Uitspraak
Kort geding nr. 137550/KG ZA 01-1120/YT 18 december 2001
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE UTRECHT
VONNIS van de president van de arrondissementsrechtbank te Utrecht in het kort geding van:
1. de stichting
STICHTING INSTITUUT VOOR KATHOLIEKE
INFORMATIE VOOR NEDERLAND EN VLAANDEREN,
statutair gevestigd te Barendrecht,
2. [eiser sub 2],
wonende te Barendrecht,
e i s e r s,
procureur: mr. G. Bosma,
- t e g e n -
1. DE ROOMS-KATHOLIEKE BISSCHOPPEN-
CON-FE-RENTIE van de kerkprovincie
Neder-land,
statutair gevestigd te Utrecht,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te Utrecht,
g e d a a g d e n,
advocaat: mr. drs. E.C.M. Wagemakers
te Breda.
1. Het verloop van het geding
Eisers hebben gedaagden in kort geding doen dagvaarden. Eisers zullen hierna gezamenlijk ook worden aangeduid als de Stichting c.s. en afzonder-lijk als de Stichting respectievelijk [eiser sub 2]. Gedaagden worden verder gezamenlijk genoemd: de Bisschoppenconferentie c.s. en afzonderlijk: de Bisschoppenconferentie respectievelijk [gedaagde sub 2].
Op de dienende dag, 4 december 2001, hebben de Stichting c.s. van eis gecon-clu-deerd over-een-komstig de inhoud van het exploot van dagvaar-ding, waarvan een fotokopie aan dit vonnis is gehecht.
Zij hebben vervolgens bij monde van hun procureur hun vordering doen toelichten mede aan de hand van overgelegde pleitnotities en van op voorhand toegezonden producties.
De Bisschoppenconferentie c.s. hebben hierop bij monde van hun advocaat ver-weer doen voeren mede aan de hand van overge-legde pleitnotities en van op voorhand toege-zonden producties.
Hierna is het debat voortgezet. Daarbij zijn ook enige inlichtingen verschaft door [eiser sub 2] in persoon en door [betrokkene], als juridisch adviseur werkzaam bij het Secretariaat van het Rooms-Katho-lieke Kerkgenootschap in Nederland.
Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd.
2. De vaststaande feiten
2.1. De Stichting, die onlangs is opgericht, geeft maandelijks een informa-tieblad uit voor rooms-katholieke gelovigen: de IKI (NV) Nieuwsbrief. [eiser sub 2] is bestuurslid van de Stichting en tevens hoofdredacteur van de genoemde nieuwsbrief.
2.2. De Bisschoppenconferentie is een blijvende groepering van Bisschoppen van de Rooms-Katholiek Kerk in de Nederlandse Kerkprovincie. Zij oefenen gezamenlijk bepaalde pastorale taken uit binnen die Kerk in Nederland, hierna aan te duiden als het Rooms-Katholieke Kerkgenootschap, ter onder-scheiding van de Rooms-Katholieke Wereldkerk. [gedaagde sub 2] is de voorzitter van de Bisschoppenconferentie.
2.3. In 1980 heeft in Rome een bijzondere Synode van de Bisschoppen van de Neder-landse Kerkprovincie plaatsgevonden. Deze Synode heeft geleid tot 46 afzonderlijke besluiten, verder te noemen: de Synodebesluiten, die in 1981 in boekvorm zijn gepubliceerd.
2.4. Teneinde toezicht te houden op de uitvoering van de Synodebesluiten is een Synodale Raad ingesteld, waarvan [gedaagde sub 2] sinds 1983 mede deel uit-maakt. De Synodale Raad bestaat tot op heden, doch is sinds 1995 niet meer bijeen geweest.
2.5. In februari 2001 heeft [eiser sub 2] aan [gedaagde sub 2], als voorzitter van de Bisschoppen-conferentie en als lid van de Synodale Raad, per brief informatie gevraagd over de uitvoering van de Synodebesluiten. Na enige rechtstreekse correspondentie tussen partijen heeft de raadsman van de Stichting c.s. bij brief van 17 oktober 2001 de Bisschoppenconferentie gesommeerd de gevraagde informatie te verstrekken. Hierop heeft de raadsman van de Bisschoppenconferentie bij schrijven van 24 oktober 2001 gereageerd.
2.6. Binnen de Rooms-Katholieke Kerk geldt wereldwijd, derhalve ook binnen het Rooms-Katholieke Kerkgenootschap, de Codex Iuris Canonici ofwel het Wetboek van Canoniek Recht. Canon 1401 van dit wetboek luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"Can. 1401 - Bij eigen en uitsluitend recht beoordeelt de Kerk:
1 zaken die geestelijke aangelegenheden betreffen en aangelegenheden met het geestelijke verbonden;
2 ... "
3. Het geschil en de beoordeling ervan
3.1. Voor de volledige inhoud en de grondslagen van de vor-dering wordt verwezen naar de aangehechte dagvaarding. Kort weergegeven houdt de vordering het volgende in:
1. De Bisschoppenconferentie c.s. zullen alle informatie, in welke vorm of hoedanigheid dan ook, verstrekken betreffende (i) de wijze waarop alle afzonderlijke Synodebesluiten zijn uitgevoerd; (ii) de redenen waarom eventueel bepaalde Synodebesluiten niet zijn uitge-voerd; en (iii) het oordeel van de Paus over het resultaat van de uitvoering van de Synodebe-slui-ten; en voorts zullen zij volledig inzage verschaffen in alle hen beken-de gegevens die de genoemde onderwerpen betreffen; een en ander op straffe van een bepaalde dwangsom.
2. De Bisschoppenconferentie c.s. zullen dit vonnis op een nader omschreven wijze via de televisie en de nieuwsbladen aan het publiek bekend maken.
3.2. De stellingen van de Stichting c.s. en het verweer van de Bisschoppen-conferentie c.s. komen in het volgende voor zoveel nodig aan de orde.
3.3. De Bisschoppenconferentie c.s. hebben als meest vérstrekkend verweer aangevoerd dat in deze zaak aan de burgerlijke rechter voorshands geen bevoegdheid toekomt, omdat de Stichting c.s. op grond van het toepasselijke kerkelijke recht gehouden zouden zijn eerst de rechtsgang te volgen die binnen het Rooms-Katholieke Kerkge-nootschap voor hen open staat.
3.4. Dit verweer treft doel. Voor dit oordeel is het volgende van belang.
3.5. Partijen zijn het erover eens dat het statuut, bedoeld in artikel 2:2, lid 2 Burgerlijk Wetboek, waardoor het Rooms-Katholieke Kerkgenootschap (mede) gere-geerd wordt, bestaat uit het Wetboek van Canoniek Recht. Zij zijn het er voorts over eens dat het laatstgenoemde wetboek voorziet in een eigen kerkelijke rechtsgang, waarin aan de kerkelijke rechter ingevolge canon 1401 een exclusieve bevoegdheid toekomt te oordelen over - voor zover hier van belang - "zaken die geeste-lijke aangele-genheden betref-fen en aangelegenheden met het geestelijke verbonden".
3.6. Zij verschillen echter van mening over het antwoord op de vraag of het onderhavige geschil onder de genoemde aangelegenheden begrepen moet worden en aldus (eerst) aan de kerkelijke rechter moet worden voorgelegd. Die vraag wordt door de Bisschoppenconferentie c.s. bevestigend en door de Stichting c.s. ontkennend beantwoord. Volgens de Bisschoppen-conferentie c.s. gaat het bij de uitvoering van de Synodebe-sluiten en het recht op inhoudelijke informatie daaromtrent in ieder geval om een aangelegenheid die met het geestelijke is verbonden. Deze kwalifica-tie kan niet als onaannemelijk worden beschouwd, mede gelet op de onder-werpen die volgens partijen aan beide zijden en ook blijkens de overge-legde stukken in de Synodebesluiten zijn geregeld. Deze onderwerpen hebben immers onder meer betrekking op de zogenoemde parallelle clerus, de eucharistieviering op zondag en de theologische opleiding. Het standpunt van de Stichting c.s. kan daaraan niet afdoen, nu dat standpunt uitgaat van een - beweerd - recht op inhoudelijke informatie als zodanig, waarbij de specifieke onderwer-pen die in de Synodebesluiten aan de orde komen, ten onrechte buiten beschouwing worden gelaten. Bovendien kan de enkele betwisting van het oordeel dat een bepaalde kwestie onder de exclusieve bevoegdheid van de kerkelij-ke rechter valt, niet meebrengen dat diezelfde rechter alleen daardoor al onbevoegd zou worden.
3.7. Een en ander leidt tot de conclusie dat de Stichting c.s. zich met hun vorde-ring eerst tot de kerkelijke rechter moeten wenden en dat bijgevolg de burgerlijke rechter thans niet bevoegd is over het geschil van partijen te oordelen.
3.8. De Stichting c.s. zullen derhalve in hun vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.9. Daarbij wordt ten overvloede nog opgemerkt dat de vordering, indien de Stichting c.s. daarin wel ontvankelijk geweest zouden zijn, naar voorlopig oordeel niet tot toewijzing geleid zou kunnen hebben. Allereerst zou van een voldoende spoedeisend belang niet gesproken kunnen worden, nu de spoedeisendheid volgens de Stichting c.s. uitsluitend is gelegen in de levens-verwachting van de huidige Paus en de rechtens relevante betekenis daarvan onvoldoende is aangetoond. Voorts zou vooralsnog gelden dat een in dezen - beweerd - absoluut recht op informatie geen grondslag vindt in het in Neder-land geldende recht. Ten slotte zou geoordeeld zijn dat de vordering zoals thans geformuleerd, niet voldoende bepaald is om voor volledige toewijzing vatbaar te kunnen zijn.
3.10. De Stichting c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van dit geding worden veroordeeld.
4. De beslissing
De president:
4.1. verklaart de Stichting c.s. niet-ontvankelijk in hun vordering;
4.2. veroordeelt de Stichting c.s. in de kosten van dit geding, tot aan deze uit-spraak aan de zijde van de Bisschoppenconferentie c.s. begroot op f 1.250,-- (éénduizend tweehonderdvijftig gulden) voor salaris van hun advocaat en op f 427,- (vierhonderdzevenentwintig gulden) voor verschotten;
4.3. verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.N. Brouwer, president, en is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2001.