ECLI:NL:RBUTR:2000:AA7952

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 oktober 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
16/156047-00
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.J. van der Meer
  • P. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de overtreding van het Reclamebesluit geneesmiddelen door G. W. B.V. met betrekking tot het middel Zyban

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 27 oktober 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen G. W. B.V., die werd beschuldigd van het overtreden van het Reclamebesluit geneesmiddelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door middel van televisiespots en bioscoopreclame, publiekelijk reclame had gemaakt voor het geneesmiddel Zyban, dat uitsluitend op recept verkrijgbaar is. Dit was in strijd met artikel 5 van het Reclamebesluit, dat reclame voor dergelijke geneesmiddelen verbiedt. De rechtbank stelde vast dat de marketingcampagne van G. W. B.V. gericht was op het stimuleren van de verkoop en het voorschrijven van Zyban, wat niet toegestaan is volgens de wetgeving. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat de spots voorlichtend waren en concludeerde dat deze niet voldeden aan de criteria voor voorlichting zoals vastgelegd in de Reclamerichtlijn. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten en legde een geldboete op van in totaal 190.000 gulden, verdeeld over meerdere overtredingen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van de overtredingen op de vrije keuze van artsen en patiënten met betrekking tot geneesmiddelen.

Uitspraak

Tegenspraak Verkort vonnis
Raadsman: mr. E. van Liere, advocaat te Rotterdam
V O N N I S
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter te Utrecht
6 juli 2000 in de strafzaak onder parketnummer 16/156047-00 van van de arrondissementsrechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken tegen:
G. W. B.V.,
gevestigd Zeist.
.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 22 juni 2000 en die in hoger beroep van 13 oktober 2000.
1. De telastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen.
2. Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis van de kantonrechter te Utrecht van 6 juli 2000 kan niet in stand blijven, nu de rechtbank tot een andere beslissing komt dan de kantonrechter.
3. De bewijsbeslissing
Ingevolge van artikel 5, aanhef en onder a van het Reclamebesluit geneesmiddelen is tot het publiek gerichte reclame verboden voor geneesmiddelen die uitsluitend op recept mogen worden afgeleverd. Het Reclamebesluit geneesmiddelen is een regeling als bedoeld in artikel 26 van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening, en overtreding van het Reclamebesluit geneesmiddelen is als overtreding strafbaar gesteld in artikel 31 van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening.
In artikel 1, lid 1, onder a van het Reclamebesluit geneesmiddelen staat dat onder 'reclame' in de zin van het Reclamebesluit moet worden verstaan:"Alle vormen van colportage, marktverkenning of stimulering die bedoeld zijn om de verkoop, het afleveren, het voorschrijven of het verbruik van geneesmiddelen te bevorderen". De televisiespots die G. heeft doen uitzenden moeten naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als reclame in evenbedoelde zin.
G. heeft het middel Zyban, bedoeld ter ondersteuning bij het stoppen met roken, in december 1999 op de markt gebracht. Voor de introductie van het geneesmiddel is een campagne ontworpen die is neergelegd in een marketingplan dat onder meer voorzag in het aansporen van de consument opdat hij of zij zijn of haar huisarts zou verzoeken het middel Zyban voor te schrijven. In het najaar van 1999 zijn, daarbij volgens G. uitdrukkelijk rekening houdend met het 'momentum' van de eeuwwisseling voor wat betreft het stoppen met roken als 'goed voornemen', televiesiespots uitgezonden en bioscoopspots vertoond waarin het publiek wordt aangespoord om- teneinde echt van het roken af te komen- eerst naar de huisarts te gaan, met de mededeling dat er een kans bestaat om echt van het roken af te komen. De spots eindigen steeds met de vermelding van de website www.G.W..nl. <http://www.G.W..nl.> Op de homepage van G. kan "stoppen met roken" worden aangeklikt, waarna onder meer informatie volgt over het geneesmiddel Zyban en verwezen wordt naar een telefonische informatielijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is het doen uitzenden van de spots, mede in aanmerking genomen het marketingplan van G. ten aanzien van de introductie van Zyban en de bewuste timing van de campagne, een vorm van stimulering van het publiek die is bedoeld om de verkoop, het voorschrijven en het verbruik van het middel Zyban te vergroten. G. heeft er immers voor gekozen het in de spots voorgespiegelde mogelijke resultaat van het stoppen met roken te verbinden met informatie die te vinden is op haar website, waar vervolgens het geneesmiddel wordt beschreven. Juist omdat het geneesmiddel alleen op recept verkrijgbaar is, is belangrijk dat de kijkers beseffen dat het middel via de huisarts verkrijgbaar is en dat zij dus eerst naar de huisarts moeten gaan.
Het verweer van G. dat de spots voorlichtend van aard zijn en voorlichtend zijn bedoeld, namelijk om degenen die willen stoppen met roken te laten weten dat met professionele begeleiding er een (grotere) kans bestaat op het daadwerkelijk stoppen met roken, waarmee de spots zouden moeten worden gerekend tot de vormen van informatieverstrekking die door de Reclamerichtlijn (92/28/EEG waarvan het Reclamebesluit een uitwerking is) zijn uitgezonderd van het toepassingsgebied van de Richtlijn, wordt hiermee door de rechtbank verworpen.
Blijkens artikel 1, lid 4 van de Reclamerichtlijn gaat het dan om "informatie betreffende de volksgezondheid of menselijke ziekten, voorzover die geen verwijzing, zelfs niet indirect, naar een geneesmiddel bevat. De wetgever heeft zich rekenschap gegeven van die uitzonderingen. In de Nota van Toelichting bij het Reclamebesluit geneesmiddelen staat dan ook dat in de Richtlijn enkele activiteiten worden aangeduid waarop de reclameregels niet van toepassing worden verklaard, waarbij het gaat om het verschaffen van informatie, documentatie niet met de bedoeling om reclame te maken voor geneesmiddelen, maar om voorlichting te geven. Onder 'voorlichting' wordt in de Nota van Toelichting -voorzover hier relevant- verstaan: informatie, algemeen of technisch van aard, die zich bepaalt tot het vermelden van feiten die relevant kunnen zijn voor mensen die zich bekommeren om hun gezondheid en het gebruik van geneesmiddelen. De spots die G. erkent te hebben doen uitzenden of vertonen, zijn naar het oordeel van de rechtbank niet informatief van aard, in die zin dat daarvan niet kan worden gezegd dat daarin informatie wordt versterkt, algemeen of technisch van aard, over feiten die relevant kunnen zijn voor mensen die zich bekommeren om hun gezondheid. In de spots wordt niet zozeer op basis van voorlichtende informatie over de gevaren van roken of onderzoeksresultaten met betrekking tot het succesvol stoppen met roken geappelleerd aan de wens van rokers om definitief te stoppen met roken, maar wordt de onmacht van degenen die kennelijk zonder medische begeleiding proberen van het roken af te komen benadrukt. Van voorlichting in de zin van artikel 1 van de Richtlijn is dan ook naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
Nu de spots naar hun aard 'tot het publiek gericht' zijn in de zin van artikel 5 van het Reclamebesluit geneesmiddelen en de spots naar moet worden aangenomen zijn bedoeld zom de verkoop, het voorschrijven en het verbruik van een geneesmiddel dat uitsluitend op recept verkrijgbaar is te bevorderen, heeft G. het in artikel 5 van het Reclamebesluit geneesmiddelen neergelegd verbod overtreden.
4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Overtreding van een voorschrift uitgevaardigd op grond van artikel 26 Wet op de Geneesmiddelenvoorziening, te weten artikel 5 aanhef en onder a Reclamebesluit geneesmiddelen, begaan door een rechtspersoon, achtenveertig maal gepleegd
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen:
- Door haar gedragingen (via reclame gericht tot het publiek de vraag naar het in kwestie zijnde geneesmiddel aansporen) heeft verdachte getracht te bewerkstelligen dat patiënten gaan eisen dat beroepsbeoefenaren het geneesmiddel, waarvoor reclame is gemaakt, voorschrijven, terwijl artsen en andere beroepsbeoefenaren in de zin van het Reclamebesluit geneesmiddelen daardoor belemmerd kunnen worden in het maken van een vrije keuze voor geneesmiddelen die uitsluitend op recept mogen worden afgeleverd.
De rechtbank heeft rekening gehouden met hetgeen omtrent verdachte bekend is geworden met name ten aanzien van haar financiële draagkracht.
De rechtbank zal bij de strafoplegging uitgaan van 11 verschillende steden waarin de strafbare feiten zich hebben voorgedaan, doch daarbij in aanmerking nemen dat het daar in totaal 40 strafbare feiten oplevert. Waar de officier van justitie in zijn eis is uitgegaan van 8 uitingen via de TV en 11 steden, zal de rechtbank - die zich kan verenigen met de in totaal gevorderde geldboete van fl 190.000,-- (19 x fl 10.000,--) - die totale boete uitsplitsen als in het dictum te melden.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
Behoudens op de reeds aangehaalde artikelen is de op te leggen straf gegrond op de artikelen 23, 24, 24b, 51, 62 van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 31 van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening.
9. DE BESLISSING:
De rechtbank beslist als volgt:
De rechtbank vernietigt voormeld vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot betaling van 8 GELDBOETES van f 10.000,- (tienduizend gulden) elk en tot 40 GELDBOETES van f 2.750,-- (tweeduizend en zevenhonderdenvijftig gulden) elk.
Dit vonnis is gewezen en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 oktober 2000.