- het bewezenverklaarde feit heeft de samenleving in ernstige mate geschokt en voor veel gevoelens van onrust en onveiligheid met name in de Veenendaalse gemeenschap gezorgd.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 21 maart 2001, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke feiten;
- het rapport betreffende verdachte van de psychiatrische observatiekliniek Pieter Baan Centrum te Utrecht d.d. 17 augustus 2001, opgemaakt door A.T. Spangenberg, psycholoog en J.M.J.F. Offermans, psychiater, inhoudende onder meer -zakelijk weergegeven-:
"Betr.'s levensgeschiedenis, zoals in het milieuonderzoek uitgebreid beschreven, staat in het teken van mishandeling en seksueel misbruik door vader en van een onmachtige moederfiguur, die veeleer door betr. in bescherming moest worden genomen (tegen vader) dan omgekeerd het geval is geweest. Hierdoor ontstond voor betr. een uiterst onveilig opvoedingsklimaat, waarbinnen het voor haar meer een kwestie was van 'overleven' dan van 'leven'. Het in het psychologisch onderzoek beschreven enorme verschil - ook voor de populatie van het PBC - tussen de verbale en performale intelligentie geeft ook kwantitatief weer hoe ernstig de verwaarlozing zowel affectief als pedagogisch is geweest, waar betr. onder te lijden heeft gehad. Als gevolg van deze ontwikkeling heeft betr. een uitgesproken negatief zelfbeeld, dat in de loop der jaren nog versterkt is door mislukte relaties, middelengebruik en door een (kortstondige) ervaring in de prostitutie.
Intense herbelevingen van eerder doorgemaakte (seksuele) traumata, nachtmerries, in- en doorslaapstoornissen, verhoogde waakzaamheid en schrikreacties duiden bij betr. op een posttraumatische stress-stoornis met chronisch verloop. Hoewel niet zelden slachtoffers van een trauma, die lijden aan een posttraumatische stress-stoornis, 'borderline' gedrag vertonen, zijn kenmerken als intense doch instabiele intermenselijke relaties, identiteitsproblematiek, impulsiviteit, middelengebruik, automulatief gedrag, affectlabiliteit, gevoelens van intense woede en kwaadheid en van leegte bij betr. zo prominent aanwezig, dat het zondermeer gerechtvaardigd is om bij betr. tevens te spreken -naast eerdergenoemde posttraumatische stress-stoornis - van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Hoewel betr. al in het contact met haar voorlaatste vriend Alex onbewust lijkt te hebben ingespeeld op reddersgevoelens bij hem, nemen deze in het contact met haar huidige vriend [medeverdachte] een veel nadrukkelijkere positie in en is betr. duidelijk gestreeld door het gegeven dat [medeverdachte] voor haar letterlijk en figuurlijk door ramen en deuren heengaat. Deze onvoorwaardelijke liefde en steun dragen ertoe bij dat betr. - meer dan in eerdere relaties - zich in een afhankelijke en passieve rol nestelt en daarmee impliciet [medeverdachte] de actieve en beschermende rol toebedeelt.
De avond voorgaande aan het tenlastegelegde waren discussies en ruzies tussen betr. en haar vriend veel hoger opgelopen dan daarvoor het geval lijkt te zijn en had betr., mede door het contact tussen haar vriend en zijn ex-vriendin in de discotheek, te kampen met de angst door [medeverdachte] in de steek te worden gelaten. Zowel deze verlatingsangst als de heftigheid van de ruzie tussen betr. en [medeverdachte] deed bij betr. de herinneringen aan vroeger (c.q. seksueel misbruik door vader) verhevigd naar boven komen en bracht haar vriend vanuit zijn eigen machteloosheid ertoe haar te stimuleren om eindelijk eens actie te ondernemen. Binnen deze welhaast vicieuze cirkel en hun symbiotisch gekleurde relatie (dat wil zeggen met een sterke wederzijdse afhankelijkheid) was betr. -onmachtig om zelf actief iets te ondernemen - weer 'genoodzaakt' om een appèl te doen op haar vriend in een poging om vader en zijn partner tenminste een lesje te leren teneinde 'compensatie' te vinden voor de ondergane traumata en wellicht hier in de toekomst minder door gekweld te worden. De gevoelens naar [slachtofer 2] toe waren niet anders dan die naar betr.'s vader en zowel betr. als [medeverdachte] benadrukt bij herhaling dat [slachtofer 2] even schuldig was aan eerder seksueel misbruik als betr.'s vader.
Eenmaal in de woning van de slachtoffers lijken de angst en vertwijfeling, die [medeverdachte] op haar gezicht meende te lezen, als het ware als een injectie te hebben gefunctioneerd om zijn grenzeloze woede ook in onomkeerbare daden om te zetten.
Op grond van het bovenstaande zijn wij van mening dat onderzochte ten tijde van het plegen van het haar ten laste gelegde feit weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat is geweest haar wil in vrijheid -overeenkomstig een dergelijk besef- te bepalen.
In antwoord op de in hoofde gestelde vraag concluderen de ondergetekenden dat onderzochte ten tijde van het plegen van het haar ten laste gelegde feit lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling harer geestvermogens, dat dit feit -indien bewezen- haar slechts in verminderde mate kan worden toegerekend.
Uit het bovenstaande komt naar voren hoe er bij betr. sprake is van een posttraumatische stress-stoornis met een chronisch verloop en een borderline persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke trekken. In tegenstelling tot eerder relaties is het tussen betr. en haar huidige partner en medeverdachte [medeverdachte] tot een versmelting gekomen, waarbij betr.'s problematiek (in casu het seksueel misbruik) ook tot problematiek van [medeverdachte] is geworden. Een collectief gevoel van machteloosheid en hevige woede heeft uiteindelijk tot het tenlastegelegde geleid.
Ten aanzien van een eventueel recidivegevaar van feiten soortgelijk aan het tenlastegelegde komt het onderzoekend team tot de volgende overwegingen. Met de dood van beide slachtoffers is veel van de onverwerkte woede over het seksueel misbruik van betr. door beide slachtoffers 'geconsumeerd' en valt niet te verwachten dat betr. opnieuw op basis van haar posttraumatische stress-stoornis tot agressieve feiten zoals ten tijde van het tenlastegelegde komt.
Vanuit betr.'s borderline persoonlijkheidsstoornis zou er -zeker ingeval van alcoholabusus - sprake kunnen zijn van agressief gedrag (bijvoorbeeld naar partners), maar het mag onwaarschijnlijk worden geacht dat de aard en heftigheid hiervan ook maar enigszins vergelijkbaar zullen zijn met de woede die zich op de slachtoffers heeft ontladen en dat dit tot ernstige agressieve delicten zal leiden.
Op grond van het feit dat het tenlastegelegde heeft plaatsgevonden binnen een wel zeer speciale constellatie en er geen aanwijzingen zijn voor ernstig agressief gedrag buiten deze constellatie, zijn er voor ons geen termen aanwezig om Uw College te adviseren betr. de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen of anderszins een behandeling te doen ondergaan."