ECLI:NL:RBUTR:2001:AB0595
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.H.M. Jansen
- J.E. Kruijff-Bronsing
- M.L. van der Bel
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van vermeend seksueel misbruik door groepsleider
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Utrecht, stond de verdachte terecht op beschuldiging van seksueel misbruik van twee pupillen, A en B, tijdens zijn functie als groepsleider in de Camphill Gemeenschap Christophorus. De tenlastelegging was gebaseerd op aangiften van de ouders van beide jongens, die in de jaren '96 en '98 naar voren kwamen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 5 maart 2001, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A. van Holten.
De rechtbank heeft in haar vonnis op 19 maart 2001 geoordeeld dat de beschuldigingen niet wettig en overtuigend bewezen zijn. De rechtbank heeft ernstige twijfels geuit over de verklaringen van de jongens, met name over het vermogen van A om onderscheid te maken tussen fantasie en werkelijkheid. De rechtbank merkte op dat er een lange periode was verstreken tussen de eerste verdenkingen en de uiteindelijke aangifte, wat de geloofwaardigheid van de verklaringen ondermijnde. Bovendien waren er inconsistenties in de verklaringen van de jongens en de getuigen.
De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd dan ook vrijgesproken van alle beschuldigingen. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit drie rechters, en is op 19 maart 2001 openbaar gemaakt.