In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 18 april 2001 uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid van het Academisch Ziekenhuis Utrecht (AZU) voor de doofheid van een kind, [minderjarige 1], die mogelijk het gevolg was van het toedienen van gentamycine aan de moeder tijdens de zwangerschap. De eisers, waaronder de wettelijk vertegenwoordiger van [minderjarige 1], stelden dat de toediening van dit medicijn onrechtmatig was en dat dit heeft geleid tot ernstige gehoorproblemen bij hun kind. De rechtbank heeft in haar vonnis de eerdere conclusies van deskundige Prof. Dr. C.W.R.J. Cremers in overweging genomen, die aangaf dat de doofheid van [minderjarige 1] waarschijnlijk veroorzaakt is door de gentamycine toediening, en dat er geen syndromale kenmerken waren die de doofheid konden verklaren.
De rechtbank oordeelde dat AZU onrechtmatig had gehandeld door gentamycine toe te dienen in de zevende maand van de zwangerschap, en dat dit een risico voor de gezondheid van het ongeboren kind met zich meebracht. De rechtbank stelde vast dat het causaal verband tussen de onrechtmatige daad van AZU en de schade aan [minderjarige 1] was aangetoond, en dat AZU niet kon bewijzen dat de schade ook zonder hun handelen zou zijn ontstaan. De rechtbank kende een schadevergoeding van f 125.000,-- toe aan de eisers, vermeerderd met wettelijke rente, en bepaalde dat AZU ook aansprakelijk was voor toekomstige schade.
Daarnaast werd de schadevergoeding voor de moeder, [eiseres sub 2], besproken. De rechtbank oordeelde dat zij recht had op schadevergoeding vanwege de psychische gevolgen van de situatie, die voortvloeiden uit de doofheid van haar kind. De rechtbank hield de beslissing over de precieze omvang van deze schade aan, omdat meer informatie nodig was over haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de andere eisers, [eiser sub 3.1] en [eiseres sub 3.2], afgewezen, omdat zij onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun schade.
De rechtbank heeft de zaak verder geagendeerd voor een zitting om te overleggen over de materiële schade en de buitengerechtelijke kosten, en heeft AZU verzocht om informatie over de rechtsbijstandsverzekering van de eisers. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van medische instellingen bij het voorschrijven van medicatie aan zwangere vrouwen en de gevolgen die dit kan hebben voor de gezondheid van het ongeboren kind.