn. omgekeerde bewijslast).
(…)
2.6 Hierna heeft Interpolis een polisblad opgemaakt waarop onder meer staat vermeld “Transportverzekering korte termijn 1.0”, “Verzekeringnemer Dipac” en als bijzondere voorwaarde “Deze verzekering geldt mede ten name van: [...] Beheer BV”. Op het polisblad wordt verwezen naar “de algemene voorwaarden volgens model 10404” en staat onder “Dekking” vermeld:
“Dekking
De dekking van deze verzekering is overeenkomstig de bepalingen van Clausule 001 van de “aanvullende voorwaarden goederen-transportverzekering” (modelnummer 10413).”.
2.7 In de bij het polisblad gevoegde verzekeringsvoorwaarden is in artikel 1 het begrip “Verpakking” als volgt gedefinieerd:
“De materialen waarin de verzekerde zaken zijn verpakt, daaronder begrepen het materiaal gebruikt voor de aanduiding van merk en soort.”.
In voornoemde Clausule 001 staat voor zover van belang het volgende:
“Clausule 001 Alle van buitenkomende onheilen
Omvang van deze verzekering
Wij verzekeren alle verlies van en materiële schade aan de verzekerde zaken die het gevolg zijn van een van buiten komend onheil. Voorwaarde daarbij is dat de verzekerde het voorkomen van het onheil bewijst. (…)
Vermindering van de waarde van de zaken uitsluitend ten gevolge van schade aan of verlies van de verpakking is ook verzekerd.(…)
Uitsluitingen
(…)
Niet verzekerd is bovendien (…)
- schade of verlies welke voortkomt uit enig gebrek, uit eigen bederf of uit de aard en de natuur van de van de verzekerde zaken zelf en/of de verpakking ervan. Als de verzekerde bewijst dat de schade of het verlies is veroorzaakt door een gebeurtenis waartegen de zaken zijn verzekerd, vergoeden wij deze schade of het verlies wel. (…)”.
2.8 Dipac heeft [...] B.V. te [vestigingsplaats] opdracht gegeven om de drukpers te vervoeren van Praag naar Ravenstein. [...] heeft deze opdracht uitbesteed aan Transportbedrijf Plihal te Praag, die op haar beurt de uitvoering van het transport (van de drukpers in gedemonteerde staat op drie vrachtwagens) heeft uitbesteed aan drie Tsjechische transportbedrijven. Op 6 oktober 2010 werden de drie vrachtwagens beladen.
2.9 Diezelfde dag (6 oktober 2010) rond 16.00 uur ontving Dipac telefonisch bericht van [...] dat één van de trucks een drukunit had verloren van zijn oplegger, die was neergekomen op een afrit van een snelweg in de buurt van Praag. Ongeveer 15 minuten later volgde een tweede telefoontje van [...] naar Dipac om te melden dat in de tweede vrachtwagen een drukunit zijwaarts was gevallen en leunde tegen het zeil van de oplegger. Dipac heeft daarop de derde vrachtwagen opdracht gegeven te stoppen. De schade aan de drukpers ten gevolge van deze gebeurtenissen bedraagt € 610.000,00.
2.10 Op 10 februari 2011 is een fusieakte verleden waarbij op de voet van artikel 2:309 BW Achmea als verkrijgende rechtspersoon het vermogen heeft verkregen van de verdwijnende rechtspersoon N.V. Interpolis Schade.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Dipac vordert – samengevat – primair hoofdelijke veroordeling van Achmea en Rabobank, en subsidiair Achmea en Rabobank ieder voor hun eigen aandeel, en meer subsidiair veroordeling van Rabobank, tot betaling van € 610.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2009 en € 50.342 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de verzuimdatum, en de proceskosten.
3.2. Achmea en Rabobank voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.3. Achmea vordert – voor het geval de vordering in conventie jegens haar (deels) wordt toegewezen – Dipac als cedent te gelasten medewerking te verlenen aan een akte van cessie met Achmea als cessionaris, betreffende alle vorderingen die Dipac uit hoofde van de koopovereenkomst tussen haar en SGEF heeft of nog zal verkrijgen, met veroordeling van Dipac in de kosten van het geding.
3.4 Dipac voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en voorwaardelijke reconventie
4.1 Tussen partijen is niet in geschil dat tussen Dipac en Achmea (destijds nog geheten: Interpolis) in oktober 2010 een transportverzekeringsovereenkomst is gesloten. Dipac en Achmea verschillen wel van mening over de inhoud van deze overeenkomst. Dipac stelt dat onduidelijk is welke dekking overeengekomen is: clausule G13 (All Risks) of clausule 001 (Alle van buitenkomende onheilen) (dagvaarding, onder 8-9 en 15-16). Volgens Achmea zijn partijen dekking op grond van clausule 001 (Alle van buiten komende onheilen) overeengekomen (conclusie van antwoord, onder 16, 24 en 27).
4.2 Voor de beantwoording van de vraag wat de inhoud is van de overeenkomst komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Hierbij is in de eerste plaats van belang dat bij de totstandkoming van de overeenkomst Rabobank als zelfstandig assurantietussenpersoon namens Dipac is opgetreden. Dipac heeft haar stelling dat Rabobank destijds als gevolmachtigde namens Interpolis (Achmea) is opgetreden niet onderbouwd. Uit de (hiervoor onder 2.4 en 2.5 weergegeven) vaststaande feiten blijkt dat Dipac op 30 september 2010 telefonisch contact heeft opgenomen met Rabobank, waarna Rabobank telefonisch overleg heeft gevoerd met Interpolis (Achmea) over onder meer de voorwaarden en de premie, en Rabobank vervolgens per e-mail van diezelfde dag een offerte heeft uitgebracht aan Dipac. Vervolgens heeft Dipac op 4 oktober 2010 aan Rabobank laten weten dat zij deze verzekering wenst af te sluiten, waarna Rabobank op 5 oktober 2010 aan Interpolis (Achmea) heeft verzocht om “de onderstaande transportverzekering op te maken voor (…) Dipac” met als dekking “Alle van buiten komende onheilen”. Hieruit blijkt dat Rabobank als zelfstandig assurantietussen-persoon namens Dipac is opgetreden (en niet als gevolmachtigde van Interpolis (Achmea) heeft gehandeld).
De omstandigheid dat Rabobank als zelfstandig assurantietussenpersoon namens Dipac is opgetreden, brengt mee dat het handelen van Rabobank in de rechtsverhouding tussen verzekeraar Interpolis (Achmea) en verzekeringnemer Dipac aan laatstgenoemde moet worden toegerekend. In het telefoongesprek van 30 september 2010, 15.35 uur (productie 1 bij dagvaarding) laat Interpolis (Achmea) aan Rabobank weten dat zij “van buiten komende onheilendekking” mag toezeggen aan Dipac. Rabobank reageert in dit telefoongesprek met: “oké, G13, zeg maar“, waarop Interpolis (Achmea) aan Rabobank laat weten:
“G13 met omgekeerde bewijslast want G13 en van buiten komende onheilendekking is in feite hetzelfde hè. G13 doe je bij alles wat nieuw is, wat bouwjaar 2010 heeft en van buiten komende onheilen doe je bij alles wat al afschrijving heeft. (…)”
In het eerste telefoongesprek tussen Rabobank en Interpolis (Achmea) die dag (om 15.00 uur) was al besproken dat het ging om een drukpers uit 2005. Gelet op deze telefoongesprekken tussen Interpolis (Achmea) en Rabobank namens Dipac op 30 september 2010, mocht Interpolis (Achmea) dan ook redelijkerwijs erop vertrouwen dat Rabobank bij e-mail van 5 oktober 2010 met daarin de zinsnede: “dekking : Alle van buitenkomende onheilen (G13 voor oudere machines, maar dan met zgn. omgekeerde bewijslast)”, akkoord ging met een dekking voor van buitenkomende onheilen voor gebruikte machines (en niet de All risks dekking voor nieuwe machines).
Uitgangspunt bij de verdere beoordeling is dan ook dat de (hiervoor onder 2.7 weergegeven) Clausule 001 (Alle van buiten komende onheilen) van toepassing is op de verzekerings-overeenkomst tussen Dipac en Interpolis (Achmea).
4.3 Vervolgens is de kern van het geschil de vraag of de tijdens het transport ontstane schade aan de drukpers “het gevolg” is van een (onder de transportverzekering gedekt) “van buitenkomend onheil”, zoals Dipac aan haar eis ten grondslag heeft gelegd, dan wel of sprake is van uitsluiting van dekking in verband met “enig gebrek (…) van de verzekerde zaken zelf en/of de verpakking ervan”, zoals Achmea ten verweer heeft aangevoerd. Beide partijen hebben zich ter onderbouwing van hun standpunt beroepen op het na het voorval opgemaakte expertiserapport van CED Transport van 11 januari 2011 (productie 3 bij conclusie van antwoord van Achmea). Volgens Dipac blijkt uit dit rapport dat, kort gezegd, de schade is ontstaan doordat de vervoerder bij het laden van de drukpers in de vrachtwagen de spanbanden niet correct heeft bevestigd. Achmea leidt uit hetzelfde rapport af dat, kort gezegd, de schade is veroorzaakt door het gebruik van voor deze drukpers (type XL 105) ongeschikte pallets (voor type CD74).
4.4 Vast staat dat de schade aan de drukpers tijdens het transport is ontstaan. Van belang is wat als rechtens relevante oorzaak voor het ontstaan van deze schade moet worden aangemerkt. Hierbij is het volgende van belang:
- Uit de vaststaande feiten en de feiten zoals beschreven in het rapport van CED Transport blijkt dat [...] in Tsjechië een vijf jaar oude tweedehands drukpers heeft gekocht, in gedemonteerde staat waarbij de drukpersonderdelen reeds waren bevestigd op pallets. Dipac heeft vervolgens derden ingeschakeld voor het vervoer van de drukpers naar Nederland.
- Gegeven dit uitgangspunt kan de lading op verschillende wijze worden vastgezet in de vrachtwagens. Dit blijkt ook uit het rapport van CED Transport: “there are multiple methods possible to properly secure this consignment“ (p. 27, Conclusions, onder 2).
- Één methode is de (in het rapport van CED Transport, p. 20-21 omschreven) “Heidelberg-methode”. Bij deze kennelijk door Heidelberg (de Duitse fabrikant van de drukpers) toegepaste methode worden de drukpersonderdelen bevestigd op door Heidelberg ontwikkelde en op maat gemaakte pallets. Bij “de Heidelberg-methode” kan (vanwege de plaatsing van de drukpersonderdelen op deze speciale pallets) worden volstaan met minder spanbanden bij het vastzetten van de lading in de vrachtwagen.
- Een andere methode is om de op pallets geplaatste drukpersonderdelen door middel van het plaatsen van sjorogen of bouten aan de bovenkant van de machine en het bevestigen van spanbanden van boven naar beneden in de vrachtwagen vast te zetten, aldus het CED-rapport, p. 20-21.
- In het licht van het voorgaande is van doorslaggevend belang dat na het voorval waarbij schade aan de drukpers is ontstaan, aanvullende maatregelen zijn genomen om de lading vast te zetten in de opleggers:
“For the trailer at Leipzig [...] provided additional securing belts and studs. The studs were placed at the top of the machine parts to allow the securing belts to be placed from these studs to the sides of the trailer.
The trailer at Uste Nad Labem had already been re-secured by the carrier, who used his own bolts on the top of the machine to place securing belts to these bolts.
Also the lashing and securing of the trailer of Auto Motor Sport, which had lost one unit, had already been additionally secured by the carrier and [...] has only inspected how the machine were secured and whether this would suffice for onward transport to the Netherlands.”, (CED-rapport, p. 25).
Hierna is het transport van de drukpers met behulp van drie vrachtwagens zonder verdere problemen vervolgd, waarna de lading op respectievelijk op 7, 9 en 12 oktober 2010 is gearriveerd bij Dipac te Ravenstein (CED-rapport, p. 13).
Nu het schadevrij transporteren van de tweedehands drukpers (type XL 105) op pallets (ontworpen voor type CD 74) door middel van het aanbrengen van extra spanbanden en steunen kennelijk wel mogelijk is, dient het onvoldoende vastzetten van de lading (en niet de gebruikte pallets) als relevante oorzaak van het ontstaan van de schade te worden aangemerkt.
4.5 Daarnaast is van belang dat niet gebleken is dat – zoals Achmea heeft gesteld – bij het vervoer van de drukpers beoogd is om ”de Heidelberg-methode” (zoals beschreven in het CED-rapport, p. 20-21) toe te passen. Op 6 oktober 2010 is de drukpers geladen in opdracht van verkoper SGEF door [...] (CED-rapport, p. 6). Weliswaar heeft [...] ruime ervaring met het vervoeren van Heidelberg machines, maar niet gebleken is dat hij daarbij ook “de Heidelberg-methode” toepast. [...] heeft nooit enige training gehad van Heidelberg en is evenmin in het bezit van documentatie betreffende het laden en vastzetten van Heidelberg machines. (CED-rapport, p. 24). In een bespreking met CED Transport heeft [...] aangegeven dat het gebruikelijk is dat de spanbanden reeds verwijderd zijn op het moment dat hij de machines uitlaadt, zodat [...] geen idee heeft op welke wijze Heidelberg normaliter machines verpakt en vastzet ten behoeve van transport (CED-rapport, p. 24). Ook de wijze waarop de drukpers feitelijk is vastgezet, duidt erop dat “de Heidelberg-methode” niet is toegepast. Bij “de Heidelberg-methode” worden de pallets direct tegen de wand van de oplegger geplaatst, zonder vrije ruimte tussen de afzonderlijke pallets, waardoor voorwaartse beweging van de lading onmogelijk wordt. Verder worden bij elke pallet vier antislipmatten gebruikt om de weerstand tussen de pallets en de vloer van de oplegger te verhogen (CED-rapport, p. 21, bovenaan). Bij de feitelijke uitvoering van het transport zijn deze onderdelen van “de Heidelberg-methode” niet toegepast. Er zijn geen houten blokken of latten gebruikt om de pallets in de lengte- of breedterichting vast te zetten. Evenmin zijn antislipmatten gebruikt om weerstand tussen de pallets en de vloer van de oplegger te creëren (CED-rapport, p. 19, onderaan).
Aldus dient ook in het licht van het voorgaande – anders dan Achmea betoogt – niet de pallets als op zichzelf staande oorzaak, maar veeleer de gebrekkige wijze van transport (in het bijzonder de gebrekkige wijze waarop getracht is uitvoering te geven aan “de Heidelberg-methode”) als de relevante oorzaak voor het ontstaan van schade te worden aangemerkt.
4.6 In aanvulling op het voorgaande is tevens het volgende van belang. De uitleg van clausule 001 dient plaats te vinden aan de hand van het zogeheten Haviltexcriterium (vgl. HR 14 oktober 2005, NJ 2006, 117, rov. 5.2). Daarbij komt het niet alleen aan op de tekst van de bepaling maar ook op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Zoals hiervoor overwogen gaat het in dit geval om een transportverzekering voor het vervoer van een vijf jaar oude tweedehands drukpers. Dipac behoefde als verzekeringnemer er niet op bedacht te zijn dat de uitsluiting (voor schade die het gevolg is van een gebrekkige verpakking), haar in feite ertoe zou verplichten om voor het vervoer van een tweedehands drukpers de originele (door de fabrikant Heidelberg ontworpen) pallets te gebruiken. Nu de gebruikte pallets in beginsel geschikt zijn om tijdens vervoer mede tot verpakking van de drukpers te dienen (mits zoals hiervoor overwogen de pallets afdoende worden vastgezet in de vrachtwagens), kunnen de pallets ook in dit licht bezien niet als een gebrekkige verpakking in de zin van clausule 001 worden beschouwd.
4.7 Uit het voorgaande volgt dat de tijdens het transport ontstane schade aan de drukpers is veroorzaakt door de ondeugdelijke belading van de vrachtwagens. Ten opzichte van de verzekerde zaak (de drukpers dan wel de drukpers inclusief de pallets) dient dit als een van buiten komend onheil te worden aangemerkt, zodat de schade aan de drukpers is gedekt onder de verzekeringsovereenkomst. Bij deze stand van zaken behoeven de overige stellingen van partijen met betrekking tot de vraag of dekking bestaat geen bespreking meer. De vordering om Achmea te veroordelen tot betaling aan Dipac van € 610.000,00 zal dan ook worden toegewezen.
4.8 Dipac heeft onbetwist gesteld dat haar advocaat bij brief van 2 december 2010 Achmea heeft gesommeerd om binnen een termijn van zeven dagen na datum van deze brief dekking onder de polis toe te zeggen. Het verzuim van Achmea is daarom per 9 december 2010 ingetreden. De gevorderde wettelijke rente over het bedrag van € 610.000,00 zal worden toegewezen vanaf 9 december 2010.
4.9 Dipac vordert verder vergoeding van buitengerechtelijke kosten, te weten haar advocaatkosten over de periode 28 oktober 2010 tot en met 28 februari 2011 (€ 34.958,02), de onderzoekskosten van [...] B.V. (€ 11.900,00) en A&P Riskmanagement (€ 2.591,48) en de kosten van vertaling van het Engelstalige onderzoeksrapport (€ 892,50), totaal € 50.342,00.
Achmea betwist dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen. De advocaatkosten zijn buitensporig hoog, de rapportage van [...] B.V. is niet overgelegd en de vertaling van het Engelstalige rapport van CED Transport was evenmin noodzakelijk, aldus Achmea.
4.10 Uit artikel 241 Rv volgt dat ter zake van verrichtingen waarvoor de in artikel 237-240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten (zoals die ter voorbereiding van gedingstukken en ter instructie van de zaak), jegens de wederpartij geen vergoeding op grond van artikel 6:96 lid 2 BW kan worden toegekend, maar alleen de regels betreffende proceskosten van toepassing zijn. Onder instructie van de zaak valt al hetgeen de advocaat moet doen om zich een beeld te vormen van de zaak, het onderzoek naar de feiten en het bewijs, en de juridische analyse van de feiten. Niet tot instructie van de zaak behoren werkzaamheden die verband houden met sommaties en onderhandelingen met de wederpartij, zodat de kosten die verband houden met deze werkzaamheden wel voor vergoeding in aanmerking komen. Uit de door Dipac als productie 15 bij dagvaarding overgelegde specificaties blijkt dat het overgrote deel van de advocaatkosten verband houden met instructie van de zaak en maar in beperkte mate zien op sommaties en overleg met Interpolis (Achmea). De gevorderde advocaatkosten zijn daarom slechts deels toewijsbaar. Deze post zal conform Voorwerk II worden begroot op twee punten van het toepasselijke liquidatietarief € 5.160,00 (tarief VII à € 2.580,00). Nu niet gebleken is dat Interpolis (Achmea) ter zake van deze kosten eerder in verzuim is gebracht dan de datum van het uitbrengen van de dagvaarding, zal de wettelijke rente hierover worden toegewezen vanaf 1 april 2011.
4.11 De overige posten zullen worden afgewezen. Dipac heeft onvoldoende gesteld waarom de kosten van [...] B.V. en A&P Riskmanagement op grond van artikel 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking komen. Dipac heeft zich in deze procedure ook niet beroepen op enige bevinding van [...] B.V. of A&P Riskmanagement, zodat ook om die reden niet valt in te zien dat deze kosten (naast het reeds bestaande rapport van CED Transport) redelijkerwijs zijn gemaakt. Verder geldt dat nu de drukpers in Tsjechië is aangekocht en de koopovereenkomst ook in de Engelse taal is opgesteld, Dipac geacht mag worden voldoende bekend te zijn met de Engelse taal. De vertaalkosten van het Engelstalige rapport van CED Transport kunnen dan ook niet als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid worden aangemerkt.
4.12 Achmea heeft voor het geval zij in conventie wordt veroordeeld tot betaling van enig bedrag, in voorwaardelijke reconventie gevorderd om Dipac te veroordelen om haar medewerking te verlenen aan een akte van cessie betreffende alle vorderingen van Dipac uit hoofde van de koopovereenkomst tussen Dipac en de Tsjechische verkoper SGEF. Tijdens de comparitie hebben [...] en [...] namens [...] verklaart, kort gezegd, dat zij in geval van een (gedeeltelijke) veroordeling van Achmea in conventie hun medewerking zullen verlenen aan een akte van cessie betreffende alle vorderingen die [...] uit hoofde van de koopovereenkomst tussen haar en SGEF heeft of nog zal verkrijgen. Hierop heeft Achmea haar vordering in voorwaardelijke reconventie ingetrokken, zodat deze geen inhoudelijke beoordeling meer behoeft. Gelet op deze regeling tussen partijen, zullen de proceskosten in voorwaardelijke reconventie worden gecompenseerd aldus dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
4.13 De vordering van Dipac om ook Rabobank – naast Achmea – (hoofdelijk) te veroordelen, dient te worden afgewezen. Dipac heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd, kort gezegd, dat Rabobank als assurantietussenpersoon onzorgvuldig heeft gehandeld omdat zij voor een uitgebreidere dekking diende zorg te dragen. Nu uit het voorgaande is gebleken dat de verzekeringsovereenkomst (zoals deze door bemiddeling van Rabobank tot stand is gekomen) dekking biedt voor de door Dipac geleden schade, ontvalt daarmee de grondslag aan de vordering van Dipac jegens Rabobank zodat deze zal worden afgewezen.
4.14 In de zaak tussen Dipac en Achmea zal Achmea als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van Dipac worden begroot op:
Dagvaarding € 98,31
vast recht € 3.537,00
salaris advocaat € 5.160,00 (2,0 punt x tarief VII € 2.580,00 per punt)
totaal: € 8.795,31.
4.15 In de zaak tussen Dipac en Rabobank zal Dipac als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op:
vast recht € 3.537,00
salaris advocaat € 5.160,00 (2,0 punt x tarief VII € 2.580,00 per punt)
totaal: € 8.697,00.
5. De beslissing
De rechtbank
in de zaak tussen Dipac en Achmea:
5.1 veroordeelt Achmea tot betaling aan Dipac van € 610.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 9 december 2010 tot aan de dag van algehele voldoening,
5.2 veroordeelt Achmea tot betaling aan Dipac van € 5.160,00 ter zake van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 april 2011 tot aan de dag van algehele voldoening,
5.3 veroordeelt Achmea in de kosten van de procedure, aan de zijde van Dipac begroot op € 8.795,31,
5.4 compenseert de proceskosten in voorwaardelijke reconventie aldus dat iedere partij zijn eigen kosten draagt,
5.5 verklaart de veroordelingen onder 5.1, 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad,
5.6 wijst af het meer of anders gevorderde.
in de zaak tussen Dipac en Rabobank:
5.7 wijst de vordering af,
5.8 veroordeelt Dipac in de kosten van de procedure, aan de zijde van Rabobank begroot op € 8.697,00,
5.9 verklaart de veroordeling onder 5.8 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Beens en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2012.