ECLI:NL:RBUTR:2000:AA9058

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Kort-gedingnr.122596/KG ZA 00-1112
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H.J. Schepen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op toegang tot driving range en dwangsom bij overtreding

In deze zaak heeft de besloten vennootschap C.B. DRIVING RANGE B.V. (hierna: Driving Range) een kort geding aangespannen tegen een golfleraar, aangeduid als [gedaagde]. De aanleiding voor het kort geding was een geschil over een gebruiksovereenkomst die tussen partijen was gesloten. Driving Range had de overeenkomst opgezegd, maar [gedaagde] weigerde deze opzegging te erkennen en bleef golflessen geven op de driving range. Op 30 november 2000 heeft Driving Range [gedaagde] in kort geding gedagvaard, met als doel hem te verbieden zich op de driving range te bevinden.

De president van de rechtbank heeft op 5 december 2000 uitspraak gedaan. In het vonnis werd overwogen dat [gedaagde] in strijd met een eerder kort gedingvonnis van 17 oktober 2000 had gehandeld door door te gaan met lesgeven, ondanks het verbod dat hem was opgelegd. De president oordeelde dat de vordering van Driving Range om [gedaagde] te verbieden zich op de driving range te bevinden, toewijsbaar was. Tevens werd bepaald dat [gedaagde] voor iedere overtreding van dit verbod een dwangsom van f. 1.000,-- moest betalen.

De president heeft verder geoordeeld dat [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding werd veroordeeld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk moest worden nageleefd, ook al zou [gedaagde] in beroep gaan tegen de uitspraak. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in het civiele recht, waarin de handhaving van contractuele verplichtingen en de gevolgen van het niet naleven daarvan centraal staan.

Uitspraak

Vonnis van de president van de arrondissementsrechtbank
te Utrecht in het kort geding van:
de besloten vennootschap
C.B. DRIVING RANGE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
e i s e r e s ,
procureur:
mr. F.E.J. Menkveld,
advocaat:
mr. R.E. Jonen te Amsterdam,
- tegen -
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
g e d a a g d e,
procureur:
mr. F.B. Keulen,
advocaat:
mr. R.A.C.G. Martens te Amsterdam.
1. Het verloop van het geding
1.1
Eiseres, hierna te noemen: Driving Range, heeft gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde], in kort geding doen dagvaarden en op de dienende dag, 30 november 2000, van eis geconcludeerd overeenkomstig de inhoud van het exploot van dagvaarding, waarvan een fotokopie aan dit vonnis is gehecht.
1.2
Driving Range heeft haar vordering bij monde van haar advocaat doen toelichten, mede aan de hand van overgelegde producties.
1.3
[gedaagde] heeft daarop bij monde van zijn advocaat verweer doen voeren, eveneens mede aan de hand van overgelegde producties.
1.4
Vervolgens is het debat voortgezet. Daarbij zijn ook enige inlichtingen verstrekt door [de directeur van Driving Range], en [gedaagde] in persoon. Nadat partijen de stukken hadden overgelegd voor het wijzen van vonnis, heeft de fungerend president partijen meegedeeld dat hij op 5 december 2000 uitspraak zal doen op het audiëntieblad, met dien verstande dat de motivering van die uitspraak later volledig op schrift zal worden gezet.
1.5
Aan de procureur van Driving Range is op 5 december 2000 de grosse ter hand gesteld van het uittreksel uit het audiëntieblad waarin de hierna nogmaals te vermelden beslissing is vastgelegd.
2. De vaststaande feiten
2.1
Sinds 1 april 2000 exploiteert Driving Range de driving range op het terrein van Golfclub "De Hoge Dijk" aan de Abcouderstraatweg 46 te Amsterdam Zuid-Oost.
2.2
Driving Range had met [gedaagde], die golfleraar is, een gebruiksovereenkomst gesloten waarbij [gedaagde] tegen een periodiek door hem te betalen vergoeding gebruik kon maken van de driving range voor het geven van golflessen en golfclinics aan particulieren en bedrijven.
2.3
Nadat er tussen partijen discussie was ontstaan over het feit of [gedaagde] tijdens een door Driving Range georganiseerde bijeenkomst van golfleraren op 11 april 2000 de overeenkomst had opgezegd, heeft Driving Range bij brief van 19 mei 2000 aan [gedaagde] bericht, voor zover [gedaagde] de overeenkomst niet zou hebben opgezegd, deze van haar kant op te zeggen tegen 1 juli 2000.
2.4
Aangezien [gedaagde] weigerde gevolg te geven aan de opzegging van de overeenkomst en golflessen bleef geven op de driving range, heeft Driving Range bij exploot van 6 september 2000 [gedaagde] in kort geding gedagvaard voor de president van deze rechtbank en gevorderd [gedaagde] te verbieden om zich gedurende een jaar te bevinden op de driving range. [gedaagde] heeft daarop van zijn kant een vordering ingesteld die er (primair) toe strekte, kort gezegd, Driving Range te gebieden de tussen partijen gesloten overeenkomst na te komen tot het moment dat de overeenkomst tussen partijen rechtsgeldig zou zijn geëindigd respectievelijk beindigd.
2.5
Bij kort gedingvonnis van 17 oktober 2000 heeft de president van deze rechtbank de respectieve vorderingen van partijen afgewezen. Daarbij heeft de president met betrekking tot de vordering van [gedaagde], voor zover hier van belang, overwogen dat de overeenkomst tussen partijen als beëindigd moet worden beschouwd. Voor wat betreft de vordering van Driving Range heeft de president overwogen, voor zover hier van belang, dat de driving range in beginsel voor eenieder toegankelijk is en dat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk waren geworden om hem een algeheel verbod om de driving range te betreden op te leggen.
De inhoud van dit vonnis dient verder als volledig in dit vonnis ingelast te worden beschouwd.
2.6
[gedaagde] is bij exploot van 30 oktober 2000 tegen het vonnis in beroep gegaan bij het gerechtshof te Amsterdam. In die procedure heeft hij nog geen memorie van grieven genomen.
3. Het geschil van partijen
3.1
Driving Range vordert, zakelijk weergegeven:
I. primair [gedaagde] te verbieden om zich, terstond na de betekening van het desbetreffende vonnis, te bevinden op de driving range - en op de driving range behorende oefengreens, oefenbunkers, in de golfshop, het kantoor en de kleedkamers - op het terrein van Golfclub "De Hoge Dijk" aan de Abcouderstraatweg 46 te Amsterdam Zuid-Oost;
II. subsidiair [gedaagde] te verbieden om zich, terstond na de betekening van het desbetreffende vonnis, in hoedanigheid van golfleraar te bevinden op de driving range - en op de tot de driving range behorende oefengreens, oefenbunkers, in de golfshop, het kantoor en de kleedkamers - op het terrein van Golfclub "De Hoge Dijk" aan de Abcouderstraatweg 46 te Amsterdam Zuid-Oost;
III. te bepalen dat [gedaagde] voor iedere keer dat hij in strijd met een hiervoor gevorderd verbod zou handelen ten titel van dwangsom f. 1.000,-- aan Driving Range dient te betalen;
IV. [gedaagde] te verwijzen in de kosten van dit geding.
3.2
Driving Range stelt dat [gedaagde] feitelijk weigerachtig blijft gevolg te geven aan de uitspraak van het kort gedingvonnis van 17 oktober 2000. Volgens haar blijft [gedaagde] zich ostentatief ophouden op de driving range in hoedanigheid van golfleraar en blijft hij gebruik maken van de faciliteiten van de driving range, ondanks herhaalde aanzeggingen dat zijn aanwezigheid inmiddels niet langer gewenst is. Ook begeeft hij zich, aldus Driving Range, in het kantoor en in de winkel en gedraagt hij zich daar provocerend. Driving Range stelt dat verdere aanwezigheid van [gedaagde] op de driving range ongewenst en schadelijk is.
3.3
[gedaagde] heeft de vordering van Driving Range gemotiveerd bestreden. Hij heeft onder meer aangevoerd dat de president in het kort gedingvonnis van 17 oktober 2000 ten onrechte heeft overwogen dat Driving Range een redelijke opzegtermijn in acht heeft genomen. Bovendien was die opzegging achterhaald, aldus [gedaagde], omdat Driving Range voor de periode na 1 juli 2000 nog nota's aan hem heeft gestuurd. Dat betekent dat Driving Range opnieuw een rechtshandeling had moeten verrichten teneinde de overeenkomst van partijen rechtsgeldig op te zeggen. Dit heeft Driving Range niet gedaan, terwijl zij ook geen beroep op conversie heeft gedaan. Volgens [gedaagde] is daarom de constatering van de president dat de overeenkomst als beëindigd moet worden beschouwd niet juist en dient hij nog door Driving Range toegelaten te worden tot de driving range. Voorts heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij geen onrust heeft veroorzaakt op de driving range, doch dat hij daarentegen hardhandig door van [de directeur van Driving Range] bij zijn arm is gepakt met als gevolg dat hij door een kledingrek is gevallen.
Ten slotte heeft [gedaagde] betoogd dat hij nog afspraken met derden heeft gemaakt om vóór kerstmis zeven golflessen te geven op de driving range en dat hij er daarom achter kan staan om zijn werkzaamheden als golfleraar op de driving range aan het eind van het jaar te beëindigen.
4. De beoordeling van het geschil van partijen
4.1
Geconstateerd wordt dat voorshands niet is gebleken dat het kort gedingvonnis van 17 oktober 2000 op een juridische of feitelijke misslag berust. Dat betekent dat bij de beoordeling van de onderhavige vordering uitgegaan dient te worden van de inhoud van dat vonnis.
4.2
In het kort gedingvonnis heeft de president, zoals onder 2.4 is weergegeven, de vordering van [gedaagde] om Driving Range te gebieden de tussen partijen gesloten overeenkomst na te komen afgewezen. Dat betekent dat het [gedaagde] verboden was nog langer werkzaamheden als golfleraar op de driving range te verrichten.
[gedaagde] is evenwel, niettegenstaande dat verbod, doorgegaan met lesgeven. Nu [gedaagde] zo nadrukkelijk tegen het vonnis in is gegaan, rechtvaardigt deze opstelling van [gedaagde] naar het oordeel van de president een zo ingrijpende maatregel als Driving Range primair heeft gevorderd. Deze vordering zal dan ook worden toegewezen.
4.3
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
5. De beslissing
De president:
5.1
Verbiedt [gedaagde] om zich, terstond na de betekening van dit vonnis, te bevinden op de driving range -en op de tot de driving range behorende oefengreens, oefenbunkers, in de golfshop, het kantoor en de kleedkamers- op het terrein van Golfclub "De Hoge Dijk" aan de Abcouderstraatweg 46 te Amsterdam Zuid-Oost;
5.2
Bepaalt dat [gedaagde] voor iedere keer dat hij in strijd met het onder 5.1 genoemde verbod handelt ten titel van dwangsom een bedrag van f. 1.000,-- (éénduizend gulden) aan Driving Range betaalt;
5.3
Bepaalt dat de onder 5.2 genoemde dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving van die dwangsom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van die overtreding;
5.4
Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure tot op heden aan de zijde van Driving Range gevallen, waarin begrepen f. 1.550,00 voor salaris van de procureur en f. 534,30, incl. BTW, voor verschotten;
5.5
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schepen, fungerend president, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 december 2000.