ECLI:NL:RBUTR:2000:AA7386

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 oktober 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
120029/KG ZA 00-904/RS
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.A.M.E. van der Burg-van Geest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod op strafrechtelijke ontruiming van een gekraakt tuinhuis

In deze zaak heeft eiser, hierna te noemen [eiser], de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de officier van justitie, in kort geding gedagvaard. De vordering van [eiser] betreft een verbod op de toepassing van strafrechtelijke dwangmiddelen, waaronder aanhouding en ontruiming van een tuinhuis dat op 8 september 2000 door hem en andere krakers is gekraakt. De ontruiming is aangezegd door de officier van justitie, omdat de krakers het tuinhuis niet wilden verlaten. Eiser stelt dat het tuinhuis langer dan twaalf maanden niet in gebruik is geweest, waardoor de ontruiming onrechtmatig zou zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het tuinhuis, dat behoort bij een voormalig verzorgingstehuis, op 5 november 1999 in gebruik is genomen als opslagruimte. Eiser heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder foto's en schriftelijke bevestigingen van de oppasser van het verzorgingstehuis, waaruit blijkt dat het tuinhuis tot en met 8 september 2000 als opslagruimte is gebruikt. De Staat heeft betwist dat het tuinhuis niet in gebruik is geweest en heeft gesteld dat er opslag heeft plaatsgevonden door verschillende oppassers.

De rechtbank oordeelt dat de officier van justitie in redelijkheid tot de aanzegging van de strafrechtelijke ontruiming heeft kunnen komen. De vordering van [eiser] wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de kosten van het geding. De president van de rechtbank heeft het vonnis op 10 oktober 2000 uitgesproken.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE UTRECHT
Kort-gedingnr. 120029/KG ZA 00-904/RS
VONNIS van de president van de arrondissementsrechtbank te Utrecht in het kort geding van:
[eiser],
verblijvende te Utrecht,
[....]
procureur: mr. E. Th. Hummels,
- t e g e n -
De Staat der Nederlanden,
(Ministerie van Justitie)
zetelende te Den Haag,
g e d a a g d e,
procureur: mr. M. Nuyten,
advocaat : mr. A.Th.M. ten Broeke te Den Haag.
1. Het verloop van het geding
1.1 Eiser, hierna ook te noemen: [eiser], heeft gedaagde, verder ook te noemen: de Staat, in kort geding doen dagvaarden. Op de dienende dag, 27 september 2000, heeft hij van eis geconcludeerd overeenkomstig de inhoud van het exploot van dagvaarding, waarvan een fotokopie aan dit vonnis is gehecht.
1.2 [eiser] heeft vervolgens bij monde van zijn procureur zijn vordering doen toelichten mede aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen en producties.
1.3 De Staat heeft hierop bij monde van zijn advocaat verweer doen voeren mede aan de hand van een overgelegde pleitnota en overgelegde producties.
1.4 Na voortgezet debat, hebben partijen de stukken overgelegd en vonnis gevraagd.
2. De vaststaande feiten
2.1 Op 8 september 2000 heeft een groep mensen, waaronder [eiser], een tuinhuis behorende bij een voormalig verzorgingstehuis op het perceel Maliesingel 77 te Utrecht gekraakt, hierna te noemen het tuinhuis.
2.2 Van [eiser] en de andere krakers is gevorderd het tuinhuis te verlaten waaraan zij niet hebben voldaan. De officier van justitie heeft hen vervolgens de ontruiming aangezegd.
2.3 Evengenoemd verzorgingstehuis is per 2 september 1999 in bewaring gegeven bij de Huis Oppas Dienst (HOD) Nederland b.v.. Deze besloten vennootschap heeft vervolgens oppasovereenkomsten afgesloten met diverse aspirant-bewoners.
Met een van de oppassers van het voormalige verzorgingstehuis[[....]] is bij brief van 5 november 1999 het volgende afgesproken:
"(....)
Hierbij bevestigen wij de afspraak dat jij vanaf heden, 5 november 1999, het tuinhuis behorende bij het Complex Maliesingel 77 te Utrecht in gebruik hebt genomen.
Het tuinhuis wordt door jou vanaf heden als opslagruimte gebruikt. Hierbij zijn twee zaken van belang. Ten eerste kan het tuinhuis alleen gebruikt worden als opslagruimte en niet als woonruimte daar er geen voorzieningen aanwezig zijn. Ten tweede kan slechts gebruik gemaakt worden van de begane grond omdat wij de eerste verdieping, vanwege bouwvalligheid, niet veilig achten.
(...)"
2.4 In verband hiermee heeft [de oppasser] voornoemd het volgende op schrift gesteld:
" Door mij opgeslagen spullen in het zusterhuis van huizen Heronymus
. Opblaas zwembad.
. gietijzerearmatuur van een 1000 watt buiten lamp.
. 6 tal luidspreker boxen.
. een stereo versterker.
. een doos met snoeren/kabels en dergelijke.
. centrifuge.
. doos vol met kerst slingers en ballen.
. rietmat.
. houten planken en palen.
. fiets onder delen.
(...)".
3. Het geschil en de beoordeling ervan
3.1 Voor de volledige inhoud en de grondslagen van de vordering wordt verwezen naar de aangehechte dagvaarding. Kort weergegeven houdt de vordering in de Staat en via hem de officier van justitie te Utrecht, te verbieden strafrechtelijke dwangmiddelen, waaronder aanhouding van [eiser] en de andere krakers, jegens hen toe te passen, voor zover deze voortvloeien uit verdenking van [eiser] en de andere krakers van de overtreding van artikel 138 Sr. dan wel 429sexies Sr en/of te verbieden anderszins tot feitelijke ontruiming van het tuinhuis over te gaan of te doen overgaan, voordat omtrent de strafbaarheid van [eiser] als bedoeld in evengenoemde artikelen door de strafrechter een (onherroepelijke) uitspraak zal zijn gedaan.
3.2 [eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd de stelling dat een strafrechtelijke ontruiming ingevolge meergenoemde artikelen onrechtmatig is nu het tuinhuis voorafgaande aan het verblijf hierin door [eiser] en de andere krakers langer dan twaalf maanden niet in gebruik is geweest.
3.3 De Staat heeft dit onder verwijzing naar de onder 2.3 opgenomen afspraak betwist en heeft gesteld dat opslag in wisselende mate heeft plaats gevonden en bij gelegenheid ook door andere oppassers dan door [de oppasser] voornoemd.
3.4 Vooropgesteld moet worden dat aan de Staat en via hem de officier van justitie - binnen het kader van de aan hem opgedragen taak de wetten te handhaven bij het optreden op strafrechtelijk terrein - een zekere beleidsvrijheid toekomt. Deze beleidsvrijheid kan door de burgerlijke rechter slechts marginaal worden getoetst.
3.5 Gelet op de afspraak met [de oppasser] en hetgeen
laatstgenoemde op schrift heeft gesteld ten aanzien van de in het tuinhuis opgeslagen goederen alsmede op grond van de door [eiser] ter zitting getoonde foto's waarvan hij heeft gesteld dat deze kort na het kraken van het tuinhuis zijn genomen, is voldoende aannemelijk geworden dat het tuinhuis tot en met 8 september 2000 in gebruik is geweest als opslagruimte.
3.6 Hieraan doet niet af dat (gedeelten van) de deur en ramen van het tuinhuis waren dichtgetimmerd nu de Staat ten stelligste heeft ontkend dat hierdoor opslag niet mogelijk is geweest en dit ook niet te rijmen valt met evengenoemde foto's waaruit van de opslag van enige goederen is gebleken.
3.7 Dit betekent dat de officier van justitie in het onderhavige geval in redelijkheid tot haar besluit heeft kunnen komen om tot de aanzegging van de strafrechtelijke ontruiming van het tuinhuis over te gaan.
3.8 Gelet hierop behoeft hetgeen partijen overigens hebben gesteld geen bespreking.
3.9 De vordering zal derhalve worden afgewezen.
3.10 [eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van dit geding worden veroordeeld.
4. De beslissing
De president:
4.1 weigert de gevraagde voorziening;
4.2 veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op f. 1.550,- voor salaris van zijn procureur en op f. 400,- voor verschotten;
4.3 verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M.E. van der Burg-van Geest, fungerend president, en is in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2000.