ECLI:NL:RBUTR:2000:3

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
14 augustus 2000
Publicatiedatum
27 oktober 2016
Zaaknummer
SBR 99/1183
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve boetes voor premieheffing over freelancers

In deze zaak heeft de arrondissementsrechtbank te Utrecht geoordeeld over een beroep van Rabofacet B.V. tegen de oplegging van administratieve boetes door het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) over de jaren 1994 tot en met 1997. De boetes van 25% waren opgelegd naar aanleiding van een looncontrole die had plaatsgevonden op 12 oktober 1998, waarbij was vastgesteld dat Rabofacet niet de juiste premies had ingehouden voor freelancers. Eiseres, Rabofacet, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Lisv, dat de boetes ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 20 juli 2000, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Rabofacet niet in beroep is gegaan tegen de registratie van het administratief verzuim, maar wel tegen de boetes die verband hielden met de verzekeringsplicht van freelancers. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de looncontrole en de daaropvolgende besluiten van het Lisv zorgvuldig gewogen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet opzettelijk of met grove schuld heeft gehandeld, en dat het Lisv niet voldoende bewijs heeft geleverd voor deze beschuldigingen.

De rechtbank oordeelt dat, hoewel Rabofacet enige verwijtbaarheid kan worden toegeschreven, er geen sprake is van opzet of grove schuld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het Lisv niet in voldoende mate heeft aangetoond dat Rabofacet opzettelijk of met grove schuld heeft gehandeld. Daarom heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en de opgelegde boetes vernietigd. Tevens is het Lisv veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op fl. 1420,-. De rechtbank heeft bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht van fl. 450,- door het Lisv aan haar moet worden vergoed.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE UTRECHT
Reg. nr: SBR 9911 183
UITSPRAAKvan de arrondissementsrechtbank
te Utrecht, enkelvoudige kamer voor de
behandeling van bestuursrechtelijke zaken, in
het geding tussen:
Rabofacet B.V.,
gevestigd te Zeist,
eiseres,
tegen
Het bestuur van het Landelijk instituut sociale
verzekeringen (Lisv),
gevestigd te Amsterdam,
verweerder.
I .VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij brief van 22 februari 1999 en nota's van 1 maart 1999 heeft verweerder een eerste administratief verzuim over de jaren 1994 tot en met 1997 geregistreerd onder oplegging van administratieve boetes van 25% over de ambtshalve vastgestelde premie over die jaren.
Het tegen dit besluit op 15 maart 1999 gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 14
mei 1999 ongegrond verklaard.
Namens eiseres is tegen het besluit van 14 mei 1999 op 11 juni 1999 beroep bij deze rechtbank
ingesteld. De beroepsgronden zijn aangevuld bij schrijven van 26 augustus 1999.
Bij schrijven van 7 oktober 1999 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken
aan de rechtbank toegezonden en een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 20 juli 2000 waar eiseres is verschenen bij haar gemachtigden,mrs. F. Magielsen en H. Klomp, medewerkers van het directoraat juridische en
fiscale zaken, afdeling fiscale zaken binnenland van de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank b.a., handelend onder de naam Rabobank Nederland. Verweerder is daarbij
verschenen bij gemachtigde mr. H.E. Nieman, medewerkster bij de afdeling bezwaar en beroep
van GAK Nederland B.V., districtskantoor Amsterdam.

2.OVERWEGINGEN

Eiseres komt in onderhavig geding niet op tegen de registratie van een eerste administratief
verzuim en de boetes die zijn opgelegd ter zake van de correcties van de ten onrechte niet aan
premieheffing onderworpen onkostenvergoedingen. Derhalve is dat deel van het bestreden
besluit niet in geding.
Eiseres komt op tegen het deel van de hiervoor genoemde boetes dat is opgelegd in verband
met de verzekeringsplicht van freelancers van eiseres. Derhalve staat de rechtbank in dit geding
voor de beantwoording van de vraag of verweerder terecht en op goede gronden de bezwaren
van eiseres tegen verweerders nota's waarbij administratieve boetes van 25% zijn
opgelegd in verband met die verzekeringsplicht, ongegrond heeft verklaard.
Daarbij gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.
Op 12 oktober 1998 is een looncontrole verricht bij eiseres. Naar aanleiding daarvan is op 21
december 1998 een looncontrolerapport opgemaakt. Daarin is onder meer het volgende opge-
nomen:
3. Verzekeringsplicht
Buiten de loonadministratie zijn betalingen verricht aan een aantal free-lance medewerkers.
Rabofacet verzorgt de facilitaire zaken - waaronder automatisering - voor de
hele Rabo-organisatie. De markt voor automatiseerders is op dit moment niet ruim.
Om toch goede automatiseerders aan zich te kunnen binden worden in enkele gevallen
free-lance contracten opgesteld. Het betreft doorgaans personen die teveel verdienen
om in een van de banksalarisschalen te kunnen vallen. Inmiddels is een protocol opgesteld
waardoor de eventuele verzekeringsplicht van deze free-lance automatiseerders
beoordeeld kan worden. ( ... )
In het verleden is bij Rabofacet niet zeer inzichtelijk gemaakt hoe de verzekeringsplicht
van de free-lance medewerkers beoordeeld is geweest. De heren Kahn, Machielsen
en Van Maldegem erkenden dat in een aantal gevallen, achteraf bezien, tot verzekeringsplicht
besloten had moeten worden, waar dat niet gebeurd is.
In overleg met hen is om redenen van administratieve eenvoud, op niet nominatieve
basis en schattenderwijs een correctie opgesteld, waarbij Rabofacet vrijwaring verkrijgt
voor premieafdracht over de jaren 1993
tlm1997. ( ... )"
Eiseres heeft verweerder (in de jaren van 1994 tot en met 1997) niet verzocht de verzekeringsplicht van de bij haar in dienst zijnde freelancers te beoordelen.
Bij voornoemde nota's heeft verweerder eiseres boetes opgelegd van 25% over de op basis
van voormelde controle over de jaren 1994 tot en met 1997 alsnog verschuldigde premie
werknemersverzekeringen. Daarbij is over de jaren van 1994 tot en met 1997 een boete opgelegd
van fl. 6924,-,9181,-,16.002,- respectievelijk 31.660,-.
Eiseres voert, kort gezegd, aan dat niet aan haar opzet danwel grove schuld te wijten is dat te
weinig premies zijn ingehouden en afgedragen en dat verweerder niet het vereiste bewijs heeft
geleverd dat sprake is geweest van opzet of grove schuld.
Verweerder voert aan dat eiseres met opzet dan wel grove schuld heeft gehandeld, aangezien
eiseres blijkens voornoemd looncontrolerapport van 21 december 1998 heeft erkend dat zij in
een aantal gevallen bij de beoordeling van de arbeidsverhoudingen van de freelancers verzekeringsplicht had moeten aannemen, doch om pragmatische redenen voorbij is gegaan aan de vraag of deze personen verzekeringsplichtig waren. Daarnaast heeft verweerder er op gewezen
dat het destijds op de weg van eiseres had gelegen om aan verweerder te verzoeken de
verzekeringsplicht te beoordelen.
De rechtbank is met eiseres van oordeel dat verweerder niet in voldoende mate heeft aangetoond
dat eiseres voor het ten onrechte aannemen van zelfstandigheid van een aantal van de
bij haar werkzame freelancers opzet dan wel grove schuld verweten kan worden. Hoewel eiseres
enig verwijt kan worden gemaakt, heeft de rechtbank noch in de gedingstukken, noch
naar aanleiding van het verhandelde ter zitting, aanknopingspunten gevonden om te spreken
van grove schuld of opzet.
Zoals verweerder terecht opmerkt, had eiseres als werkgever verweerder kunnen vragen om
de verzekeringsplicht van de bij haar werkzame freelancers te beoordelen. Daarmee had eiseres
iedere twijfel over die verzekeringsplicht kunnen wegnemen. Nu eiseres dit heeft nagelaten
en heeft gemeend zelf de verzekeringsplicht te kunnen beoordelen, heeft eiseres (enigszins)
verwijtbaar gehandeld. Deze verwijtbaarheid is echter niet zodanig dat gesproken kan
worden van opzet of grove schuld.
Uit het looncontrolerapport van 21 december 1998 volgt dat eiseres heeft erkend dat achteraf
gezien voor een aantal freelancers verzekeringsplicht had moeten worden aangenomen. Daaruit
volgt echter niet dat eiseres op het moment dat zij ten onrechte aannam dat die freelancers
niet verplicht verzekerd waren, met opzet dan wel grove schuld handelde. Uit de erkenning
achteraf volgt immers niet dat eiseres destijds willens en wetens een verzuim pleegde of de
aanmerkelijke kans aanvaardde dat een verzuim werd gepleegd, dan wel met aan opzet grenzende
onachtzaamheid handelde.
De rechtbank acht aannemelijk dat eiseres, zoals ter zitting is toegelicht, juist heeft geprobeerd
om de verzekeringsplicht correct te beoordelen. Ter zitting is immers gebleken dat interne
richtlijnen golden om te voorkomen dat ten onrechte verzekeringsplicht zou worden
aangenomen. Op basis van die richtlijnen moest om de verzekeringsplicht te beoordelen onder
meer worden nagegaan of de betreffende medewerker werkte voor meerdere opdrachtgevers,
omzetbelasting afdroeg en bij de Kamer van Koophandel stond geregistreerd. Dat bij de genoemde looncontrole is gebleken dat eiseres desondanks ten onrechte heeft aangenomen dat
geen sprake was van verzekeringsplicht terwijl daarvan wel sprake was en, zoals eiseres heeft
gesteld, de teugels strakker moesten worden aangetrokken, betekent naar het oordeel van de
rechtbank nog niet dat eiseres tot dan toe met opzet of grove schuld handelde.
Nu de grieven van eiseres doel treffen, zal het beroep gegrond worden verklaard. De aangevoerde
bezwaren leiden derhalve tot vernietiging van het bestreden besluit voor zover dat ziet
op de boetes die zijn opgelegd in verband met de verzekeringsplicht van freelancers van eiseres
in de periode van 1994 tot en met 1997.
Gelet op vorenstaande is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres
in verband met de behandeling van dit beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Nu de gemachtigden van eiseres werkzaam zijn bij het directoraat fiscale zaken van een andere rechts persoon als eiseres, is sprake van door derden beroepsmatig verleende rechtsbijstand zoals
bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht en komen de door hen gemaakte kosten
voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten worden met toepassing van het Besluit proceskosten
bestuursrecht begroot op ft. 1420,- als kosten van verleende rechtsbijstand. Van andere
kosten die eiseres redelijkerwijs in verband met de behandeling van dit beroep heeft moeten
maken is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank beslist als volgt.

3.BESLISSING.

De arrondissementsrechtbank te Utrecht,
recht doende,
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op de boetes die zijn opgelegd in verband
met de verzekeringsplicht van freelancers van eiseres in de periode van 1994 tot en met 1997,
bepaalt dat verweerder eiseres het door haar betaalde griffierecht van fl. 450,- aan haar vergoedt,
veroordeelt verweerder in de kosten van eiseres in dit geding ten bedrage van ft. 1420,-, te
betalen door het Lisv.
Aldus vastgesteld door mr.
H.J.H. van Meegen, lid van de enkelvoudige kamer, en in het
openbaar uitgesproken op
1 4 AUG. 2000
de griffier:
W.B. Lakeman
(bij afwezigheid van de
behandelend griffier
M.l.Konert)
Afschrift verzonden op: 1 4 AUG. 2000
Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking
hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Centrale Raad van
Beroep, Postbus 16002,3500 DA Utrecht.