V O N N I S van de president van de
arrondissementsrechtbank te Utrecht
in het kort geding van:
de vereniging
KNAC NATIONALE AUTOSPORT FEDERATIE,
gevestigd te 's-Gravenhage,
kantoorhoudende te Leiden,
e i s e r e s,
procureur: mr. E.J.A. Vilé,
1. de vereniging NEDERLANDSE AUTOSPORT BOND,
gevestigd te Lelystad, kantoorhoudende te Amersfoort,
2. de vereniging NAB FEDERATIE KARTING,
gevestigd te Lelystad, kantoorhoudende te Amersfoort,
3. de vennootschap onder firma MEMOBÉ,
gevestigd en kantoorhoudende te Zandvoort,
g e d a a g d e n,
procureur: mr. N.B.F. Telders,
advocaat: mr. K. Tjoa.
Het verloop van het geding
1.1. Eiseres, hierna ook 'de KNAF' te noemen, heeft gedaagden, hierna respectievelijk ook 'de NAB', 'de NFK' en 'Memobé' te noemen, in kort geding doen dagvaarden. Op de dienende dag, 12 december 2000, heeft de KNAF van eis geconcludeerd overeenkomstig het exploot van dagvaarding, waarvan een fotokopie aan dit vonnis is gehecht.
1.2. De KNAF heeft haar vordering toegelicht, mede aan de hand van producties en een pleitnota.
1.3. Gedaagden hebben daarop verweer gevoerd, mede aan de hand van producties en een pleitnota.
1.4. Tenslotte hebben partijen vonnis gevraagd.
2.1. De KNAF heeft als doelstelling de beoefening van de autosport in Nederland te bevorderen en is door het ministerie van VWS, sportkoepel NOC.NSF en de internationale autosportorganisatie FIA erkend als overkoepelende autosportorganisatie, zulks sedert 1980. De KNAF heeft 75 leden (verenigingen en stichtingen), die als doelstelling hebben het organiseren van autosportevenementen. Deze leden zijn ingedeeld in acht secties, waaronder de sectie Karting, elk met een eigen sectiebestuur. De sectiebesturen zijn vertegenwoordigd in het federatiebestuur van de KNAF. Bij de KNAF zijn thans (ongeveer) 778 individuele kartsporters aangesloten.
2.2. De NAB is opgericht in 1998 en is onderverdeeld in vijf federaties, waaronder de NFK. Bij de NAB zijn 500 tot 550 individuele kartsporters aangesloten. De KNAF beschouwt de NAB als een "wilde" of "zwarte bond".
2.3. Memobé is uitgever van het in Nederland en België verschijnende maandblad Kart & Auto Sport Magazine.
2.4. De NAB en de NFK hebben in de novembereditie van dat maandblad een twee bladzijden beslaand stuk ("open brief aan alle KNAF kartcoureurs en kartverenigingen") doen plaatsen met de volgende aanhef:
"De KNAF gaat roemloos als sportbond ten onder wegens haar onprofessionele instelling, het niet leveren van kwaliteit, zich onvoldoende profileren als sportbond ten behoeve van o.a. de kartsport, haar grote mate van arrogantie en verwaand laatdunkend gedrag tegenover haar sportbeoefenaars. (...)".
2.5. Onder de kop "KartSport financiële melkkoe van de KNAF" melden de NAB en de NFK voorts:
"In 1998 ontving de KNAF van alle 1236 licentiehouders (nationaal en internationaal) inclusief eurostickers en autorisaties een bedrag van ca. FL 170.000,-. Ook krijgt de KNAF subsidie voor de jeugd in de kartsport in 1993 was dat bedrag reeds ca. FL 45.000,-. Van dit bedrag werden de rijdersverzekeringen betaald. Ongeveer fl 15,- per licentie en kreeg de sectie karting FL 19.800,-. Van deze FL 19.800,- moest de sectie verplicht afstaan aan de KNAF FL 3500,- t.b.v. de NK feestavond en FL 8000,- aan karting info. Derhalve hield de sectie een bedrag over van FL 8300,-. Een eenvoudig rekensommetje leert ons dan dat ca. FL 180.000 tot FL 200.000 alleen in 1998 is verdwenen in de algemene kas van de KNAF. Maar dit duurt al langer dan 20 jaar! Door het wisselend aantal licentiehouders door de jaren heen kan toch gesteld worden dat FL 1.500.000 tot FL 2.000.000, uit de kartsport is gezogen. Geld wat door de kartcoureurs en de overheid werd opgebracht. Hoe lang laat u zich nu nog beetnemen?".
De vordering en het verweer
3.1. De KNAF vordert de NAB en de NFK te bevelen om op de eerste redactionele pagina van het eerstvolgende nummer van Kart & Auto Sport Magazine een rectificatie te doen plaatsen met de in de dagvaarding vermelde tekst, op straffe van verbeurte van een dwangsom van ƒ 50.000,00 per na betekening van dit vonnis verschenen editie waarin de rectificatie niet is geplaatst. Tevens wordt gevorderd Memobé te bevelen om die rectificatie te plaatsen, eveneens op straffe van verbeurte van die dwangsom.
3.2. De KNAF voert daartoe aan dat diverse passages in het artikel, waaronder de passage over haar financiële beleid waarin haar financiële roofbouw op de kartsport wordt verweten, onjuist en onnodig grievend zijn en haar goede naam in de sportwereld aantasten. Door de NAB en de NFK worden in het stuk kwalificaties gebezigd (onder andere wanbeleid, , arrogantie en amateurisme) die niet of op onjuiste wijze worden onderbouwd en bij haar aangesloten sporters, het ministerie en subsidiegevers een onjuiste indruk wekken. De NAB en de NFK handelen aldus, zo voert de KNAF aan, jegens haar onrechtmatig, zodat zij recht en belang heeft bij de gevorderde rectificatie.
3.3. Gedaagden voeren verweer. Zij betogen dat sinds de oprichting van de NAB ongeveer 20% van het aantal autosportbeoefenaars in Nederland, waaronder een groot aantal kartsporters, ten gevolge van onvrede met het beleid van de KNAF inmiddels bij de NAB is aangesloten en dat het onderhavige artikel is gepubliceerd als prikkel om de autosport een duwtje in de rug te geven. Gedaagden voeren kort gezegd aan dat hun in het artikel tot uitdrukking gebrachte mening over de KNAF is gegrond op juiste gegevens en op ervaringen met de handelwijze van de KNAF.
De beoordeling van het geschil
4.1. Twee medeoprichters van de NAB hadden een lange staat van dienst binnen de sectie karting van de KNAF en hebben, naar onbetwist is gesteld, uit onvrede met de gang van zaken binnen de KNAF in 1998 de NAB opgericht en twee leden van de KNAF (de verenigingen KMK en ISBL) bij de nieuwe bond ondergebracht. Sedertdien doen de KNAF en de NAB elkaar geduchte concurrentie aan en proberen zij elk de autosportbeoefenaars in Nederland aan zich te binden. Zo deelt de KNAF op haar beurt in haar, door gedaagden ter zitting overgelegde, brief van september 1998 aan alle bij haar geregistreerde licentiehouders - een deelnemer aan kartwedstrijden heeft daartoe een licentie nodig - mee: "de NAB manifesteert zich momenteel als een bedreiging voor de autosport in het algemeen en de KNAF in het bijzonder. (...) In Nederland is en blijft de KNAF de enige erkende bond voor auto- en kartsport.". Ook heeft zij bij brief van 17 december 1998 medegedeeld dat zij alleen nog wedstrijden zal laten verrijden op banen waarop niet tevens door de NAB wedstrijden worden georganiseerd en heeft zij bij brief van 31 maart 2000 het voornemen geuit om licenties in te trekken van bij haar aangesloten karters die deelnemen aan door de NAB georganiseerde wedstrijden.
4.2. Zeker onder deze omstandigheden - in een van de hiervoor genoemde brieven merkt de KNAF terecht op dat de standpunten van partijen zich sedert de oprichting van de NAB hebben verhard - worden de door de NAB en de NFK in de gewraakte publicatie gedane uitingen en de strekking van het artikel in het algemeen zoals die blijken uit de hiervoor geciteerde aanhef, niet in die zin onrechtmatig geacht dat een rectificatie zou moeten volgen. Weliswaar uiten de NAB en de NFK zich daarin in niet mis te verstane bewoordingen over de KNAF en het door deze gevoerde beleid, maar uit het vervolg op de aanhef blijkt op grond waarvan zij die mening zijn toegedaan en de reden waarom zij die mening publiekelijk te kennen geven. Zo voeren de NAB en de NFK in dat vervolg onder meer aan dat de KNAF niet had mogen dreigen met intrekking van licenties, dat haar (financiële) beleid ten opzichte van de federaties anders - in haar visie: beter - is dan dat van de KNAF jegens de secties en dat (en waarom) de doelstellingen van de NAB meer beantwoorden aan de noden van de kartsport dan die van de KNAF. Wat er ook zij van de diverse beschuldigingen aan het adres van de KNAF, deze zijn op zichzelf - zonder daarover een waardeoordeel te geven - voldoende onderbouwd en niet kennelijk onjuist. De bewoordingen en de strekking van het artikel zijn, bezien in het licht van de hiervoor genoemde omstandigheden, niet dermate (onnodig) grievend dat het de NAB en de NFK in beginsel toekomende recht op vrije meningsuiting in het onderhavige geval zou moeten worden beknot. Daarbij komt nog de omstandigheid dat gedaagden de KNAF hebben aangeboden - welk aanbod ter zitting is herhaald - om in reactie op het artikel zelf een stuk te doen plaatsen teneinde van haar visie op een en ander publiekelijk kond te doen. Van dit aanbod heeft de KNAF echter geen gebruik willen maken.
4.3. Met betrekking tot de onder 2.5 geciteerde "financiële paragraaf" wordt evenwel overwogen dat gedaagden niet aannemelijk hebben kunnen maken dat de daarin genoemde cijfers op juistheid zijn gebaseerd. Zulks blijkt al uit de omstandigheid dat gedaagden ter zitting hebben verklaard dat zij niet hebben geantwoord op de brief van de KNAF aan de NAB van 27 november 2000, waarin de KNAF ter betwisting van de financiële paragraaf inzage geeft in haar inkomsten en uitgaven in de loop der jaren, "omdat zij er niets mee konden". Kennelijk beschikten gedaagden dus niet over eigen (gefundeerd) cijfermateriaal om daartegenover te stellen. Ook ter zitting hebben gedaagden geen enkel bewijs aangedragen voor hun - door de KNAF uitdrukkelijk en gemotiveerd betwiste - financiële stellingen.
4.4. De conclusie van de paragraaf dat, ervan uitgaande dat elke nationale licentiehouder aan de KNAF jaarlijks ƒ 125,00 afdraagt, in de loop der jaren 1,5 tot 2 miljoen gulden aan de kartsport is onttrokken is met name kennelijk ongegrond. Dit bedrag is blijkens het stuk gebaseerd op een aantal bij de KNAF aangesloten licentiehouders van 1236 in 1998, terwijl de KNAF onweersproken heeft gesteld dat het gemiddelde aantal licentiehouders in de periode 1985 tot en met 1995 440 is geweest. Alleen om deze reden al hebben de NAB en de NFK, die er kennelijk maar een slag naar hebben geslagen, op grond hiervan niet tot de slotsom kunnen komen dat de KNAF financiële roofbouw op de kartsport pleegt. Geoordeeld wordt dat de NAB en de NFK aldus onrechtmatig jegens de KNAF hebben gehandeld en dat zij daarom, gelet op het bepaalde in artikel 6:167 BW, deze feitelijke onjuistheden dienen te rectificeren op de wijze als zal blijken uit de beslissing.
De dwangsom, waartegen op zichzelf geen verweer is gevoerd, zal worden gematigd op de hierna vermelde wijze.
4.5. Nu elk van partijen op enige punten in het (on)gelijk is gesteld wordt aanleiding gezien de kosten van het geding te compenseren.
5.1. beveelt de NAB en de NFK om in het eerstvolgende nummer van het blad "Kart & Auto Sport Magazine", op de eerste redactionele pagina, de volgende rectificatie te doen plaatsen:
"Wij, de N.A.B. en N.F.K., hebben in "Kart & Auto Sport Magazine", jaargang 2, nr. 7 van november 2000, op de pagina's 22 en 23 een artikel geschreven over de KNAF. In dat artikel hebben wij de KNAF financiële roofbouw verweten en gesteld dat de KNAF door de jaren heen ƒ 1.500.000,- tot ƒ 2.000.000,- uit de kartsport heeft gezogen. De president van de rechtbank te Utrecht heeft bij vonnis van 21 december 2000 geoordeeld dat voor deze kwalificatie en stelling geen gronden zijn en heeft ons bevolen dat te herroepen, hetgeen hierbij gebeurt.";
5.2. bepaalt dat de NAB en de NFK elk een dwangsom verbeuren ten bedrage van ƒ 25.000,00 indien het bevel onder 5.1 niet wordt opgevolgd;
5.3. beveelt Memobé deze rectificatie op te nemen in het eerstvolgende nummer van het door haar uitgegeven blad "Kart & Auto Sport Magazine";
5.4. bepaalt dat Memobé een dwangsom verbeurt van ƒ 10.000,00 indien het bevel onder 5.3 niet wordt opgevolgd;
5.5. bepaalt dat de dwangsommen vatbaar zijn voor matiging voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, zulks mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan;
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7. wijst af het meer of anders gevorderde;
5.8. compenseert de kosten van dit geding in dier voege dat elke partij de hare draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schepen, fungerend president, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2000.