ECLI:NL:RBUTR:1998:ZL0522
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.J. Bertrams
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van een afnamebeding in de detailhandel wegens strijd met de Mededingingswet
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 22 juli 1998 uitspraak gedaan over de nietigheid van een afnamebeding in een huurovereenkomst tussen een levensmiddelengroothandel en een supermarkt. De eiser, die twee discount supermarkten exploiteert, had een huurovereenkomst met de gedaagde groothandel, waarin een afnameverplichting was opgenomen. De eiser vorderde de nietigheid van dit afnamebeding, omdat hij meende dat het in strijd was met de Mededingingswet. De rechtbank oordeelde dat het afnamebeding de mededinging op de Nederlandse markt belemmerde en derhalve verboden was volgens artikel 6 van de Mededingingswet. De rechtbank concludeerde dat het afnamebeding van rechtswege nietig was, wat betekende dat de primaire vordering van de eiser tot nietigverklaring van het afnamebeding toewijsbaar was. De subsidiaire vorderingen van de eiser werden niet verder besproken, aangezien de primaire vordering al voldoende was om de zaak te beslechten. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van de eiser. De uitspraak benadrukt de strikte naleving van de Mededingingswet en de gevolgen van verboden mededingingsafspraken in de detailhandel.