ECLI:NL:RBUTR:2002:AD8571

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
139725/KG ZA 01-1293/WV en 140548/KG ZA 02-42/WV
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector Handels- en Familierecht
VONNIS van de voorzieningenrechter in kort geding in:
het kort geding met kort-gedingnr. 139725/ KG ZA 01-1293/WV van:
de besloten vennootschap met
beperkte aansprakelijkheid
NS VASTGOED B.V.,
gevestigd te Utrecht,
e i s e r e s,
procureur: mr. B.F. Keulen,
advocaat : mr. P. van der Mersch te Rotterdam,
- t e g e n -
1. [de kraker],
wonende, althans verblijvende te Utrecht,
procureur: mr. E.Th. Hummels,
2. DE OVERIGE PERSONEN DIE VERBLIJVEN IN HET
VOORMALIG EXPEDITIEKNOOPPUNT VAN DE PTT
AAN DE MINEURSLAAN (ONGENUMMERD, BIJ 30 / KRUISVAART)
TE UTRECHT,
wonende, althans verblijvende te Utrecht,
NIET VERSCHENEN,
g e d a a g d e n,
het kort geding met kort-gedingnr. 140548/ KG ZA 02-42/WV van:
de besloten vennootschap
met beperkte aansprakelijkheid
NS VASTGOED B.V.,
gevestigd te Utrecht,
e i s e r e s ,
procureur: mr. B.F. Keulen,
advocaat: mr. P. van der Mersch te Rotterdam,
- t e g en -
[de kraker],
wonende, althans verblijvende te Utrecht,
g e d a a g d e,
procureur: mr. E.Th. Hummels.
1. Het verloop van de gedingen
Ten aanzien van het kort geding met kort-gedingnr. 139725/KG ZA 01-1293/WV
1.1. Eiseres, hierna te noemen: de NS, heeft gedaagden (in de dagvaarding aangeduid als "hen die verblijven in het voormalig expeditieknooppunt van de PTT aan de Mineurslaan (ongenummerd, bij 30/Kruisvaart) te Utrecht"), in kort geding doen dagvaarden. Op de dienende dag, 14 januari 2002, is de behandeling van dit kort geding gevoegd met de behandeling van het kort geding met kort gedingnummer 140548/KG ZA 02-42/WV. Op die datum heeft de NS van eis geconcludeerd overeenkomstig de inhoud van de op 28 december 2001 uitgebrachte dagvaarding, waarvan een fotokopie aan dit vonnis is gehecht.
1.2. Vervolgens heeft mr. Hummels voornoemd zich procureur gesteld voor gedaagde sub 1, hierna te noemen:[de kraker].
Ten aanzien van het kort geding met kort-gedingnr. 140548/KG ZA 02-42/WV
1.3. Eiseres, hierna te noemen: de NS, heeft gedaagde, verder te noemen:[de kraker], in kort geding doen dagvaarden. Op de dienende dag, 14 januari 2002, is de behandeling van dit kort geding gevoegd met de behandeling van het kort geding met kort gedingnummer 139725/KG A 01-1293/WV. Op die datum heeft de NS van eis geconcludeerd overeenkomstig de inhoud van het op 7 januari 2002 uitgebrachte exploit van dagvaarding, waarvan een fotokopie aan dit vonnis is gehecht.
1.4. Vervolgens heeft mr. Hummels voornoemd zich procureur gesteld voor[de kraker].
Ten aanzien van beide gedingen:
1.5. De NS heeft vervolgens bij monde van haar advocaat haar vordering doen toelichten mede aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen en producties. Bij de gelegenheid heeft zij haar eis gewijzigd in die zin dat de ontruimingstermijn gesteld wordt op 24 uur na betekening van het vonnis. Tegen deze eiswijziging heeft[de kraker] bezwaar gemaakt.
1.6.[de kraker] heeft hierop bij monde van zijn procureur verweer doen voeren mede aan de hand van een overgelegde pleitnota en een overgelegde productie.
1.7. Na voortgezet debat, waarbij ook enige inlichtingen zijn verschaft door [een medewerker van de NS] (werkzaam als projectmanager bij de NS) en door[de kraker] in persoon, hebben partijen vonnis gevraagd.
2. De vaststaande feiten
Ten aanzien van beide gedingen
2.1. De NS is eigenaresse van het onroerend goed waarin voorheen een expeditieknooppunt van de PTT gevestigd was en dat gelegen is aan de Mineurslaan (ongenummerd, bij 30/Kruisvaart) te Utrecht, verder te noemen: het terrein.
2.2. Op 17 december 2001 hebben[de kraker] en de overige gedaagden, verder te noemen: de krakers, het terrein gekraakt.
3. Het geschil en de beoordeling ervan
Ten aanzien van beide gedingen
3.1. De onder 1.5 bedoelde eiswijziging dient in het onderhavige geval te worden aangemerkt als een eisvermindering. Dit betekent dat het indienen van een bezwaar tegen deze eiswijziging niet mogelijk is en dat het bezwaar derhalve dient te worden afgewezen.
Ten aanzien van het kort geding met kort-gedingnr. 139725/KG ZA 01-1293/WV
3.2. Voor de volledige inhoud en de grondslagen van de vordering wordt verwezen naar de op 28 december 2001 uitgebrachte dagvaarding. Kort weergegeven houdt de vordering in dat gedaagden bevolen wordt het terrein te ontruimen.
3.3. De NS heeft de rechter verzocht om verstek te verlenen tegen gedaagden sub 2, nu zij niet in rechte zijn verschenen.
3.4. Nu gedaagden sub 2 zich ter zitting niet bekend hebben gemaakt, moet geconstateerd worden dat zij niet verschenen zijn. De NS heeft - met het oog op het achterhalen van de identiteit van gedaagden - aan hen verzocht zich bekend te maken. Aangezien gedaagden aan dit verzoek geen gevolg hebben gegeven, is de rechter van oordeel dat de NS er vanuit mocht gaan dat gedaagden hun identiteit niet zouden prijsgeven en dat zij aldus voldoende heeft gedaan om de identiteit van gedaagden te achterhalen. Nu ten aanzien van het exploit van dagvaarding de overige bij de wet voorgeschreven formaliteiten en een redelijke termijn in acht genomen zijn, zal het door de NS ten aanzien van gedaagden sub 2 gevraagde verstek worden verleend.
3.5. Het verweer van[de kraker] komt in het volgende voor zoveel nodig aan de orde.
3.6. Vaststaat dat[de kraker] en de overige gedaagden zonder recht of titel op het terrein verblijven. De vordering tot ontruiming kan derhalve in beginsel worden toegewezen. Dit is slechts anders, indien de NS onvoldoende (spoedeisend) belang heeft bij haar vordering of onder de omstandigheden van het geval misbruik zou maken van een haar toekomende bevoegdheid tot ontruiming.
3.7. Ter onderbouwing van haar spoedeisend belang bij ontruiming heeft de NS zich onder meer beroepen op het feit dat in het kader van de planvorming rond het terrein ter plaatse onderzoek dient te worden verricht.
3.8. Uit de als productie 10 van de zijde van de NS overgelegde brief d.d. 19 december 2001 aan de Officier van Justitie kan worden afgeleid dat de NS voornemens is in september 2002 een bouwvergunning met betrekking tot het terrein aan te vragen en - bij verlening van deze vergunning - in september 2003 een aanvang te (laten) maken met de bouwwerkzaamheden. Zoals door de NS is gesteld, heeft zij het terrein in de komende periode slechts nodig teneinde enkele onderzoeken te doen verrichten.[de kraker] heeft - mede namens de overige personen die verblijven op het terrein - toegezegd dat de krakers hun medewerking aan deze onderzoeken zullen verlenen.
Uit het voorgaande kan naar het oordeel van de rechter niet geconcludeerd worden dat het gebruik dat de NS in verband de planvorming van het terrein wenst te maken, dermate substantieel van aard is en dermate door het verblijf van de krakers op het terrein wordt gehinderd, dat dit leidt tot het aannemen van een spoedeisend belang aan de zijde van de NS.
3.9. Voorts heeft de NS aangevoerd dat haar spoedeisend belang bij ontruiming is gelegen in het feit dat de veiligheid van het spoorverkeer in gevaar wordt gebracht door de aanwezigheid van de krakers op het terrein.
3.10. Geconstateerd dient te worden dat de maatregelen die de NS heeft genomen teneinde te voorkomen dat personen het terrein kunnen betreden - en vervolgens ongehinderd het spoor kunnen bereiken - niet hebben kunnen voorkomen dat dit terrein tot drie keer toe is gekraakt. Op basis van het ter zitting verhandelde kan evenmin uitgesloten worden dat andere personen dan degenen die betrokken waren bij de drie kraakacties, in de afgelopen periode het terrein hebben betreden. Verder is niet gebleken dat de huidige krakers, dan wel de krakers die bij de vorige kraakacties betrokken waren, de veiligheid van het spoorverkeer in gevaar hebben gebracht. Aldus kan evenmin worden geconcludeerd dat de aanwezigheid van de krakers op het terrein een bedreiging vormt voor de veiligheid van het spoorverkeer. Daarbij merkt de rechter op dat niets de NS in de weg staat om extra maatregelen ten behoeve van deze veiligheid te nemen.
3.11. Tenslotte heeft de NS haar spoedeisend belang onderbouwd met de stelling dat zij het terrein ten behoeve van de praktijktraining van de politiehonden van de Dienst Spoorwegpolitie aan het korps Landelijke Politiediensten, verder te noemen: het KLPD, ter beschikking dient te stellen op basis van een met de KLPD gesloten overeenkomst.
3.12. De NS heeft erkend dat voormelde overeenkomst met het KLPD tot stand gekomen is naar aanleiding van de twee eerdere kraakacties met betrekking tot het terrein en dat zij met deze overeenkomst toekomstige kraakacties beoogde te voorkomen. Anders dan[de kraker] heeft gesteld, kan echter niet bij voorbaat worden geconcludeerd dat voormelde overeenkomst een schijncontract is. De aan de totstandkoming van deze overeenkomst gevoerde onderhandelingen hebben ruim voor de onderhavige kraak, namelijk in ieder geval op 7 november 2001, plaatsgevonden. Bovendien bevat het contract bepalingen die voor de NS kosten met zich brengen (zoals het realiseren van nooduitgangen). De omstandigheid dat de NS geen verklaring heeft overgelegd van het KLPD en dat er ook geen medewerker van het KLPD ter zitting aanwezig was om met betrekking tot (de omvang van) het feitelijke gebruik van het terrein nadere uitleg te geven, alsook de omstandigheid dat het KLPD de overeenkomst pas heeft gesloten na de onderhavige kraak en geruime tijd na het moment waarop de NS haar aanbod met betrekking tot het gebruik van het terrein heeft gedaan, leiden wel tot enige twijfel ten aanzien van het antwoord op de vraag of het KLPD daadwerkelijk gebruik zal maken van het terrein en of dit een substantieel gebruik zal zijn. Deze twijfel kan vooralsnog echter niet leiden tot de conclusie dat de NS geen spoedeisend belang bij haar vordering heeft.
Een belangenafweging brengt hierin geen verandering, nu thans niet kan worden beoordeeld wat de intensiteit van het gebruik van het terrein door het KLPD zal zijn. Het aanbod van de krakers om hun medewerking te verlenen aan het gebruik door het KLPD van een deel van het terrein kan niet als een reëel voorstel worden beschouwd. Het KLPD zal immers alsdan slechts een deel van het terrein kunnen gebruiken. Voorts kan niet beoordeeld worden wat de invloed van de aanwezigheid van de krakers op de praktijktrainingen van de politiehonden zal zijn.
De hiervoor bedoelde twijfel brengt echter wel mee dat de ontruimingstermijn zal worden bepaald op 14 dagen na de betekening van dit vonnis en dat de vordering tot het bepalen van een termijn als bedoeld in artikel 557A lid 3 Rv zal worden afgewezen.
3.13. De vordering zal - met in achtneming van het voorgaande - worden toegewezen met dien verstande dat de door de krakers aan het terrein aangebrachte verbeteringen (uiteraard) niet behoeven te worden verwijderd.
3.14. De gevorderde uitvoerbaarverklaring op de minuut zal worden afgewezen, nu de NS, voor wie terstond na deze uitspraak een grosse beschikbaar zal zijn, daarbij geen belang heeft, terwijl dit vonnis tevens niet uitvoerbaar zal worden verklaard op alle dagen en uren, nu de noodzaak daarvan niet is gebleken.
3.15. Gedaagden zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van dit geding worden veroordeeld.
Ten aanzien van het kort geding met kort-gedingnr. 140548/KG ZA 02-42/WV
3.16. Nu de vordering in dit kort geding gelijk is aan de vordering in het kort geding met kort-gedingnr. 139725/KG ZA 01-1293/WV (voor zover dit kort geding betrekking heeft op[de kraker]) en de vordering in dit laatste kort geding zal worden toegewezen, heeft de NS geen belang bij toewijzing van de vordering in het onderhavige kort geding. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
3.17. De NS zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van dit geding worden veroordeeld. Aangezien[de kraker] een toevoeging heeft aangevraagd op grond van de Wet op de rechtsbijstand, zal de NS deze kosten aan de griffier van de rechtbank dienen te voldoen.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
Ten aanzien van het kort geding met kort-gedingnr. 139725/KG ZA 01-1293/WV
4.1. verleend verstek tegen gedaagden sub 2;
4.2. beveelt gedaagden zowel afzonderlijk als gezamenlijk om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het terrein te ontruimen met alle hen toebehorende goederen en daarin aanwezige personen en dit terrein achter te laten in de staat, waarin zij het vóór de ingebruikneming hebben aangetroffen, dan wel in een betere staat;
4.3. bepaalt dat gedaagden aan de NS hoofdelijk, des dat de één betalende de anderen zullen zijn bevrijd, een dwangsom verbeuren van € 100,-- (éénhonderd euro) voor iedere dag dat zij in gebreke blijven aan het onder 4.2 bepaalde te voldoen;
4.4. bepaalt voorts dat de onder 4.3 genoemde dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter voor zover handhaving van die dwangsom naar maatstaven redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het bevel is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van ver-wijtbaarheid van die overtreding;
4.5. machtigt de NS om zonodig met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien gedaagden in gebreke blijven aan het onder 4.2 bepaalde te voldoen;
4.6. veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de één betalende de anderen zullen zijn bevrijd, in de kosten van dit geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de NS begroot op € 703,-- (zevenhonderddrie euro) voor sala-ris van haar procu-reur en op € 256,77 (tweehonderd zesenvijftig euro en zevenenzeventig eurocent) inclusief BTW voor ver-schot-ten;
4.7. verklaart onderdelen 4.2 tot en met 4.6 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.8. wijst af het meer of anders gevorderde;
Ten aanzien van het kort geding met kort-gedingnr. 140548/KG ZA 02-42/WV
4.9. wijst de vordering af;
4.10. veroordeelt de NS in de kosten van dit geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van[de kraker] begroot op € 193,-- (éénhonderd drieënnegentig euro) inclusief BTW voor verschotten;
4.11. bepaalt dat[de kraker] voormelde kosten dient uit te betalen aan de griffier van de rechtbank, zulks op de voet van het bepaalde in artikel 243 Rv;
4.12. verklaart onderdeel 4.10 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M.E van der Burg - van Geest en is in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2002.