ECLI:NL:RBSHE:2012:BY4961

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825564-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van belagingen, bedreigingen, wederspannigheid en vernieling met opgelegde gevangenisstraf en werkstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 4 december 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder belaging, bedreiging, wederspannigheid en vernieling. De tenlastelegging omvatte onder andere bedreigingen aan het adres van slachtoffers, waarbij de verdachte hen met de dood bedreigde en hen op andere manieren angst aanjoeg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, met name op 3 november 2011, meerdere keren dreigend gedrag vertoonde, waaronder het achtervolgen van slachtoffers met een auto en het versturen van bedreigende sms-berichten. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich heeft verzet tegen de politie tijdens zijn aanhouding. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de meeste van de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 281 dagen opgelegd, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een werkstraf van 120 uren opgelegd, subsidiair 60 dagen hechtenis. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder deelname aan een gedragsinterventie en een contactverbod met de slachtoffers. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825564-11
Datum uitspraak: 04 december 2012
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 september 2012 en 20 november 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 augustus 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 03 november 2011 te Eindhoven meer malen, althans een maal
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte (telkens) toen daar opzettelijk dreigend als bestuurder van een (personen)auto met hoge, althans aanmerkelijke snelheid, in/af gereden op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], althans dreigend in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gereden;
(Artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 03 november 2011 te Eindhoven [slachtoffer 1] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend een enveloppe onder de ruitenwisser van de (personen)auto van de vader van die [slachtoffer 1] geplaatst met daarop geschreven de volgende tekst(en): "Jij hebt een overlijdensverzekering nodig, ik niet" en/of "Als jij nog 1x naar de politie gaat steek ik jou persoonlijk in brand laatste
waarschuwing jij bent nog niet van me af", althans (een) tekst(en) van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(Artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 06 oktober 2011 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto (merk: Opel, kenteken: [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, te weten door op de motorkap van die (personen)auto te springen en/of staan en/of slaan, althans (opzettelijk) die motorkap met zijn handen/lichaam te raken;
(Artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij in of omstreeks de periode van 2 november 2011 tot en met 3 november 2011 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
- meermalen sms-jes verzonden aan die [slachtoffer 1] inhoudende dreigende teksten en/of afbeeldingen; en/of
- meermalen gebeld naar die [slachtoffer 1] en/of het werk van die [slachtoffer 1]; en/of
- een enveloppe onder de ruitenwisser van de (personen)auto van de vader van die [slachtoffer 1] geplaatst met daarop geschreven de tekst(en): "Jij hebt een overlijdensverzekering nodig, ik niet" en/of "Als jij nog 1x naar de politie gaat steek ik jou persoonlijk in brand laatste waarschuwing jij bent nog niet van me af, althans (een) tekst(en) van gelijke aard en/of strekking; en/of
- als bestuurder van een (personen)auto die [slachtoffer 1] (en haar moeder) hinderlijk gevolgd en/of tot stoppen gedwongen;en/of
- als bestuurder van een (personen)auto met hoge, althans aanmerkelijke snelheid, (dreigend) ingereden op, althans in de richting gereden van die [slachtoffer 1] en/of haar moeder; en/of
- de (personen)auto van de vader van die [slachtoffer 1] vernield, althans beschadigd, door op die (personen)auto te springen/staan/slaan (terwijl die [slachtoffer 1] zich in die (personen)auto bevond).
(Artikel 285b Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 03 november 2011 te Eindhoven toen de aldaar dienstdoende
[verbalisant], hoofdagent van Regiopolitie Brabant Zuid-oost verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 287 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, althans vast had teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig zich (te trachten) los te rukken en/of zich een andere kant op te begeven dan [verbalisant] voornoemd hem trachtte te bewegen;
(artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht)
6.
hij in of omstreeks de periode van 13 september 2011 tot en met 21 september 2011 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte in voormelde periode:
- meermalen sms-berichten verzonden aan die [slachtoffer 1] en/of
- meermalen gebeld naar die [slachtoffer 1] en/of het werk van die [slachtoffer 1]; en/of naar de ouderlijke woning van die [slachtoffer 1] en/of
- meermalen zich opgehouden in de directe nabijheid van de woning van die [slachtoffer 1] en/of ouderlijke woning van die [slachtoffer 1] en/of het werk van die
[slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd "I'll keep watching you" althans woorden van gelijke aard en/of strekking
(artikel 285b Wetboek van Strafrecht)
(parketnummer 01.839635/11)
7.
hij op of omstreeks 21 september 2011 te Eindhoven [slac[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen [slachtoffer 1] en/of [verbalisant 3] (hoofdagent van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost) gezegd (nadat hij te kennen had gegeven dat hij, verdachte, nog iets moest vereffenen met die [slachtoffer 2]): "Het maakt mij
niet uit, al staan er tien politiewagens voor de deur" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, welke woorden vervolgens ter kennis zijn gekomen van voornoemde [slachtoffer 2]
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
(parketnummer 01.839635/11)
8.
hij op of omstreeks 17 juni 2012 te Eindhoven [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend die [slachtoffer 4] een mes, althans een op een mes/scherp/puntig gelijkend voorwerp voorgehouden en/of tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat hij, [slachtoffer 4], alles moest regelen en dat als hij dit niet zou doen er gekke dingen zouden gebeuren;
(artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht)
9.
hij op of omstreeks 17 juni 2012 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een auto,/autoband in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of ANWB B.V. , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (door de band van deze auto lek te steken);
(artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat uit het verhandelde ter terechtzitting niet duidelijk is geworden hoe de schade aan de auto precies is ontstaan. Met name is niet komen vast te staan dat verdachte opzet - al dan niet in voorwaardelijke zin - had op het toebrengen van schade. Tegenover de aangifte staat de verklaring van de verdachte, die de verklaring van aangever betwist en aanvoert dat hij door toedoen van de bestuurder op de motorkap van de auto terecht kwam. Daartegenover zijn er geen andere verklaringen in het procesdossier die de verklaring van aangever ondersteunen. De enkele aangifte is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het feit te komen.
De rechtbank acht evenmin wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 7 is ten laste gelegd, zodat de verdachte ook daarvan behoort te worden vrijgesproken. Naar het oordeel van de rechtbank leveren de bewoordingen zoals tenlastegelegd geen bedreiging op als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Bewijsoverweging.
Feit 4.
Uit de bewijsmiddelen - de verklaringen van aangeefster, getuigen en verdachte zelf ter terechtzitting alsook de bevindingen van een politieambtenaar - blijkt het volgende.
In een tijdsbestek van 2 dagen heeft verdachte achtereenvolgens het volgende gedaan. Hij heeft aangeefster [slachtoffer 1] vier keer gebeld terwijl hij wist dat zij geen contact met hem wilde en daarnaast heeft hij een enveloppe met bedreigende teksten achtergelaten onder de ruitenwisser van de door haar gebruikte auto. De daaropvolgende dag is verdachte met zijn auto eerst hinderlijk en dreigend achter de auto met daarin aangeefster en haar moeder aangereden en heeft hij hen tot stoppen gedwongen. Kort daarna is hij dreigend op hen afgereden terwijl zij op het trottoir liepen. Met dit handelen heeft verdachte steeds opzettelijk en wederrechtelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Verdachte deed een en ander kennelijk met de bedoeling om contact met aangeefster af te dwingen en de relatie met haar te herstellen.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of hier ook sprake was van stelselmatigheid als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien daarvan overweegt de rechtbank als volgt.
Het begrip "stelselmatig" betekent dat is gehandeld met een zekere intensiteit, duur en/of frequentie.
De onder 4. tenlastegelegde periode van 2 tot en met 3 november 2011 betreft slechts twee dagen, waarin een beperkt aantal incidenten heeft plaatsgevonden waarbij sprake is geweest van een aantasting van de persoonlijke levenssfeer van aangeefster [slachtoffer 1]. Echter, doordat verdachte ook daarvoor al gedurende enkele weken aangeefster had lastig gevallen via de telefoon en door haar te volgen (zie hierna de bewezenverklaring feit 6), was de impact van de hiervoor omschreven gedragingen van verdachte op 2 en 3 november 2011 aanzienlijk en kunnen deze gedragingen niet als geïsoleerde en op zichzelf staande incidenten worden beschouwd. Deze gedragingen passen in een op aangeefster gericht gedragspatroon. Daarom is de rechtbank van oordeel dat in casu voldaan is aan het criterium van stelselmatigheid en acht zij ook in deze periode belaging bewezen.
Bewijsoverweging.
Feit 5.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich bij zijn aanhouding niet heeft losgerukt en geen verzet heeft gepleegd tegen de politie. Volgens de verdachte kloppen de bevindingen van de verbalisant(en) niet.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] (pag. 16/17) en het proces-verbaal van bevindingen, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant] (pag. 49) blijkt dat verdachte, nadat hij is aangehouden en door verbalisant [verbalisant] bij zijn linker arm is vastgepakt, zich (met kracht) losrukt. Beide processen-verbaal zijn op ambtseed opgemaakt en de rechtbank ziet geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid ervan. Op grond van genoemde processen-verbaal acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 03 november 2011 te Eindhoven meermalen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte telkens toen daar opzettelijk dreigend als bestuurder van een personenauto met aanmerkelijke snelheid afgereden op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
2.
op 03 november 2011 te Eindhoven [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend een enveloppe onder de ruitenwisser van de personenauto van de vader van die [slachtoffer 1] geplaatst met daarop geschreven de volgende teksten: "Jij hebt een overlijdensverzekering nodig, ik niet" en "Als jij nog 1x naar de politie gaat steek ik jou persoonlijk in brand laatste
waarschuwing jij bent nog niet van me af".
4.
in de periode van 2 november 2011 tot en met 3 november 2011 te Eindhoven wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
- meermalen gebeld naar die [slachtoffer 1] en
- een enveloppe onder de ruitenwisser van de personenauto van de vader van die [slachtoffer 1] geplaatst met daarop geschreven de teksten: "Jij hebt een overlijdensverzekering nodig, ik niet" en "Als jij nog 1x naar de politie gaat steek ik jou persoonlijk in brand laatste waarschuwing jij bent nog niet van me af" en
- als bestuurder van een personenauto die [slachtoffer 1] en haar moeder hinderlijk gevolgd en tot stoppen gedwongen en
- als bestuurder van een personenauto met aanmerkelijke snelheid, dreigend in de richting gereden van die [slachtoffer 1] en haar moeder.
5.
op 03 november 2011 te Eindhoven toen de aldaar dienstdoende [verbalisant], hoofdagent van Regiopolitie Brabant Zuid-Oost verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 287 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig zich los te rukken.
6.
in de periode van 13 september 2011 tot en met 21 september 2011 te Eindhoven
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], met het oogmerk die [slachtoffer 1], te dwingen iets te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte in voormelde periode:
- meermalen sms-berichten verzonden aan die [slachtoffer 1] en
- meermalen gebeld naar die [slachtoffer 1] en het werk van die [slachtoffer 1] en naar de ouderlijke woning van die [slachtoffer 1] en
- meermalen zich opgehouden in de directe nabijheid van de woning van die [slachtoffer 1] en ouderlijke woning van die [slachtoffer 1] en het werk van die [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd "I'll keep watching you".
8.
op 17 juni 2012 te Eindhoven [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend die [slachtoffer 4] een mes
voorgehouden en tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat hij, [slachtoffer 4], alles moest regelen en dat als hij dit niet zou doen er gekke dingen zouden gebeuren.
9.
op 17 juni 2012 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een autoband, toebehorende aan ANWB B.V. , heeft vernield.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feiten 1 tot en met 9:
- 240 uur werkstraf, subsidiair 120 dagen hechtenis,
- 200 dagen gevangenisstraf met aftrek van voorarrest, waarvan 105 dagen voorwaardelijk, proeftijd 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt deelname aan een agressieregulatietraining, en een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slac[slachtoffer 2].
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ad € 2.000,--, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ad € 2.000,--,
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij slachtoffer 2] ad € 700,--, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ad € 700,--,
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ad € 820,69, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ad € 820,69,
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij ANWB B.V. ad € 633,98 (posten 1, 2 en 4), alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ad € 633,98. Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het overige deel van de vordering.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden in het nadeel van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte werd eerder terzake bedreiging veroordeeld;
- de zeer vergaande mate waarin verdachte de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, met name ook zijn ex-partner, heeft aangetast, alsmede het feit dat verdachtes handelwijze bij de slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid heeft teweeggebracht,waarbij verdachte uitsluitend is uitgegaan van zijn eigen wens om de relatie met aangeefster te herstellen en zich om het lot van de slachtoffers kennelijk volstrekt niet heeft bekommerd.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee:
- de bereidheid van verdachte om een agressieregulatietraining te volgen.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan door de officier van justitie geëist, noodzakelijk om de ernst van de feiten te benadrukken en om voldoende druk uit te oefenen om herhaling te voorkomen. Mede gelet hierop zal de rechtbank evenwel de gevorderde werkstraf matigen. De rechtbank is van oordeel dat met genoemde straffen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking wordt gebracht.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de immateriële schadevergoeding tot een bedrag van EUR 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal het overige deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding afwijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten: immateriële schadevergoeding van EUR 450,00 en materiële schadevergoeding van EUR 66,82, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal het overige deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding afwijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij ANWB B.V.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten de materiële schadevergoeding, posten 1, 2 en 4 van EUR 633,98.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de overige onderdelen van de vordering, posten 3 en 5 ten bedrage van EUR 660,00, aangezien deze posten geen rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade betreffen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte telkens meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte telkens van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 57, 63, 180, 285, 285b en 350 Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
T.a.v. feit 3, feit 7:
Vrijspraak
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 4, feit 5, feit 6, feit 8, feit 9:
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
T.a.v. feit 4:
belaging
T.a.v. feit 5:
wederspannigheid
T.a.v. feit 6:
belaging
T.a.v. feit 8:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
T.a.v. feit 9:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregelen.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 4, feit 5, feit 6, feit 8, feit 9:
Gevangenisstraf voor de duur van 281 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een agressieregulatietraining, aangeboden door de Reclassering Nederland of een soortgelijke instelling, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven;
- dat veroordeelde gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben - in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met de in deze strafzaak genoemde en aan verdachte bekende, bij een algeheel contactverbod belang hebbende personen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], een en ander met dien verstande dat onder dit contactverbod niet vallen contacten van of door tussenkomst van de advocaat van verdachte met genoemde personen;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch,opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 4, feit 6:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2.000,00 subsidiair 30 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalings-verplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (13 september 2011) tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, vastgesteld op 13 september 2011, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 300,00 subsidiair 6 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 300,00 (zegge: driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalings-verplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 300,00 (zegge: driehonderd euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst de vordering voor het overige af.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 8:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 516,82 subsidiair 10 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] van een bedrag van EUR 516,82 (zegge: vijfhonderdzestien euro en tweeëntachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit EUR 450,00 immateriële schadevergoeding en EUR 66,82 materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalings-
verplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van een bedrag van EUR 516,82 (zegge: vijfhonderdzestien euro en tweeëntachtig cent), te weten EUR 450,00 immateriële schadevergoeding en EUR 66,82 materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst de vordering voor het overige af.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 9:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 633,98 subsidiair 12 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer ANWB B.V. van een bedrag van EUR 633,98 (zegge: zeshonderddrieëndertig euro en achtennegentig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding (posten 1, 2 en 4).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalings- verplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij ANWB B.V.:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij ANWM B.V. van een bedrag van EUR 633,98 (zegge: zeshonderddrieëndertig euro en achtennegentig cent), te weten materiële schadevergoeding (posten 1, 2 en 4).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 20 september 2012 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Lammers, voorzitter,
mr. W. Schoorlemmer en mr. M. Senden, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 4 december 2012.