ECLI:NL:RBSHE:2012:BZ0544

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 11 / 3555
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhavend optreden bij geluidsoverlast door airconditioning

In deze bestuursrechtelijke procedure heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 14 december 2012 uitspraak gedaan in een zaak over de weigering van de gemeente Boxtel om handhavend op te treden tegen geluidsoverlast veroorzaakt door een airconditioning op het dak van de garage van de buren van eiser. Eiser had in 2011 bezwaar gemaakt tegen het besluit van de gemeente om geen handhavend optreden te plegen, na klachten over de geluidshinder die de airco veroorzaakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente zich bij haar beoordeling heeft gebaseerd op de normen van het Activiteitenbesluit en dat de metingen die door de gemeente zijn uitgevoerd, aantonen dat het geluidsniveau van de airco in de nacht niet boven de toegestane grens van 40 dB(A) uitkomt. Eiser heeft een rapport overgelegd dat de metingen van de gemeente betwist, maar de rechtbank oordeelt dat dit rapport onvoldoende aanknopingspunten biedt om de beoordeling van de gemeente als onjuist te beschouwen.

De rechtbank heeft in haar uitspraak ook aandacht besteed aan de mogelijkheid van een oplossing in der minne, gezien de verstoorde relatie tussen eiser en de buren. De rechtbank betreurt het dat eerdere pogingen tot mediation niet tot een oplossing hebben geleid en dringt aan op hernieuwde pogingen om tot een schikking te komen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/3555
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2012 in de zaak tussen
[eiser] te [woonplaats],
eiser
gemachtigde: mr. dr. J.J.J. de Rooij,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel, verweerder
gemachtigde: M. Compter.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen [naam A] te [woonplaats], gemachtigde: mr. drs. F.K. van den Akker.
Procesverloop
Bij besluit van 26 april 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser, om handhavend op te treden ten aanzien van de op het platte dak van de garage/berging van de woning op het adres [adres A] geplaatste airconditioning (airco), afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiser op 18 mei 2011 bij verweerder bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 14 september 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit op 21 oktober 2011 beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2012. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. [naam A] is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Het bestreden besluit gaat over een weigering tot handhavend optreden ten aanzien van (de geluidshinder veroorzaakt door) een airco.
2. De airco is geplaatst tegenover een raam en openslaande deuren van slaapkamers in eisers woning. Ter legalisering van de plaatsing van deze airco heeft verweerder, bij besluit van 28 december 2010, een omgevingsvergunning verleend.
3. Verweerder heeft, voor de bepaling of door de airco geluidshinder wordt veroorzaakt, aansluiting gezocht bij de normen van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit). Eiser kan zich hier niet mee verenigen.
4. Op grond van artikel 4.1.5, eerste lid, van de APV 2010 van de gemeente Boxtel is het verboden om zonder ontheffing van het college buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluid- of lichthinder wordt veroorzaakt. Niet is bepaald wanneer sprake is van geluidshinder en op welke wijze dit moet worden bepaald.
5. Verweerder komt, bij de bepaling of sprake is van geluidshinder, beoordelingsvrijheid toe. De enkele omstandigheid dat er ook andere normen zijn waaraan door installaties veroorzaakt geluid kan worden getoetst, bijvoorbeeld in het Bouwbesluit, betekent niet dat verweerder niet mocht aansluiten bij het Activiteitenbesluit en daardoor een onjuiste norm heeft toegepast.
6. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de verrichte geluidsmeting is gebleken dat het beoordelingsniveau in de nachtperiode 36,6 dB(A) bedraagt en het op grond van het Activiteitenbesluit toegestane geluidsniveau van 40 dB(A) voor die periode niet wordt overschreden.
7. De rechtbank deelt niet eisers opvatting in het beroepschrift van 21 oktober 2011 dat verweerder in het bestreden besluit niet is ingegaan op de door hem in het bezwaarschrift genoemde, aan de meting en beoordeling van het geluidsniveau klevende manco's. Anders dan eiser aangeeft heeft verweerder niet louter volstaan met de stelling dat geen tegenrapport is ingebracht.
Overigens miskent eiser, met het verzoek om zijn bezwaarschrift als integraal herhaald en ingelast te beschouwen, de aard van de beslissing op bezwaar als een besluit waarbij een bestuurlijke heroverweging van het in bezwaar bestreden besluit plaatsvindt. In het bestreden besluit wordt juist over de ingebrachte bezwaren een oordeel gegeven. Het is dan vervolgens in beroep aan eiser om gemotiveerd aan te geven op welke punten hij zich niet met de weerlegging van de door hem ingebrachte bezwaren kan verenigen. De rechtbank zal dan ook alleen ingaan op de op dit punt in beroep specifiek ingebrachte gronden.
De rechtbank zal daarbij de in het, door eiser overgelegde, rapport van Greten Raadgevende Ingenieurs (Greten) gemaakte opmerkingen over de juiste wijze van meting als uitgangspunt hanteren, in aanmerking nemende dat bij de toezending van dit stuk geen aanvullende beroepsgronden zijn geformuleerd.
8. Verweerder heeft het gemeten geluidsniveau getoetst aan het in artikel 2.17, eerste lid, in combinatie met tabel 2.17a, van het Activiteitenbesluit opgenomen geluidsniveau voor de nachtperiode van 40 dB(A) op de gevel van gevoelige gebouwen. Verweerder heeft dit geluidsniveau gehanteerd, omdat de Keefheuvel een rustige straat is en er geen aanleiding is om aan te nemen dat er sprake is van een verhoogd achtergrondgeluidsniveau. Verweerder heeft daarom geen noodzaak gezien om het referentieniveau van het achtergrondgeluid door middel van een meting vast te stellen.
9. Het door eiser overgelegde rapport bevat geen aanknopingspunten om dit uitgangspunt onjuist te achten. Uit het rapport kan worden afgeleid dat er weliswaar metingen van het L95 hebben plaatsgevonden, maar deze zijn onvoldoende om hierop de conclusie te baseren dat verweerder niet uit heeft mogen gaan van het door hem gehanteerde geluidsniveau voor de nachtperiode. De metingen van het L95 waren namelijk indicatief, gelet op de geringe meetduur.
10. Wat de bedrijfsduurcorrectie betreft, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de airco niet de gehele nacht aan zal staan. Daarom is hij primair uitgegaan van een bedrijfsduur van ongeveer 4 uur op een nachtperiode van 8 uur, waarmee de bedrijfsduurcorrectie 3 dB bedraagt. Volgens verweerder is er overigens ook bij het permanent in bedrijf zijn van de installatie geen sprake van geluidshinder.
Greten ziet geen aanleiding om een bedrijfsduurcorrectie toe te passen, omdat geen gebruik wordt gemaakt van een timerfunctie. Op zichzelf betekent dit niet dat de airco permanent in bedrijf zal zijn. Als juist is dat de airco (mede) wordt gebruikt voor het ontvochten van lucht - waarvan de rechtbank uitgaat, omdat eiser in het door hem opgestelde logboek spreekt over condenswater - is echter aannemelijk dat, zoals Greten heeft opgemerkt, de airco permanent in bedrijf zal zijn.
Uit de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende rapportage van meting en beoordeling van het geluidsniveau van 29 februari 2011 blijkt, dat de voor de nacht geldende grenswaarde van 40 dB(A) ook niet wordt overschreden als de airco permanent in bedrijf is. Dit wordt bevestigd in paragraaf 5.1 van het rapport van Greten.
Gelet hierop heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat van een overschrijding van de grenswaarde voor de nacht geen sprake is.
11. De meting van het binnengeluidsniveau door Greten heeft, zoals verweerder in het verweerschrift uitvoerig heeft gemotiveerd, niet overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai plaatsgevonden. Zo is onder andere het binnenniveau niet gemeten met gesloten deuren en ramen en is het verschil tussen het geluidsniveau met ingeschakelde en uitgeschakelde airco niet gebaseerd op een meting van beide situaties binnen, maar is het verschil afgeleid uit metingen voor de gevel.
Op basis van het rapport van Greten kan dan ook niet de conclusie worden getrokken dat het geluidsniveau ten gevolge van het in werking zijn van de airco in de slaapkamer van eiser de grenswaarde van 30 dB(A) voor de nacht overschrijdt. Verweerder heeft, op basis van de rapportage van 29 februari 2011, dan ook mogen concluderen dat deze grenswaarde niet wordt overschreden.
12. Verweerder heeft, gelet op het voorafgaande, geen aanleiding hoeven zien om op verzoek van eiser op te treden tegen de airco van zijn buren. Het beroep kan dan ook niet slagen en zal ongegrond worden verklaard.
13. De rechtbank ziet verder geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en om te bepalen dat verweerder eiser het door hem betaalde griffierecht dient te vergoeden.
14. Niettemin ziet de rechtbank aanleiding om, los van deze zaak, met betrekking tot het tussen eiser en [naam A] bestaande geschil, het volgende op te merken.
Zoals in rechtsoverweging 5, in combinatie met rechtsoverweging 8, is overwogen, heeft verweerder de in artikel 2.17, eerste lid, in combinatie met tabel 2.17a, van het Activiteitenbesluit opgenomen geluidsniveaus voor de nachtperiode bij de beoordeling van het geluid afkomstig van de airco als uitgangspunt mogen hanteren. Bij hantering van deze methodiek vindt een bepaalde objectivering plaats van subjectief ervaren geluidshinder, die die hinder toetsbaar maakt.
De omstandigheid dat verweerder de normen van het Activiteitenbesluit als uitgangspunt heeft mogen hanteren, zegt echter niets over de hoorbaarheid door eiser van de airco op het dak van zijn buren. De rechtbank acht aannemelijk dat het geluid van de airco, zeker bij het met geopende ramen en/of deuren gebruiken van de slaapkamer door eiser, duidelijk waarneembaar is.
De rechtbank betreurt het dat eiser en [naam A] in deze zaak, na een niet geslaagde mediation, niet tot een schikking bereid bleken, te meer omdat beiden gerechtvaardigde belangen hebben.
Zoals begrijpelijk is dat de echtgenote van [naam A], die aan COPD lijdt, baat heeft bij het ontvochten van de lucht in haar slaapkamer door middel van een airco, is ook begrijpelijk dat eiser in de zomerperiode, als het na een warme dag 's nachts afkoelt, baat heeft bij het slapen met geopende ramen en/of deuren, hetgeen zeker in een rustige woonwijk niet ongebruikelijk is. De rechtbank betreurt temeer dat [naam A] en eiser niet in onderlinge overeenstemming een oplossing in der minne hebben bereikt, omdat het probleem in dit geval zeer wel oplosbaar is.
De rechtbank wijst er in dit verband op dat ter zitting door [naam A] is betoogd dat het verplaatsen van de airco naar een andere positie niet mogelijk is, omdat de leidingen maar maximaal 8 meter lang mogen zijn. Dit antwoord blijkt echter, zoals eiser ter zitting ook heeft gesteld, niet volledig. Leidingen met een grotere lengte zijn bij de standaard geleverde installatie niet mogelijk, maar uit de beantwoording van een vraag daarover via de helpdesk van de website www.chigoairco.nl blijkt dat verlenging wel mogelijk is, maar dat dan meer koelvloeistof aan het systeem moet worden toegevoegd.
Het komt de rechtbank voor dat de installatie dan ook zonder problemen kan worden verplaatst. Deze verplaatsing gaat uiteraard met kosten gepaard. In aanmerking nemende dat beide partijen, gelet op de op dit moment verstoorde relatie, baat hebben bij een oplossing, acht de rechtbank het alleszins redelijk dat eiser bij verplaatsing van de installatie bijdraagt in de kosten daarvan. Niet is overigens gebleken dat eiser daartoe niet bereid is.
De rechtbank dringt er bij eiser en [naam A] en bij hun gemachtigden op aan om opnieuw te trachten een oplossing in der minne te bereiken, in de wetenschap dat het bestuursrecht voor problemen tussen buren, als hier in het geding, geen bevredigende oplossing kan bieden.
15. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. de Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.M. Emons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 december 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.