ECLI:NL:RBUTR:2000:AA9058
Rechtbank Utrecht
- Kort geding
- H.J. Schepen
- Rechtspraak.nl
Verbod op toegang tot driving range en dwangsom bij overtreding
In deze zaak heeft de besloten vennootschap C.B. DRIVING RANGE B.V. (hierna: Driving Range) een kort geding aangespannen tegen een golfleraar, aangeduid als [gedaagde]. De aanleiding voor het kort geding was een geschil over een gebruiksovereenkomst die tussen partijen was gesloten. Driving Range had de overeenkomst opgezegd, maar [gedaagde] weigerde deze opzegging te erkennen en bleef golflessen geven op de driving range. Op 30 november 2000 heeft Driving Range [gedaagde] in kort geding gedagvaard, met als doel hem te verbieden zich op de driving range te bevinden.
De president van de rechtbank heeft op 5 december 2000 uitspraak gedaan. In het vonnis werd overwogen dat [gedaagde] in strijd met een eerder kort gedingvonnis van 17 oktober 2000 had gehandeld door door te gaan met lesgeven, ondanks het verbod dat hem was opgelegd. De president oordeelde dat de vordering van Driving Range om [gedaagde] te verbieden zich op de driving range te bevinden, toewijsbaar was. Tevens werd bepaald dat [gedaagde] voor iedere overtreding van dit verbod een dwangsom van f. 1.000,-- moest betalen.
De president heeft verder geoordeeld dat [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding werd veroordeeld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk moest worden nageleefd, ook al zou [gedaagde] in beroep gaan tegen de uitspraak. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in het civiele recht, waarin de handhaving van contractuele verplichtingen en de gevolgen van het niet naleven daarvan centraal staan.