4. De beoordeling van het geschil
4.1. In het onderhavige kort geding zijn twee publicaties aan de orde, te weten (i) de publicatie op de website van Groen Links, zulks voorzover het betreft het artikel dat is weergegeven in nummer 2.4 van dit vonnis, en (ii) de publicatie in het "Houtens Nieuws" van 25 oktober 2000, nummer 43, gedeeltelijk weergegeven in nummer 2.5 van dit vonnis. De beoordeling van de vraag of gedaagde zich schuldig heeft gemaakt aan een onrechtmatige publicatie en of rectificatie op zijn plaats is, blijft op grond van het volgende evenwel beperkt tot het gewraakte artikel op de website.
4.2. Ten aanzien van het krantenartikel is niet gesteld of aannemelijk dat gedaagde op enige wijze bij de publicatie daarvan was betrokken, anders dan dat hij een korte telefonische reactie heeft gegeven op de opmerking van de betrokken journalist dat zijn standpunt "wel erg suggestief klinkt", welke reactie als volgt in het artikel is weergegeven: "Als de lijntjes niet blijken te kloppen moet dat maar eens bewezen worden". Deze reactie kan in deze zin worden opgevat, dat gedaagde persisteert bij hetgeen hij op de website heeft gepubliceerd, doch voegt voor het overige daaraan niets toe en doet evenmin daaraan iets af.
4.3. Op grond van het voorgaande moet het ervoor worden gehouden dat de verdere tekst van het krantenartikel uitsluitend is gebaseerd op de inhoud van de litigieuze website. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien waarom de publicatie van het krantenartikel een zelfstandige onrechtmatige gedraging van gedaagde jegens de Lions Club vormt, zoals laatstgenoemde stelt. Hierin ligt besloten dat de tekst van het krantenartikel hierna niet meer aan de orde kan zijn. Terzijde wordt opgemerkt dat hetzelfde geldt voor het op 21 oktober 2000 in het Utrechts Nieuwsblad gepubliceerde krantenartikel over deze kwestie. De Lions Club heeft niet gesteld - terwijl ook in zoverre niet aannemelijk is -, dat gedaagde voor die publicatie aansprakelijk is.
4.4. Bij de beantwoording van de vraag of gedaagde tot publicatie van de onderhavige mededelingen op de website mocht overgaan is niet van belang of deze publicatie ten aanzien van de daarin met name genoemde personen juist is. Thans ligt uitsluitend voor de vraag of de Lions Club als zodanig terecht bezwaar maakt tegen de publicatie. Daarbij is niet in geschil dat de Lions Club als zodanig op geen enkele wijze betrokken is bij de gedragingen waartegen Groen Links (in de persoon van gedaagde) in het onderhavige artikel ageert. Dit brengt mee dat thans niet hoeft te worden ingegaan op de juistheid van de door gedaagde genoemde gedragingen en het beweerdelijke verband dat hij daartussen legt.
4.5. Niet in geschil is dat gedaagde bedoelde mededelingen heeft gedaan in zijn hoedanigheid van fractieleider van Groen Links. Aangenomen moet derhalve worden dat deze mededelingen verband houden met doelstellingen die gedaagde als politicus nastreeft.
In het algemeen moet aan een politicus de vrijheid worden gelaten om feitelijke gedragingen waartegen zijn politieke partij zich verzet en waarbij andere politieke partijen zijn betrokken op niet mis te verstane wijze publiekelijk aan de orde te stellen, zulks op grond van de vrijheid van meningsuiting in combinatie met de mogelijkheid om brede aandacht voor dergelijke onderwerpen te krijgen. Deze vrijheid is niet onbeperkt. Rekening dient onder meer te worden gehouden met de aard van de mededelingen en met de belangen van anderen die daardoor geraakt worden. Voorts dienen de mededelingen in hun onderlinge samenhang en context te worden beoordeeld, waarbij niet alleen op de gebruikte feiten moet worden gelet, maar ook op de tussen die feiten gelegde of gesuggereerde verbanden en de daaraan uitdrukkelijk of impliciet verbonden gevolgtrekkingen.
4.6. De bezwaren van de Lions Club richten zich in het bijzonder op het artikel van 10 oktober 2000 op de website van Groen Links. De daarbij gepubliceerde uitingen hebben als titel "Het Houtense "old boys" netwerk". In het artikel worden vervolgens een aantal personen genoemd die lid zijn van respectievelijk het CDA, en/of de Lions Club en/of de Rabobank en/of de gemeente Houten, gevolgd door de tekst: "De conclusie ligt (gezien de overige informatie) voor de hand: in de informele kringen van CDA, Lions, gemeente en Rabobank weet men elkaar de bal aardig toe te spelen". Aannemelijk is dat deze mededelingen door een gemiddelde lezer in deze zin zullen worden opgevat dat in Houten een cultuur bestaat waarbij personen van de door gedaagde genoemde organisaties elkaar bevoordelen bij transacties met onroerend goed. Dit is onmiskenbaar de strekking van het artikel. Bovendien wordt in het artikel verwezen naar de verdere mededelingen op de website van Groen Links over dit onderwerp, welke mededelingen een vergelijkbare inhoud en strekking hebben.
4.7. Terecht stelt de Lions Club dat deze mededelingen een negatieve strekking hebben, en dat het artikel de indruk wekt dat haar organisatie als zodanig bij dergelijke gedragingen is betrokken. Hieraan doet onvoldoende af dat in het artikel niet meer dan vier leden van de Lions Club met name worden genoemd en dat wordt gesproken over "informele kringen" binnen de betrokken organisaties. Vaststaat dat de Lions Club Houten in totaal 22 leden heeft, hetgeen gedaagde bekend was, zodat het zeer wel mogelijk moet worden geacht dat een gemiddelde lezer zal aannemen dat, indien vier leden van de Lions Club van gedragingen als de onderhavige worden beticht, dit in feite voor alle leden van de Lions Club geldt, en daarmee voor de Lions Club als zodanig. Gedaagde heeft uitdrukkelijk verklaard dat dit laatste niet het geval is, zodat het onderhavige artikel in zoverre -voor wat betreft de Lions Club - een misleidend karakter heeft. Dit misleidende karakter wordt niet in wezenlijke mate weggenomen door het feit dat in het artikel staat vermeld "(gezien de overige informatie)".
4.8. De Lions Club heeft een evident belang om van mededelingen als de onderhavige verschoond te blijven. Vaststaat immers dat zij zich dienstbaar maakt aan de plaatselijke samenleving door zich belangeloos in te zetten voor goede doelen. Aannemelijk is dat zij bij het realiseren van deze doelstellingen nadeel ondervindt van mededelingen als de onderhavige, nu deze schadelijk zijn voor haar imago en ook overigens afbreuk doen aan haar goede reputatie en de (mede) daarvan afhankelijke mogelijkheid om fondsen te werven waarmee zij haar activiteiten voor het goede doel financiert. Nu de mededelingen zijn gepubliceerd en deze, naar voorshands wordt geoordeeld, gezien hun inhoud en strekking onrechtmatig zijn jegens de Lions Club, is krachtens artikel 6:167 BW plaats voor een rectificatie. Het betoog van gedaagde dat artikel 6:167 BW in het onderhavige geval geen grondslag biedt voor rectificatie stuit af op hetgeen hiervóór is overwogen over het misleidende karakter van de mededelingen in combinatie met het feit dat daaruit niet, althans onvoldoende, blijkt dat deze niet betrekking hebben op de Lions Club als zodanig.
4.9. Vervolgens rijst de vraag of gedaagde in privé tot het plaatsen van een rectificatie kan worden veroordeeld. Niet in geschil is dat hij de onderhavige mededelingen heeft gepubliceerd in zijn hoedanigheid van fractievoorzitter van Groen Links. Gedaagde stelt dat de Lions Club daarom de vordering tegen Groen Links had moeten instellen. Dit betoog wordt verworpen. Het feit dat de onderhavige mededelingen in feite dienen te worden beschouwd als mededelingen van Groen Links, kan gedaagde niet ontslaan van iedere verantwoordelijkheid voor de inhoud daarvan. Daarbij is van belang dat de mededelingen buiten het eigenlijke politieke spectrum vallen voorzover zij niet-politieke organisaties, waaronder de Lions Club, regarderen.
4.10. Hetgeen in onderdeel 4.5 is vermeld over de vrijheid die een politicus heeft is in zoverre niet van toepassing. In plaats daarvan had het op de weg van gedaagde gelegen - zowel in privé als in zijn hoedanigheid van fractievoorzitter van Groen Links - om te voorkomen dat een organisatie waarvan hij zelf uitdrukkelijk de integriteit onderschrijft als zodanig in opspraak zou kunnen geraken door enige publicatie van of namens Groen Links, te meer nu het instantie betreft die zich richt op goede doelen en die voor het werven van fondsen in hoge mate afhankelijk moet worden geacht van haar eer en goede naam. Het feit dat gedaagde niet overeenkomstig de in acht te nemen zorgvuldigheid heeft gehandeld, doet hem in privé aansprakelijk zijn jegens de Lions Club wegens de onrechtmatige publicatie en legt bovendien op hem de verplichting de nadelige gevolgen daarvan ongedaan te maken.
4.11. Aangenomen moet worden dat een rectificatie de meest geschikte methode is om de nadelige (na)werking van de publicatie weg te nemen. Het feit dat de Lions Club zelf zich onlangs tot de pers heeft gewend over deze kwestie neemt het (spoedeisende) belang van haar bij een door gedaagde te plaatsen rectificatie niet weg, nu daarvan naar het lezerspubliek toe een grotere impact moet worden verwacht. Gedaagde zal dienovereenkomstig op de hierna te vermelden wijze worden veroordeeld.
4.12. Nu het tegendeel niet gesteld of aannemelijk is, moet worden aangenomen dat gedaagde het als fractievoorzitter van Groen Links in zijn macht heeft een rectificatie op de website van Groen Links te plaatsen. Voorts zal gedaagde worden veroordeeld de rectificatie in het "Houtens Nieuws" te plaatsen. Uit hetgeen onder 4.2 en 4.3 is overwogen vloeit weliswaar voort dat gedaagde voor de inhoud van dat artikel naast de inhoud van de website niet afzonderlijk aansprakelijk is, maar anderzijds geldt dat de plaatsing van het krantenartikel kennelijk het directe gevolg is van hetgeen gedaagde op de website heeft gepubliceerd. Daarmee rust op gedaagde de plicht om ook in zoverre publiekelijk de negatieve strekking die de website voor de Lions Club heeft ongedaan te maken.
4.13. Bij de formulering van de rectificatie zal rekening worden gehouden met hetgeen gedaagde dienaangaande ter zitting heeft verklaard, te weten dat het nooit zijn bedoeling was om de Lions Club in diskrediet te brengen en dat hij iedere suggestie dienaangaande wenst weg te nemen. Voorts zal de dwangsom worden gematigd en aan een maximum worden gebonden. Bovendien zal worden bepaald dat de dwangsom vatbaar is voor verder matiging, voorzover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, zulks mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
4.14. De Lions Club vordert daarnaast nog gedaagde te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding. Blijkens de mondelinge toelichting strekt deze vordering tot betaling van materiële én immateriële schadevergoeding. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan aanleiding, als het bestaan (en de omvang) van de vordering in hoge mate aannemelijk is, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het eventuele restitutierisico niet aan toewijzing in de weg staat.
4.15. Voor toekenning van een voorschot op de materiële schadevergoeding is geen plaats. Niet duidelijk is geworden of als gevolg van de publicatie de Lions Club daadwerkelijk minder fondsen zal kunnen verwerven voor de door haar nagestreefde doelen. Bovendien worden de eventueel negatieve gevolgen van de publicatie ondervangen door de rectificatie die gedaagde op korte termijn zal moeten plaatsen. Tegenover dit alles is de betalingsverplichting van gedaagde niet met een boven redelijke twijfel verheven mate van waarschijnlijkheid komen vast te staan.
4.16. Dit laatste geldt tevens voor de immateriële schadevergoeding. Onduidelijk is of de Lions Club als organisatie dusdanig in diskrediet is gebracht, dat in een eventuele bodemprocedure enig bedrag terzake van immateriële schadevergoeding aan haar zal worden toegewezen. Toekenning van een voorschot daarop aan de Lions Club is in dit kort geding derhalve niet aan de orde. Ook de overige vorderingen van de Lions Club zullen worden afgewezen.
4.17. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de kosten van dit geding worden gecompenseerd op de hierna te bepalen wijze.