ECLI:NL:RBUTR:1999:AA4138

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 mei 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 99/764 VV
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake ongeldigverklaring rijbewijs door Minister van Verkeer en Waterstaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 12 mei 1999 een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, aangeduid als A, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat, waarbij zijn rijbewijs op 12 april 1999 ongeldig was verklaard. De ongeldigverklaring was het gevolg van het niet verlenen van de vereiste medewerking aan de Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA). Tijdens de zitting op 12 mei 1999 was verzoeker in persoon aanwezig, terwijl de verweerder, de Minister, zich niet ter zitting liet vertegenwoordigen.

De president van de rechtbank, mr. D.A.C. Slump, heeft na behandeling van het verzoek besloten het besluit van de Minister te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op het ingediende bezwaarschrift. Tevens werd bepaald dat het door verzoeker betaalde griffierecht van f 225,- vergoed diende te worden door de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De rechtbank oordeelde dat niet was komen vast te staan dat verzoeker niet de vereiste medewerking aan de EMA had verleend, omdat er geen bewijs was voor de aangetekende verzending van de oproeping tot deelname aan de EMA, die volgens de Minister op 17 februari 1999 zou zijn verzonden.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer een partij zich niet laat vertegenwoordigen en er geen bewijs van verzending en ontvangst kan worden overlegd. De beslissing van de rechtbank biedt verzoeker tijdelijk rechtsbescherming totdat er een definitieve beslissing op het bezwaarschrift is genomen.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE UTRECHT
sector bestuursrecht
nr. AWB 99/764 VV
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de president van de rechtbank te Utrecht op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen:
A te B,
verzoeker,
en
de Minister van Verkeer en Waterstaat,
verweerder.
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Het verzoek om een voorlopige voorziening heeft betrekking op het besluit van verweerder van 12 april 1999 waarbij het rijbewijs van verzoeker ongeldig is verklaard.
1.2 Het verzoek is op 12 mei 1999 in een openbare zitting behandeld alwaar verzoeker in persoon is verschenen. Verweerder heeft zich - met kennisgeving - niet ter zitting doen vertegenwoordigen.
2. BESLISSING
Aan het slot van de behandeling van het verzoek heeft de president:
2.1 het besluit van verweerder van 12 april 1999 geschorst tot en met zes weken na de bekendmaking van het besluit op het daartegen ingediende bezwaarschrift.
2.2 bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht ad f 225,- wordt vergoed;
2.3 de Staat der Nederlanden (Ministerie van Verkeer en Waterstaat) aangewezen als de rechtspersoon het onder 2.2 vermelde bedrag dient te vergoeden.
3. GRONDEN
3.1 Verweerder heeft het rijbewijs van verzoeker ongeldig verklaard wegens niet verlenen van de vereiste medewerking aan de Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA).
3.2 Niet in geschil is dat verzoeker aan deze Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer door verweerder opgelegd heeft te voldoen.
3.3 Verzoeker stelt de oproeping om deel te nemen aan de EMA die op 17 februari 1999 zou starten, niet te hebben ontvangen. Deze oproeping is volgens verweerder door de cursusinstantie, het Centrum Maliebaan te Utrecht, per aangetekende post aan verzoeker toegezonden.
3.4 Bij de namens verweerder toegezonden stukken is echter geen bewijs voor aangetekende verzending casu qua een bewijs van ontvangst door verzoeker van dit schrijven aangetroffen. Nu verweerder zich ter zitting niet heeft laten vertegenwoordigen, is niet duidelijk geworden waarop verweerder zijn stelling met betrekking tot verzending en ontvangst baseert.
3.5 Aangezien derhalve niet is komen vast te staan dat verzoeker niet de vereiste medewerking aan de EMA heeft verleend, komt het besluit van verweerder in aanmerking om te worden geschorst.
De mondeling uitspraak is gewezen door mr D.A.C. Slump, fungerend president,
op 12 mei 1999.
Aldus opgemaakt door de griffier.
De griffier: De president:
A.C. van Manen mr D.A.C Slump
Afschrift verzonden aan partijen op:
AWB 99/764 VV