ECLI:NL:RBUTR:2000:AA7386
Rechtbank Utrecht
- Kort geding
- G.A.M.E. van der Burg-van Geest
- Rechtspraak.nl
Vordering tot verbod op strafrechtelijke ontruiming van een gekraakt tuinhuis
In deze zaak heeft eiser, hierna te noemen [eiser], de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de officier van justitie, in kort geding gedagvaard. De vordering van [eiser] betreft een verbod op de toepassing van strafrechtelijke dwangmiddelen, waaronder aanhouding en ontruiming van een tuinhuis dat op 8 september 2000 door hem en andere krakers is gekraakt. De ontruiming is aangezegd door de officier van justitie, omdat de krakers het tuinhuis niet wilden verlaten. Eiser stelt dat het tuinhuis langer dan twaalf maanden niet in gebruik is geweest, waardoor de ontruiming onrechtmatig zou zijn.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het tuinhuis, dat behoort bij een voormalig verzorgingstehuis, op 5 november 1999 in gebruik is genomen als opslagruimte. Eiser heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder foto's en schriftelijke bevestigingen van de oppasser van het verzorgingstehuis, waaruit blijkt dat het tuinhuis tot en met 8 september 2000 als opslagruimte is gebruikt. De Staat heeft betwist dat het tuinhuis niet in gebruik is geweest en heeft gesteld dat er opslag heeft plaatsgevonden door verschillende oppassers.
De rechtbank oordeelt dat de officier van justitie in redelijkheid tot de aanzegging van de strafrechtelijke ontruiming heeft kunnen komen. De vordering van [eiser] wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de kosten van het geding. De president van de rechtbank heeft het vonnis op 10 oktober 2000 uitgesproken.