ECLI:NL:RBUTR:2001:AB2625
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.C. Quik-Schuijt
- Rechtspraak.nl
Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsachterstand
Op 6 juli 2001 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Utrecht een beschikking gegeven inzake de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op 20 februari 1997. De Stichting Jeugd en Gezin Overijssel had op 8 juni 2001 een verzoek ingediend tot verlenging van de ondertoezichtstelling, waarbij een hulpverleningsplan en verslag van de ondertoezichtstelling waren overgelegd. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd op 27 juli 2000 voor de duur van een jaar, met ingang van 4 augustus 2000.
De minderjarige woont sinds juli 1998 in een pleeggezin en heeft een forse ontwikkelingsachterstand en een reactieve hechtingsstoornis, vermoedelijk als gevolg van ernstige verwaarlozing in de eerste levensfase. De vader heeft het kind voor het laatst in november 1998 gezien, en de moeder, die alleen het gezag heeft, heeft geen stabiele opvoedingssituatie kunnen bieden. Gedurende het afgelopen jaar is de moeder niet verschenen op geplande bezoeken en sinds februari 2001 heeft de gezinsvoogd geen contact meer met haar kunnen krijgen. Het laatste contact tussen de moeder en het kind dateert van anderhalf jaar geleden.
De kinderrechter concludeert dat de minderjarige op dit moment niets meer van haar moeder te verwachten heeft. De huidige hechtingsproblematiek van het kind maakt dat een scheiding van het pleeggezin desastreuze gevolgen voor haar ontwikkeling zou kunnen hebben. De kinderrechter oordeelt dat de ondertoezichtstelling niet de geëigende maatregel is om de dreiging bedoeld in artikel 1:254 BW af te wenden, maar verlengt de maatregel met zes maanden. Dit biedt de gezinsvoogdij-instelling de gelegenheid om bij de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek aan te vragen naar de noodzaak om de moeder van het gezag te ontheffen.
De beslissing van de kinderrechter is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte is afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 6 juli 2001 door mr. A.C. Quik-Schuijt, kinderrechter, in bijzijn van I. Oignet-Coenen als griffier.