ECLI:NL:RBUTR:2001:AB0828
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.H.C. van Ginhoven
- P.K. Ruts-Houtman
- A.P. van der Linden
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming tot erkenning van een kind door de biologische vader in een situatie van kunstmatige inseminatie
In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 14 maart 2001 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een man die vervangende toestemming vroeg voor de erkenning van een kind, geboren uit kunstmatige inseminatie. De man had op 17 november 2000 een verzoekschrift ingediend, waarna de rechtbank op 5 december 2000 mr. J.W. Verhoef benoemde tot bijzondere curator voor het kind. De moeder van het kind had op 27 december 2000 een verweerschrift ingediend, waarin zij stelde dat de man niet-ontvankelijk verklaard diende te worden, omdat hij slechts de zaaddonor was en niet de verwekker van het kind. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de man, hoewel hij niet op natuurlijke wijze het kind heeft verwekt, wel de biologische vader is en dat er tussen de partijen de intentie bestond dat hij als vader zou worden erkend.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de wetsgeschiedenis en de intenties van de betrokken partijen. De wetgever heeft de mogelijkheid van vervangende toestemming tot erkenning in principe open gesteld voor de verwekker, maar de rechtbank oordeelde dat in deze specifieke situatie de man gelijkgesteld kan worden met de verwekker. De rechtbank heeft daarbij ook de belangen van de moeder en het kind in overweging genomen. De moeder stelde dat erkenning door de man de ongestoorde verhouding tussen haar, het kind en haar levensgezellin zou schaden, maar de rechtbank oordeelde dat de door de moeder aangevoerde argumenten onvoldoende waren om te concluderen dat de erkenning schadelijk zou zijn voor het kind.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de man tot het geven van vervangende toestemming voor erkenning toegewezen, met de overweging dat erkenning in het belang van het kind is. De rechtbank verleent de man toestemming om het kind als zijn dochter te erkennen, waarmee de juridische band tussen de man en het kind wordt bevestigd.