ECLI:NL:RBSHE:2012:BY4958

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845249-12
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van hennep en wapens met vrijspraak voor heling en voorbereidingshandelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 4 december 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het bezit van hennep en een gas- c.q. knalpistool met munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 37 dagen voor het opzettelijk aanwezig hebben van meer dan 30 gram hennep en het voorhanden hebben van een wapen van categorie III. De rechtbank sprak de verdachte echter vrij van de overige tenlastegelegde feiten, waaronder heling van een scooter en voorbereidingshandelingen voor het telen van hennep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de beschikkingsmacht had over de spullen die in de kelder stonden, en dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte deze voorwerpen voorhanden had.

De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 25 oktober 2012, en de rechtbank heeft tijdens de zitting op 20 november 2012 de vordering van de officier van justitie behandeld. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk een zak met hennepgruis en natte hennep aanwezig had, maar niet kon worden bewezen dat hij de andere in beslag genomen zakken in de kelder voorhanden had. De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en de eis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 12 maanden had gevorderd, afgewezen. De rechtbank legde een lichtere straf op, rekening houdend met de vrijspraak van de andere feiten en de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook beslist over de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte en de rechthebbende.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845249-12
Datum uitspraak: 04 december 2012
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen
[verdachte]]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [woonplaats], [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 november 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 oktober 2012. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 augustus 2012 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 14.920 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 11 lid 2 Opiumwet)
2.
hij op of omstreeks 06 augustus 2012 te 's-Hertogenbosch om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen een hoeveelheid methanol en/of een hoeveelheid versnijdingsmiddel en/of een gas c.q. CO2 meter en/of een heater, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
(artikel 10a lid 1 onder 3 Opiumwet)
3.
hij op of omstreeks 06 augustus 2012 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een gas c.q. knalpistool, en/of munitie van categorie III, te weten knalpatronen, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
4.
hij op of omstreeks 06 augustus 2012 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een scooter en/of een kentekenplaat heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist(en), dan wel redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416/417bis lid 1 Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak.
T.a.v. feit 2 en feit 4:
De raadsvrouwe heeft ter terechtzitting gepleit voor vrijspraak van dit feit. Primair omdat verdachte niet de beschikkingsmacht had over de tenlastegelegde spullen die in de kelder stonden en dat hij daarom die spullen niet voorhanden heeft gehad.
De rechtbank honoreert het verweer van de raadsvrouwe.
De rechtbank kan op grond van de bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte dat hij geen sleutel van de kelder had niet vast stellen dat verdachte de beschikkingsmacht had over de onder feit 2 en feit 4 tenlastegelegde spullen die in de kelder stonden, zodat niet aan verdachte kan worden toegerekend dat hij die spullen voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 2 en feit 4. Verdachtes verklaring dat hij geen sleutel van de kelder (meer) had, vindt steun in het feit dat zijn broer de woning voor de politie opent met de sleutelbos van verdachte en dat wanneer hij ook de kelder wil open doen, aan deze sleutelbos geen sleutel van de kelder blijkt te zitten. De broer zoekt dan in de woning nog naar de sleutel, maar deze blijkt niet aanwezig.
Overweging ten aanzien van het bewijs.
T.a.v. feit 1:
De raadsvrouwe heeft ter terechtzitting gepleit voor vrijspraak van dit feit. Primair omdat verdachte niet de beschikkingsmacht had over de spullen die in de kelder stonden en hij die spullen niet voorhanden heeft gehad, met uitzondering van de zak hennepgruis die verdachte in de kelder heeft gelegd. De raadsvrouwe heeft daarnaast het verweer gevoerd dat de rechtbank niet met 100% zekerheid kan vaststellen dat de door verbalisant [verbalisant] ontvangen bruin/groen plantaardige stoffen afkomstig zijn uit de woning en kelder van cliënt. Subsidiair stelt de raadsvrouwe zich op het standpunt dat de rechtbank niet kan vaststellen dat het om ruim veertien kilo droge hennep gaat. In de woonkamer werd natte hennep aangetroffen. In de kelder treffen verbalisanten een zak aan waarvan zij aangeven dat het gruis is. Van de inhoud van de andere twee zakken is verder niets bekend.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouwe om verdachte geheel vrij te spreken van feit 1.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk een zak met hennepgruis (aangetroffen in de kelder) en natte hennep die op een krant in de woonkamer van de flatwoning, waar verdachte verbleef, lag te drogen aanwezig heeft gehad. Uit het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen blijkt dat de inhoud van een aantal zakken die in beslag zijn genomen op het adres van verdachte met een bruin/groene stof positief zijn getest op hennep. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij een keer een zak met hennepgruis in de kelder heeft gelegd en dat hij in zijn woning natte hennep aan het drogen was.
De rechtbank kan echter op grond van de bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte dat hij zelf geen sleutel van de kelder (meer) had niet vast stellen dat verdachte de beschikkingsmacht had over de andere zakken die in de kelder lagen, zodat niet aan verdachte kan worden toegerekend dat hij die andere zakken voorhanden heeft gehad. Dat er dactysporen zijn aangetroffen die in de richting van verdachte wijzen is onvoldoende voor het bewijs. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dat deel van de tenlastelegging.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 06 augustus 2012 te 's-Hertogenbosch opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
op 06 augustus 2012 te 's-Hertogenbosch een wapen van categorie III, te weten een gas c.q. knalpistool, en munitie van categorie III, te weten knalpatronen, voorhanden heeft gehad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
- bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten;
- een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest;
- teruggave aan verdachte van de onder 1 t/m 6 genoemde voorwerpen op de beslaglijst;
- onttrekking aan het verkeer van het onder 7 genoemde voorwerp op de beslaglijst;
- verbeurdverklaring van de onder 8 t/m 11 genoemde voorwerpen op de beslaglijst;
- teruggave aan de rechtmatige eigenaar van de onder 12 en 13 genoemde voorwerpen op de beslaglijst.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden in het nadeel van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte werd eerder veroordeeld voor andere strafbare feiten.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van feit 2 en 4 en tot een andere bewezenverklaring komt. De rechtbank is van oordeel dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte dan wel aan de rechthebbende nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van die inbeslaggenomen voorwerpen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 36b, 36c, 57;
Opiumwet art. 3, 11;
Wet wapens en munitie art. 2, 26, 55.
DE UITSPRAAK
T.a.v. feit 2, feit 4:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 2 en feit 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
T.a.v. feit 1, feit 3:
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C van de Opiumwet gegeven verbod
T.a.v. feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 3:
Gevangenisstraf voor de duur van 37 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 13 september 2012 en 20 november 2012 reeds geschorst.
Teruggave inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte, te weten de onder nummer 1 t/m 6 genoemde voorwerpen op de beslaglijst.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten het onder nummer 7 genoemde voorwerp op de beslaglijst.
Teruggave inbeslaggenomen voorwerpen aan de rechthebbende, te weten de onder nummer 8 t/m 13 genoemde voorwerpen op de beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H. Renneberg, voorzitter,
mr. E.W. van den Heuvel en mr. W.M. Weerkamp, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. de Dooij, griffier,
en is uitgesproken op 4 december 2012.