ECLI:NL:RBUTR:1998:ZL0694

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
9 december 1998
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
87390/HAZA 98-1411
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. ter Burgge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid ziekenhuis voor foutieve HIV-test uitslagen en schadevergoeding

In deze zaak vorderde eiser een verklaring voor recht dat het ziekenhuis aansprakelijk is voor foutieve uitslagen van HIV-tests en een schadevergoeding. Eiser, die in november 1996 onder behandeling was van een uroloog verbonden aan het ziekenhuis, ontving een positieve uitslag van een HIV-test. Na verdere onderzoeken bleek echter dat deze uitslagen niet betrouwbaar waren. Eiser stelde dat het ziekenhuis tekort was geschoten in zijn informatieplicht, wat leidde tot onterecht lijden van schade. Het ziekenhuis voerde verweer en betwistte de aansprakelijkheid. De rechtbank oordeelde dat de uroloog niet voldoende informatie had verstrekt over de betrouwbaarheid van de testresultaten, wat leidde tot aansprakelijkheid van het ziekenhuis. De rechtbank kende eiser een immateriële schadevergoeding toe van 1.000 gulden, te vermeerderen met wettelijke rente, en veroordeelde het ziekenhuis in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 9 december 1998.

Uitspraak

zaaknr/rolnr 87390/HAZA 98-1411 LvR 9 december 1998
VONNIS
van de arrondissementsrechtbank te Utrecht, enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] , eiser,
hierna te noemen [eiser] , procureur: mr. J. van Andel,
- t e g e n -
de stichting
Stichting Ziekenhuis Oudenrijn,gevestigd te Utrecht, gedaagde,
hierna te noemen het ziekenhuis, procureur: mr. O.L. Nunes.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
een conclusie van eis overeenkomstig de op 24 oktober 1997 van de zijde van [eiser] uitge­ brachte dagvaarding aan het ziekenhuis om te verschijnen ter zitting van de kantonrechter te Utrecht;
een conclusie van antwoord van de zijde van het ziekenhuis;
een conclusie van repliek van de zijde van [eiser] ;
een conclusie van dupliek van de zijde van het ziekenhuis.
1.2
Vervolgens is door partijen onder overlegging van de stukken vonnis gevraagd en heeft de kantonrechter te Utrecht bij vonnis van 13 mei 1998 zich onbevoegd verklaard van de vordering kennis te nemen en de zaak in de stand waarin deze zich bevond naar deze rechtbank verwezen.
1.3
Bij deurwaardersexploot van 26 mei 1998 heeft [eiser] het ziekenhuis aangezegd dat de zaak door de kantonrechter te Utrecht naar de rechtbank is verwe-
zen en het ziekenhuis opgeroepen om bij procureur ter zitting van de rechtbank op 10 juni 1998 te ver­ schijnen.
1.4
Het ziekenhuis heeft daarop onder overlegging van de stukken vonnis gevraagd.

2.Conclusies van partijen

2.1
De vordering van [eiser] strekt ertoe, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat het ziekenhuis aansprakelijk is voor de foutieve uitslag(en) van de afgenomen HIV-test(en) en de daaruit voortvloeiende materiële en immateriële schadelijke gevolgen voor [eiser] , alsmede het ziekenhuis te veroordelen een bedrag van
f5.000,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot die der vol­ doening, en met veroordeling van het ziekenhuis in de kosten van deze procedure.
2.2
Daartegen is door het ziekenhuis verweer gevoerd, met conclusie tot niet-ontvankelijkverklaring in dan wel ontzegging van die vorderingen en met veroor­ deling van [eiser] in de kosten van de procedure.

3.Vaststaande feiten

3.1
[eiser] is in november 1996 onder behandeling geweest van drs. [A] (verder te noemen [A] ), als uroloog verbonden aan het ziekenhuis.
3.2
Omstreeks 15 november 1996 heeft [A] een serum aan de afdeling Medische Microbiologie en Immunolo­ gie gezonden met het verzoek antistoffen tegen HIV aan te tonen.
De uitslag van dit onderzoek (als productie 1 bij de conclusie van antwoord overgelegd) behelsde dat [eiser] HIV-positief was.
3.3
Op 21 november 1996 heeft [A] wederom een serum doen onderzoeken. De uitslag van dit onderzoek (als productie 2 bij de conclusie van antwoord overge­ legd) behelsde opnieuw dat [eiser] HIV-positief was.
3.4
[A] heeft, nadat hij de uitslagen aan [eiser] had meegedeeld, [eiser] voor verdere behandeling doorverwezen naar de afdeling infectieziekten en aids van het Academisch Ziekenhuis Utrecht (verder te noemen het AZU.)
[eiser] heeft zich aldaar op 27 november 1996 bij de polikliniek gemeld.
3.5
Bij brief van 12 juni 1997 heeft [B] , als internist verbonden aan de polikliniek infectie­ ziekten en aids van het AZU, aan [A] meegedeeld
-voor zover hier van belang-:
" ( ••• )
patiënt : [eiser]
(...)
Bovengenoemde patiënt zien wij regelmatig op de polikli­ niek infectieziekten in verband met (mogelijk} HIV-sero­ positiviteit.
(...)
In verband met het ontbreken van een HIV-test in het medisch dossier, daar deze test voorheen elders was verricht, werd besloten om alsnog hier een definitieve uitslag in het dossier te verkrijgen. Vanaf dat moment is er grote verwarring ontstaan daar er sprake was van een niet conclusieve serologische test en de immunoblot slechts 1 bandje tegen het P17 eiwit liet zien.
Deze bevinding kwam overeen met de uitslag destijds in november 1996 welke elders was verricht. Besloten werd om na 3 maanden wederom de test te herhalen en op 16 mei was er wederom sprake van een niet conclusieve serologische test en de immunoblot was onveranderd.
In de afgelopen zes maanden zijn de testresultaten iden­ tiek gebleven en de immunoblot laat slechts 1 positief eiwitbandje zien hetgeen te weinig is voor de diagnose HIV-seropositiviteit. Hiermee is de diagnose die destijds is gesteld verworpen (...)"

4.De grondslag van de vorderingen en het verweer

4.1
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag, dat het ziekenhuis toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen jegens [eiser] uit hoofde van de tussen partijen gesloten behandelingsovereen­ komst, dan wel dat het ziekenhuis onrechtmatig je­ gens [eiser] heeft gehandeld, tengevolge waarvan hij schade heeft geleden.
4.2
Het ziekenhuis betwist, dat zij aansprakelijk is voor de door [eiser] gepretendeerde schade, nu van enig onzorgvuldig handelen aan de zijde van het ziekenhuis geen sprake is geweest.

5.De beoordeling van het geschil

5.1
Op grond van de tussen partijen bestaande behande­ lingsovereenkomst is [A] ingevolge het bepaalde in artikel 7:448 BW in beginsel gehouden aan [eiser] inlichtingen te verstrekken omtrent het voorge­ nomen onderzoek.
Niet gesteld of gebleken is dat zich feiten en/of omstandigheden hebben voorgedaan die tot een uitzon­ dering op dit beginsel noopten.
5.2
In dit geding staat vast dat de verstrekte inlichtingen
door [A] omtrent het onderzoek hebben bestaan uit het enkel meedelen van de testresultaten aan [eiser] .
Nu, naar van de zijde van het ziekenhuis zelf is gesteld, het als een aan de test inherente bijwer­ king gezien moet worden, dat een fout-positieve uitslag het resultaat kan zijn, had het op de weg van [A] gelegen dit aan [eiser] mee te delen en heeft hij niet kunnen volstaan met het enkel meedelen van de uitslag van de testen.
Een en ander geldt temeer nu een positieve uitslag voor de patiënt (en zijn omgeving) verstrekkende gevolgen kan hebben en het dan ook van groot belang voor de patiënt is om te weten in hoeverre de test een betrouwbaar resultaat laat zien. Dit zou eventu­ eel anders kunnen zijn indien de kans op een fout­ positieve uitslag zodanig gering is dat van de be­ handelaar, mede gelet op voormeld grote belang voor de patiënt om de betrouwbaarheid van de test te weten, niet gevergd kan worden dat hij de patiënt daaromtrent informeert, maar dat dit het geval is, is gesteld noch gebleken.
5.3
Nu [A] heeft nagelaten voormelde voor de patiënt van belang zijnde inlichtingen te verstrekken, moet worden geconcludeerd, dat [A] tekort is gescho­ ten in zijn verplichtingen jegens [eiser] uit hoofde van de tussen partijen gesloten behandelings­ overeenkomst. Dit is hem ook toe te rekenen, nu niet is gesteld of gebleken dat [eiser] redelijkerwijs diende te weten dat een fout-positieve uitslag als inherente bijwerking van de test moest worden ge­ zien.
5.4
Gelet op het hiervoor overwogene, moet dan ook wor­ den geconcludeerd dat [A] aansprakelijk moet worden gehouden voor de schade die [eiser] heeft geleden tengevolge van het feit dat hij niet deugde­ lijk is geïnformeerd.
Daaraan doet niet af dat de testen elders zijn uit­ gevoerd en dat aldaar de foutieve diagnose is ge­ steld.
Het had immers op de weg van [A] gelegen, gelet op de daaromtrent bij hem bestaande wetenschap, aan [eiser] mee te delen dat de mogelijkheid bestond dat een foutieve diagnose was gesteld en dat de uitslag niet 100% betrouwbaar was.
5.5
Nu de ter uitvoering van de behandelingsovereenkomst gedane verrichtingen door [A] hebben plaatsge­ vonden in het ziekenhuis, is het ziekenhuis op grond van het bepaalde in artikel 7:462 BW (mede) aanspra­ kelijk voor die toerekenbare tekortkoming van [eiser] .
5.6
Thans dient te worden beoordeeld in hoeverre het
ziekenhuis gehouden is de schade die [eiser] ten­ gevolge van de handelwijze van [A] heeft geleden te vergoeden.
In dit verband heeft het ziekenhuis gesteld, dat geen causaal verband bestaat tussen het niet melden aan [eiser] van de mogelijkheid van foutief-posi­ tieve uitslagen en de door hem gestelde schade, nu het ziekenhuis niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het feit dat [eiser] tijdens de be­ handeling in het AZU ten onrechte in de veronder­ stelling heeft verkeerd dat hij seropositief was.
5.7
De omstandigheid dat [A] [eiser] heeft door­ verwezen voor verder onderzoek en behandeling in het AZU kan het ziekenhuis niet ontslaan van voormelde aansprakelijkheid voor de door [eiser] geleden schade.
Immers, indien en voor zover [A] [eiser] ge­ noegzaam had ingelicht omtrent de mogelijke afwij­ kingen in de testresultaten, had [eiser] in het AZU direct een (andere) test kunnen aanvragen en had kunnen worden voorkomen dat [eiser] zo lang in de veronderstelling verkeerde dat hij besmet was met het HIV-virus.
Dat het AZU daartoe ook meteen uit eigen beweging had kunnen overgaan of, in de visie van het zieken­ huis, wellicht had moeten overgaan, doet aan het voorgaande niet af.
5.8
Met betrekking tot de door [eiser] gevorderde schadevergoeding stelt de rechtbank voorop dat [eiser] geen stellingen heeft ontwikkeld op grond waarvan aannemelijk is dat hij tengevolge van de handelwijze van het ziekenhuis materiële schade heeft geleden.
5.9
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadever­ goeding wordt het volgende overwogen.
In aanmerking nemend dat de mededeling van de uit­ slag aan [eiser] tengevolge heeft gehad dat hij in de veronderstelling heeft verkeerd, dat hij besmet was met het HIV-virus, hetgeen een dermate grote psychische belasting met zich brengt dat van een aantasting in de persoon kan worden gesproken, zal aan [eiser] naar billijkheid een vergoeding van de schade worden toegekend.
Alhoewel van de zijde van het ziekenhuis de hoogte van de door [eiser] gevorderde immateriële schade­ vergoeding niet is betwist, ziet de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking nemend, aanleiding die gevorderde schadevergoeding naar maatstaven van billijkheid vast stellen op een bedrag van
f1.000,--.
Daarbij is door de rechtbank enerzijds rekening ge­ houden met de periode dat [eiser] in onzekerheid heeft verkeerd en anderzijds met de omstandigheid
dat niet gesteld of gebleken is dat de mededeling van die foutief-positieve uitslag tot voor [eiser] onomkeerbare gevolgen heeft geleid.
5.1
Al het hiervoor overwogene leidt tot de conclusie dat de vorderingen van [eiser] zullen worden toe­ gewezen als in het dictum vermeld.
5.11
Het ziekenhuis zal als de in het ongelijk gestelde
partij in de kosten van dit geding worden veroor­ deeld, welke kosten, nu [eiser] met een toevoeging procedeert, op de voet van artikel 57b Rv aan de griffier van deze rechtbank zullen moeten worden voldaan.

6.BESLISSING

De rechtbank:
6.1
verklaart voor recht dat het ziekenhuis aansprake­ lijk is voor de foutieve uitslag(en) van de afgeno­ men HIV-test(en) en de daaruit voortvloeiende imma­ teriële schade voor [eiser] ;
6.2
veroordeelt het ziekenhuis om tegen bewijs van kwij­ ting aan [eiser] te betalen als vergoeding van die immateriële schade een bedrag van
f1.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der voldoening;
6.3
veroordeelt het ziekenhuis voorts in de kosten van deze procedure.
Deze kosten worden, voorzover tot op heden aan de zijde van [eiser] gevallen, begroot op
f520,23 voor verschotten en op
f1.600,-- voor procureurssa­ laris, op de voet van artikel 57b Rv te voldoen aan de griffier van deze rechtbank;
6.4
verklaart dit vonnis wat betreft de onderdelen 6.1 tot en met 6.3 uitvoerbaar bij voorraad;
6.5
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. ter Burgge en in het openbaar uitgesproken op woensdag 9 december 1998.