ECLI:NL:RBUTR:2001:AA9488

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 januari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Kort-gedingnr.122910/KG ZA 00-1142/RS
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.A.M.E. van der Burg-van Geest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot overdracht van domeinnaam ministers.nl door de Staat der Nederlanden

In deze zaak heeft de Staat der Nederlanden [gedaagde] in kort geding gedagvaard met als doel de overdracht van de domeinnaam ministers.nl. De Staat heeft gesteld dat [gedaagde] onrechtmatig handelt door deze domeinnaam te gebruiken, aangezien deze naam associaties oproept met de overheid en verwarring kan veroorzaken bij het publiek. De Staat heeft geprobeerd de domeinnaam te registreren, maar ontdekte dat [gedaagde] deze al had geregistreerd. Ondanks verzoeken van de Staat om de domeinnaam over te dragen, heeft [gedaagde] hieraan niet voldaan. De Staat heeft zijn vordering onderbouwd met verwijzingen naar de artikelen 6:162 en 6:194 van het Burgerlijk Wetboek, die betrekking hebben op onrechtmatige daad en misleidende reclame.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het enkel registreren van de domeinnaam door [gedaagde] op zich geen onrechtmatige daad oplevert, maar het gebruik ervan wel. De verwarring die kan ontstaan bij bezoekers van de site, die verwachten dat de informatie van de overheid afkomstig is, is een belangrijk punt in de beoordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet in staat is gebleken een rechtvaardigingsgrond voor het gebruik van de domeinnaam aan te voeren, vooral omdat hij commerciële belangen heeft bij de domeinnaam.

De president heeft vervolgens de vordering van de Staat toegewezen. [gedaagde] is verboden om de domeinnaam ministers.nl te gebruiken en is verplicht deze binnen drie werkdagen na betekening van het vonnis aan de Staat over te dragen. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 11 januari 2001 door mr. G.A.M.E. van der Burg-van Geest, fungerend president van de Rechtbank Utrecht.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE UTRECHT
VONNIS van de president van de
arrondissementsrechtbank te Utrecht
in het kort geding van:
Staat der Nederlanden,
zetelende te Den Haag,
e i s e r,
procureur: mr. E.H. de Jonge-Wiemans,
advocaat : mr. A.E. Broesterhuizen te Den Haag,
- t e g e n -
[gedaagde],
handelend onder de naam Quercus Internet Partners,
gevestigd te Amersfoort,
g e d a a g d e,
verschenen in persoon.
1. Het verloop van het geding
1.1 Eiser, hierna ook te noemen: de Staat, heeft gedaagde, verder ook te noemen: [gedaagde], in kort geding doen dagvaarden. Op de dienende dag, 28 december 2000, heeft hij van eis geconcludeerd overeenkomstig de inhoud van het exploot van dagvaarding, waarvan een fotokopie aan dit vonnis is gehecht.
1.2 De Staat heeft vervolgens bij monde van zijn advocaat zijn vordering doen toelichten mede aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen en producties.
1.3 [gedaagde] heeft hierop verweer doen voeren.
1.4 Na voortgezet debat, heeft de Staat zijn eis verminderd in die zin dat hij de vorderingen ten aanzien van de domeinnaam 1stekamer.nl heeft ingetrokken.
Tenslotte hebben partijen vonnis gevraagd.
2. De vaststaande feiten
2.1 De Staat heeft getracht de domeinnaam ministers.nl te registreren bij de daartoe aangewezen instantie, de Stichting Internet Domeinnaam Registratie Nederland. [gedaagde] bleek deze domeinnaam echter reeds te hebben geregistreerd.
2.2 [gedaagde] heeft de eenmanszaak Quercus Internet Partners opgericht met als bedrijfsactiviteiten de realisatie van PR- en marketingactiviteiten op internet, consultancy bij aankoop van computerhardware en software en training op het gebied van commercieel internet gebruik.
2.3 Bij brief van 13 november 2000 heeft de Staat [gedaagde] verzocht en zonodig gesommeerd de domeinnaam ministers.nl aan de Staat over te dragen, waaraan [gedaagde] niet heeft voldaan.
3. Het geschil en de beoordeling ervan
3.1 Voor de volledige inhoud en de grondslagen van de vordering wordt verwezen naar de aangehechte dagvaarding. Kort weergegeven houdt de vordering in [gedaagde] te verbieden de aanduiding ministers.nl als domeinnaam of daarmee overeenstemmende domeinnaam te gebruiken, onder verbeurte van een dwangsom, zulks met een maximum van f. 500.000,-.
Voorts vordert de Staat [gedaagde] te gebieden de domeinnaam ministers.nl aan de Staat over te dragen, primair op de wijze als bepaald in artikel 3:300 BW, subsidiair door [gedaagde] te bevelen deze domeinnaam aan de Staat over te dragen onder verbeurte van een dwangsom.
3.2 De Staat heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] handelt in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm als bedoeld in artikel 6:162 BW en dat [gedaagde] door het voeren van de domeinnaam ministers.nl, hierna ook te noemen de domeinnaam, misleidende reclame maakt als bedoeld in artikel 6:194 BW. Ter ondersteuning hiervan heeft de Staat aangevoerd dat [gedaagde] onrechtmatig handelt door voor commerciële doeleinden gebruik te maken van de aanduiding ministers.nl die de Staat sedert mensenheugenis voert. Tevens heeft de Staat gesteld dat het gebruik van de domeinnaam onjuiste associaties oproept en verwarring zaait bij het publiek.
3.3 Het verweer van [gedaagde] komt in het volgende - voor zoveel nodig - aan de orde.
3.4 Vooropgesteld moet worden dat het enkel registeren van de domeinnaam ministers.nl door een particulier nog geen onrechtmatige daad oplevert. Door deze domeinnaam te gebruiken handelt een particulier, al dan niet in het kader van zijn bedrijfsvoering, echter wel onrechtmatig. Voor bezoekers van de site ministers.nl schept dit immers een verwarrende situatie. Bezoekers van de site zullen verwachten dat het hier van de overheid afkomstige informatie betreft en niet van een (hen onbekende) particulier die deze informatie op eigen wijze selecteert en eventueel van commentaar voorziet. Dit geldt te meer nu uit de in het geding gebrachte stukken is gebleken dat burgers en in het bijzonder scholieren via het op de site genoemde emailadres regelmatig aan [gedaagde] informatie vragen over de ministers.
3.5 Aan evengenoemde verwarrende situatie doet niet af dat het begrip ministers meerdere betekenissen heeft nu de hier gehanteerde betekenis de meest voor de hand liggende betekenis is. Tevens doet hieraan niet af dat de Staat voor het verstrekken van informatie aan de burgers ook gebruik kan maken van andere domeinnamen zoals minister.nl en kabinet.nl of door de toevoeging gov. Dit ziet eerder op de beantwoording van de vraag of de overheid in haar mogelijkheden wordt gefrustreerd op andere wijze informatie aan burgers te verschaffen, welke vraag gelet op het vorenoverwogene omtrent het onrechtmatige gebruik van de domeinnaam, geen verdere bespreking behoeft.
3.6 [gedaagde] is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hij een rechtvaardigingsgrond heeft voor het gebruik van de domeinnaam. Hoewel [gedaagde] heeft gesteld dat de site met de domeinnaam ministers.nl louter een informatief karakter heeft, is gebleken dat hij wel degelijk een commercieel belang heeft bij de domeinnaam nu hij ter zitting heeft erkend voornemens te zijn deze te verkopen. Deze rechtvaardiging is ook niet te vinden in de door hem gemaakte kosten voor het ontwerpen van de site. Deze kosten dienen, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent het onrechtmatig gebruik van de domeinnaam, voor zijn rekening te blijven. Daarbij wordt van betekenis geacht dat de Staat heeft gesteld slechts interesse te hebben in het gebruik van de domeinnaam en niet in het ontwerp van de site.
3.7 De stelling van [gedaagde] dat de vordering in strijd is met de vrijheid van meningsuiting treft evenmin doel. [gedaagde] wordt immers niet de mogelijkheid ontnomen zijn ideeën over ministers openbaar te maken, maar slechts om dit te doen door middel van de door hem geregistreerde domeinnaam.
3.8 Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen zullen toegewezen met dien verstande dat niet zal worden toegewezen het verbod tot het gebruik van daarmee overeenstemmende domeinnamen nu dit te onbepaald is.
Ten aanzien van het primaire onderdeel van de tweede vordering tot overdracht van de domeinnaam op de wijze als bedoeld in artikel 3:300 BW wordt opgemerkt dat hiertoe voornamelijk termen aanwezig zijn indien [gedaagde], weigerachtig blijft aan deze overdracht mee te werken. Gelet hierop zal dit onderdeel van de vordering worden toegewezen op de wijze als hierna vermeld.
In verband hiermee heeft de Staat geen belang meer bij de toewijzing van het subsidiaire onderdeel van de tweede vordering. Deze zal dan ook worden afgewezen.
3.9 De Staat zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van dit geding worden veroordeeld.
4. De beslissing
De president:
4.1 verbiedt [gedaagde] vanaf het moment dat dit vonnis aan hem is betekend ieder gebruik van de aanduiding ministers.nl als domeinnaam;
4.2 bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van f. 50.000,- per overtreding van het hiervoor genoemde verbod, waarbij iedere dag dat [gedaagde] dit verbod overtreedt, een aparte overtreding zal opleveren, zulks met een maximum van
f. 500.000,-;
4.3 bepaalt dat de hiervoor genoemde dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving van die dwangsom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het verbod is voldaan, de ernst van de overtreding hiervan de mate van verwijtbaarheid van die overtreding;
4.4 gebiedt [gedaagde] de domeinnaam ministers.nl binnen drie werkdagen na de betekening van dit vonnis aan de Staat over te dragen;
4.5 bepaalt dat, indien [gedaagde] aan vorenvermeld gebod niet heeft voldaan, dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte als bedoeld in artikel 3:300 BW tot overdracht van de domeinnaam ministers.nl aan de Staat;
4.6 veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op f. 1.550,-voor salaris van zijn procureur en op f. 400,- voor verschotten;
4.7 verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.8 wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M.E. van der Burg-van Geest, fungerend president, en is in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2001.