ECLI:NL:RBUTR:2001:AD5420

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
136594/KG ZA 01-1010/WV
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H.J. Schepen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gekraakte woning te Soest

In deze zaak heeft eiseres, eigenaresse van een woning aan de Korte Brinkweg 47A te Soest, gedaagden in kort geding gedagvaard om de woning te ontruimen. De gedaagden, die de woning op of omstreeks 28 augustus 2001 hebben gekraakt, zijn in de dagvaarding aangeduid als 'de personen die verblijven in het onroerend goed'. Tijdens de zitting op 31 oktober 2001 heeft eiseres haar vordering toegelicht, terwijl gedaagde sub 1, vertegenwoordigd door procureur mr. E.Th. Hummels, verweer heeft gevoerd. Gedaagden sub 2 zijn niet verschenen, waardoor verstek werd verleend.

De president heeft vastgesteld dat gedaagden zonder recht of titel in de woning verblijven, wat in beginsel aanleiding geeft om de vordering tot ontruiming toe te wijzen. Echter, eiseres heeft onvoldoende spoedeisend belang aangetoond voor haar vordering, aangezien zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat een terugkeer naar de woning op korte termijn te verwachten is. De president concludeert dat er geen reden is om de ontruiming te bevelen, en wijst de vordering af.

Eiseres wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding, die aan gedaagde sub 1 moeten worden vergoed. De kosten zijn begroot op f. 1.550,-- voor het salaris van de procureur en f. 427,-- voor verschotten. De president heeft bepaald dat deze kosten door eiseres aan de griffier van de rechtbank moeten worden betaald, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE UTRECHT
VONNIS van de president van de
arrondissementsrechtbank te Utrecht in het kort geding van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende te [verblijfplaats],
e i s e r e s,
procureur: mr. G. de Jong,
- t e g e n -
1. [gedaagde sub 1],
verblijvende te Soest,
procureur: mr. E.Th. Hummels,
2. DE OVERIGE PERSONEN DIE VERBLIJVEN IN HET ONROEREND GOED, GELEGEN TE SOEST AAN DE KORTE BRINKWEG 47A,
wonende, althans verblijvende te Soest,
niet verschenen,
g e d a a g d e n.
1. Het verloop van het geding
1.1. Eiseres, hierna te noemen: [eiseres], heeft gedaagden (in de dagvaarding aangeduid als "de personen die verblijven in het onroerend goed, gelegen te Soest aan de Korte Brinkweg nr. 47 A"), in kort geding doen dagvaarden. Op de dienende dag, 31 oktober 2001, heeft zij van eis geconcludeerd overeenkomstig de inhoud van het exploot van dagvaarding, waarvan een fotokopie aan dit vonnis is gehecht.
1.2. Vervolgens heeft mr. Hummels voornoemd zich procureur gesteld voor gedaagde sub 1, hierna te noemen: [gedaagde sub 1].
1.3. Daarop heeft [eiseres] bij monde van haar procureur haar vordering doen toelichten, mede aan de hand van overgelegde producties.
1.4. [gedaagde sub 1] heeft hierop bij monde van haar procureur verweer doen voeren.
1.5. Na voortgezet debat, waarbij ook enige inlichtingen zijn verschaft door [de schoonzoon van eiseres] en door [gedaagde sub 1] in persoon, hebben partijen vonnis gevraagd.
2. De vaststaande feiten
2.1. [eiseres] is eigenaresse van de woning aan de Korte Brinkweg 47A te Soest, verder te noemen: de woning.
2.2. Op of omstreeks 28 augustus 2001 hebben gedaagden de woning gekraakt.
3. Het geschil en de beoordeling ervan
3.1. Voor de volledige inhoud en de grondslagen van de vordering wordt verwezen naar de aangehechte dagvaarding. Kort weergegeven houdt de vordering in dat gedaagden veroordeeld worden de woning te ontruimen.
3.2. [eiseres] heeft de president verzocht om verstek te verlenen tegen gedaagden sub 2, nu zij niet in rechte zijn verschenen.
3.3. De president overweegt dienaangaande dat nu gedaagden sub 2 zich ter zitting niet bekend hebben gemaakt, geconstateerd moet worden dat zij niet verschenen zijn. [eiseres] heeft - met het oog op het achterhalen van de identiteit van gedaagden - hen verzocht zich bekend te maken. Nu gedaagden zich vervolgens niet aan [eiseres] bekend hebben gemaakt, is de president van oordeel dat [eiseres] ervan uit mocht gaan dat gedaagden hun identiteit niet zouden prijsgeven en dat zij aldus voldoende gedaan heeft om de identiteit van de gedaagden te achterhalen. Nu ten aanzien van het exploot van dagvaarding de overige bij de wet voorgeschreven formaliteiten en een redelijke termijn in acht genomen zijn, zal het door [eiseres] ten aanzien van gedaagden sub 2 gevraagde verstek worden verleend.
3.4. Het verweer van [gedaagde sub 1] komt in het volgende voor zoveel nodig aan de orde.
3.5. Vaststaat dat [gedaagde sub 1] en de overige bewoners van de woning zonder recht of titel in de woning verblijven. De vordering tot ontruiming kan derhalve in beginsel worden toegewezen. Dit is slechts anders, indien [eiseres] onvoldoende (spoedeisend) belang heeft bij haar vordering of onder de omstandigheden van het geval misbruik zou maken van een haar toekomende bevoegdheid tot ontruiming.
3.6. Ter onderbouwing van haar vordering heeft [eiseres] aangevoerd dat de woning - indien zij daarin zou terugkeren - aangepast en opnieuw geschilderd en behangen zal moeten worden. [eiseres] heeft daarbij echter niet aannemelijk gemaakt dat een dergelijke terugkeer reeds op korte termijn te verwachten is. Integendeel. Op dit moment is er geen enkel uitzicht op een terugkeer van [eiseres] in de woning. Dit betekent dat - mede gezien het feit dat de schoonzoon van [eiseres] de beperkte "renovatiewerkzaamheden" slechts zal verrichten indien [eiseres] daadwerkelijk in de woning terugkeert - niet valt in te zien waarom de schoonzoon thans reeds gebruik zou moeten maken van de woning. Naar het voorlopig oordeel van de president heeft [eiseres] dan ook onvoldoende spoedeisend belang bij haar vordering.
3.7. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
3.8. [eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van dit geding worden veroordeeld. Aangezien [gedaagde sub 1] een toevoeging heeft aangevraagd op basis van de Wet op de Rechtsbijstand, zal [eiseres] deze kosten aan de griffier van de rechtbank dienen te voldoen.
4. De beslissing
De president:
4.1. wijst de vordering af;
4.2. veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde sub 1] begroot op f. 1.550,-- (éénduizend vijfhonderdvijftig gulden) voor salaris van haar procureur en op f. 427,-- (vierhonderdzevenentwintig gulden) exclusief BTW voor verschotten;
4.3. bepaalt dat [eiseres] voormelde kosten dient uit te betalen aan de griffier van de rechtbank, zulks op de voet van het bepaalde in artikel 57b Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
4.4. verklaart onderdeel 4.2. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schepen, fungerend president, en is in het openbaar uitgesproken op 13 november 2001.