ECLI:NL:RBSHE:2012:BY7894

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
864166
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.A.M. Penders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bewindvoering met betrekking tot leefgeld en prioritering van betalingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 21 december 2012 uitspraak gedaan in een voorlopige voorziening betreffende de bewindvoering van eiseres, hierna aangeduid als '[rechthebbende]'. Eiseres is onder bewind gesteld bij Budget Consulaat B.V. en vordert dat de bewindvoerder, Budget Consulaat, wordt veroordeeld tot betaling van wekelijks leefgeld van € 50,- en een dwangsom voor het niet voldoen aan deze verplichtingen. Eiseres stelt dat zij sinds de aanvang van het bewind op 6 juli 2012 onvoldoende leefgeld ontvangt, waardoor zij en haar zoon in hun levensonderhoud niet kunnen voorzien. De bewindvoerder heeft echter prioriteit gegeven aan het betalen van de huur en andere vaste lasten om huisuitzetting te voorkomen, wat door de kantonrechter als niet onredelijk wordt beoordeeld.

De mondelinge behandeling vond plaats op 18 december 2012, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter overweegt dat de vordering tot betaling van leefgeld een spoedeisend karakter heeft, maar dat de bewindvoerder niet onredelijk heeft gehandeld door prioriteit te geven aan de huurbetalingen. De kantonrechter concludeert dat het niet aannemelijk is dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen, en wijst de vorderingen van eiseres af. Eiseres wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van Budget Consulaat op nihil zijn begroot.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 864166
Rolnummer : 12-10671
Uitspraak : 21 december 2012
in de zaak van:
[rechthebbende],
wonende te ’s-Hertogenbosch,
eiseres,
gemachtigde: mr. J. Haan,
t e g e n :
1. Budget Consulaat B.V. q.q., in haar hoedanigheid van bewindvoerder van eiseres,
2. Budget Consulaat B.V.,
gevestigd te Zaltbommel,
gedaagde,
gemachtigde: M.L. Bothoff en F.E. de Beer, als bewindvoerders werkzaam bij Budget Consulaat B.V..
1. De procedure
Nadat een dag was bepaald voor de behandeling van deze zaak, heeft eiseres, verder te noemen “[rechthebbende]”, gedaagde, verder te noemen “Budget Consulaat (enkelvoud)”, doen dagvaarden.
De mondelinge behandeling, waarvoor Budget Consulaat op voorhand een ‘verweerschrift’ heeft toegezonden, heeft op 18 december 2012 plaatsgevonden, gelijktijdig met de behandeling van de zaak met nummer 852486, betreffende het verzoek tot beëindiging van het bewind. Budget Consulaat is bij die gelegenheid verschenen en heeft verweer gevoerd tegen de vordering van [rechthebbende]. Partijen hebben bij die gelegenheid hun standpunten doen toelichten bij monde van hun gemachtigden, voornoemd. Daarop is vonnis bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1. [rechthebbende] vordert – zakelijk weergegeven - dat de kantonrechter bij wege van voorziening ex artikel 254 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), uitvoerbaar bij voorraad,:
a) Budget Consulaat q.q. veroordeelt om wekelijks, steeds vóór de eerste dag van elke week, over te gaan tot betaling van leefgeld van € 50,-, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag, ten behoeve van [rechthebbende] en haar zoon;
b) Budget Consulaat veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 100,- per week voor iedere week dat zij, in haar hoedanigheid als bewindvoerder, in gebreke is met het voldoen aan haar verplichtingen als bewindvoerder.
[rechthebbende] legt daaraan, kort weergegeven, het volgende ten grondslag.
Zij is vanaf 6 juli 2012 onder bewind bij Budget Consulaat. Al vanaf het begin van het bewind loopt de communicatie tussen [rechthebbende] en Budget Consulaat niet naar behoren. Regelmatig ontvangt [rechthebbende] weinig of geen leefgeld, waardoor zij niet in haar levensonderhoud en dat van haar zoon kan voorzien. De bewindvoerder stelt verkeerde prioriteiten. Bij brieven van 24 oktober 2012 en van 22 november 2012 is Budget Consulaat hierop gewezen. Dat heeft echter niets veranderd.
2.2. Budget Consulaat heeft hiertegen tot verweer, kort weergegeven, het volgende aangevoerd.
De spoedeisendheid van de vordering wordt bestreden.
Indien [rechthebbende] zal worden ontvangen in haar vordering, dient de vordering te worden afgewezen, vanwege het navolgende.
Door de bewindvoerder is voor de eerste maal de WWB-uitkering ontvangen op de beheerrekening op 30 augustus 2012. Pas vanaf dat moment hebben dan ook betalingen verricht kunnen worden door Budget Consulaat. Zij heeft gemeend eerst de huurgelden en de kosten van gas, water en licht te moeten voldoen om huisuitzetting en/of afsluiting te voorkomen. Omdat de beschikbare gelden onvoldoende zijn om het leefgeld van te betalen, heeft Budget Consulaat binnen twee weken na aanvang van het bewind contact opgenomen met de heer [X] van Juvans. De heer [X] verklaarde ervoor te kunnen zorgen dat [rechthebbende] wekelijks haar leefgeld zou ontvangen. Bovendien heeft [rechthebbende] van Budget Consulaat een gemiddelde van € 80,- per week aan leefgeld ontvangen, terwijl zij daarnaast gelden moet hebben ontvangen via Juvans.
Voor de toelichting op en onderbouwing van de standpunten van partijen zij verwezen naar de stukken van het geding.
3. De beoordeling
3.1. De spoedeisendheid van de vordering is door Budget Consulaat bestreden. Dienaangaande geldt dat de vordering tot betaling van leefgeld naar zijn aard een spoedeisend karakter draagt. [rechthebbende] is daarom ontvankelijk in haar vordering.
3.2. In de onderhavige procedure, strekkende tot het treffen van een voorlopige voorziening, dient de vordering slechts te worden toegewezen indien met een redelijke mate van zekerheid kan worden aangenomen dat de kantonrechter een overeenkomstige vordering in de bodemprocedure zal toewijzen.
Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
3.3. Tussen partijen staat het volgende vast.
Budget Consulaat is per 6 juli 2012 de bewindvoerder van [rechthebbende]. Op 30 augustus 2012 heeft Budget Consulaat voor het eerst - een deel van - de uitkering van [rechthebbende] ontvangen. Budget Consulaat heeft prioriteit gegeven aan het betalen van de vaste lasten, te weten huur, water, energie, gas en elektra en zorgverzekeringspremie.
Budget Consulaat heeft het volgende leefgeld aan [rechthebbende] betaald:
30 augustus 2012 € 40,00
5 september 2012 € 20,00
28 september 2012 € 40,00
3 oktober 2012 € 40,00
10 oktober 2012 € 40,00
17 oktober 2012 € 40,00
25 oktober 2012 € 30,00
30 oktober 2012 € 40,00
30 oktober 2012 € 40,00
7 november 2012 € 40,00
14 november 2012 € 40,00
22 november 2012 € 30,00
3 december 2012 € 30,00
5 december 2012 € 40,00
Dit komt neer op een totaalbedrag van € 510,00 over 14 weken.
Daarnaast heeft [rechthebbende] op 2 oktober 2012 € 273,88 aan kinderbijslag ontvangen. Haar minderjarige zoon heeft sinds begin september 2012 bij een oom gelogeerd.
3.4. Ingevolge artikel 1:438 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt tijdens het bewind het beheer over de onderbewind staande goederen niet toe aan de rechthebbende maar aan de bewindvoerder. Bewind, als bedoeld in boek 1 BW wordt ingesteld omdat een meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Uit het voorgaande vloeit voort dat het aan de benoemde bewindvoerder voorbehouden is, om te bepalen welke prioriteit wordt aangebracht in het doen van betalingen. Slechts indien de door de bewindvoerder aangebrachte prioriteit kennelijk onredelijk is, zal deze kunnen worden aangetast.
3.5. De kantonrechter heeft vooralsnog geen reden om aan te nemen dat de door Budget Consulaat aangebrachte prioriteit onredelijk is. Budget Consulaat heeft voorrang gegeven aan het betalen van de huur, omdat reeds een uit huis zetting dreigde. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is het niet onredelijk dat Budget Consulaat het belangrijker achtte om de huur te betalen, zodat [rechthebbende] met haar zoon een dak boven hun hoofd zouden houden, dan om haar € 50,00 per week leefgeld te betalen. Overigens kan het feit dat er onvoldoende middelen waren om beide betalingen te doen, omdat de gemeente voor de gemeentelijke heffingen een te hoog beslag had gelegd, niet aan de bewindvoerder worden verweten. Uit bovenstaand overzicht blijkt bovendien dat [rechthebbende] wel over financiële middelen beschikte om eten te kopen, ook als juist is – zoals door [rechthebbende] gesteld – dat zij nimmer geld van Juvans heeft ontvangen.
3.6. De conclusie is dat niet aannemelijk is dat de onderhavige vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De vorderingen zullen derhalve worden afgewezen. Overigens vermag de kantonrechter, ondanks de ter zitting door de gemachtigde van [rechthebbende] gegeven toelichting, niet in te zien waarom Budget Consulaat zowel ‘in persoon’ als in haar hoedanigheid van bewindvoerder is gedagvaard.
3.7. [rechthebbende] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
4. De beslissing
De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [rechthebbende] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Budget Consulaat begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. P.A.M. Penders, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2012.
Zaaknummer: 864166 blad 4
vonnis