ECLI:NL:RBUTR:2002:AD9490

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
SBR 00/1758
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Barkel- van Berchum
  • J.J.A.G. van der Bruggen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit handhaving horeca-activiteiten bij benzinestation

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat op 24 augustus 2000 het bezwaar van eiser tegen een eerder besluit van 17 december 1999 ongegrond verklaarde. Dit eerdere besluit weigerde handhavende maatregelen te nemen tegen de horeca-activiteiten van het benzinestation Total-Fina Woudenberg aan de Rijksweg A 12 te Woudenberg. Eiser betoogde dat deze activiteiten in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de activiteiten van Total, waaronder de verkoop van broodjes en andere horecaproducten, niet alleen een detailhandelsfunctie vervullen, maar ook zelfstandige horeca-activiteiten zijn. De rechtbank oordeelde dat de verweerder ten onrechte had geoordeeld dat er geen sprake was van bedrijfsmatige horeca-activiteiten. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser. De gemeente Woudenberg moet het griffierecht aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 7 februari 2002.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Reg. nr.: SBR 00/1758
UITSPRAAK van de rechtbank Utrecht, enkelvoudige kamer voor de behandeling van bestuursrechtelijke zaken, in het geding tussen:
het bestuur van de Federatie Wegverzorgende Horecabedrijven (FWH),
gevestigd te Zaltbommel
e i s e r,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudenberg,
v e r w e e r d e r
1. INLEIDING
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 24 augustus 2000, waarbij verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 17 december 1999 ongegrond heeft verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder het verzoek van eiser over te gaan tot het nemen van handhavende maatregelen met betrekking tot de horeca-activiteiten van benzinestation Total-Fina Woudenberg/Baguette de France aan de Rijksweg A 12 te Woudenberg afgewezen.
Het geding is behandeld ter zitting van 31 januari 2002, waar eiser is verschenen bij gemachtigden [A] en W.J. Kolkert, advocaat te 's-Hertogenbosch.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door I.K. Kuperus en K. Blaauw- van Herpt, werkzaam bij verweerder.
Namens IFA Exploitatiemaatschappij Ijsselstein B.V. (Total-Fina Woudenberg) zijn verschenen mr. B. Meijer, advocaat te 's-Gravenhage en [B], merchandising manager, werkzaam bij Total-Fina-Elf.
2. OVERWEGINGEN
Bij brief van 3 november 1999 heeft eiser verweerder verzocht handhavend op te treden ten aanzien van de door Total-Fina Woudenberg/Baguette de France (thans geheten Café Bonjour en hierna te noemen Total) aan de Rijksweg A 12 te Woudenberg uitgeoefende economische bedrijvigheid (horeca), welke naar de mening van eiser strijdig is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
Verweerder heeft naar aanleiding van dit verzoek op 17 december 1999 besloten van handhavend optreden af te zien omdat er naar het oordeel van verweerder ter plaatse geen sprake is van bedrijfsmatige horeca-activiteiten.
Eiser heeft op 27 januari 2000 bij verweerder een bezwaarschrift ingediend. Daarbij heeft eiser - kort weergegeven - met name aangegeven dat de productie en verkoop van horecaproducten als bedrijfsmatige en feitelijke horeca-activiteit moet worden aangemerkt, hetgeen zich niet verdraagt met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
Na een op 16 maart 2000 gehouden hoorzitting waarbij eiser zijn bezwaren nader heeft toegelicht heeft verweerder bij besluit van 24 augustus 2000 in afwijking van het advies van de commissie bezwaar- en beroepschriften van 3 mei 2000, het bezwaar ongegrond verklaard.
Verweerder heeft daarbij overwogen dat de activiteit die nu plaatsvindt bij Total meer past binnen de aard van de omschrijving detailhandel dan bij de omschrijving horeca. Gelet op de omvang van deze activiteit (8% van de totale omzet) is er voorts geen sprake van een zelfstandig dragende activiteit.
In beroep stelt eiser zich op het standpunt dat de door Total uitgeoefende activiteiten moeten worden gekwalificeerd als horeca-activiteiten welke in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiser naar de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 17 augustus 2000 en naar enkele uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak (ABRS).
In zijn verweerschrift van 26 september 2000 heeft verweerder aangegeven dat het bestemmingsplan en de definities van horeca en detailhandel onvoldoende duidelijkheid bieden en dat gelet op de jurisprudentie van belang is of aan de horeca-activiteiten zelfstandige betekenis toekomt en of ter plekke gelegenheid wordt geboden om het gekochte te nuttigen. Dienaangaande is verweerder van oordeel dat de activiteiten niet tot de horeca gerekend kunnen worden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting leidt de rechtbank af dat Total in haar hier in geding zijnde verkooppunt een omvangrijk assortiment broodjes, snackbarproducten als gehaktballen en andere vleeshoudende producten, mini-pizza's, appelflappen en saucijzen inclusief bijbehorende sauzen te koop aanbiedt. Total heeft voor de bereiding van de broodjes, die voorgebakken worden aangeleverd, een afbakoven met afzonderlijke afzuiging, waarin de broodjes ter plaatse worden afgebakken. De broodjes worden belegd met verse groenten en diverse soorten beleg. Daarnaast kan koffie besteld worden waarvoor professionele koffiezetapparatuur aanwezig is. Bij het geheel behoort een eigen kassa. De bestelde producten kunnen ter plaatse worden genuttigd aan sta-tafels, dan wel worden meegenomen. Er is geen zelfbediening, klanten worden geholpen door bedienend personeel. Ter zitting heeft [B] nader aangegeven dat voor de activiteiten in Café Bonjour vier fte's medewerkers worden ingezet. Dit personeel is gekleed in een eigen, van het overig personeel afwijkende kledinglijn.
Het Total benzinestation is gelegen binnen het bestemmingsplan Buitengebied 1995. Ter plaatse geldt de bestemming 'Detailhandel', code 3.2 verkooppunt voor motorbrandstoffen.
Ingevolge artikel 18 van de planvoorschriften zijn de als 'Detailhandel' aangewezen gronden bestemd voor detailhandelsbedrijven.
Ingevolge artikel 1, sub 20, van de planvoorschriften wordt onder detailhandel verstaan: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel is hier geen horeca begrepen.
Ingevolge artikel 26 van de planvoorschriften is het verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van deze gronden en bouwwerken bepaalde.
De ABRS heeft in haar uitspraak van 22 augustus 2001, waarbij in hoger beroep is beslist op de uitspraak van de rechtbank te Arnhem van 17 augustus 2000, onder verwijzing naar haar uitspraak van 25 april 1996, overwogen dat detailverkoop van goederen in de autobranche en in enkele branchevreemde produkten, zoals kranten, tijdschriften, tabakswaren, bloem, dranken, ijs, snoepgoed en daarmee vergelijkbare versnaperingen, bij wijze van serviceverlening in het kader van de brandstoffenverkoop, kan worden beschouwd als detailhandel welke verband houdt met de exploitatie van een benzinestation.
De ABRS heeft voorts overwogen dat door het speciaal aantrekken van personeel voor de bereiding, bediening en verkoop van broodjes ter plaatse alsmede door het bieden van de mogelijkheid om vooraf bestellingen te plaatsen die kunnen worden afgehaald, activiteiten plaatsvinden die geen verband meer houden met de verkoop van brandstoffen, zodat hieraan zelfstandige betekenis moet worden toegekend.
In het onderhavige geval is de rechtbank van oordeel dat het door Total geïntroduceerde Café Bonjour concept, gezien de hiervoor geschetste samenhang van factoren, eveneens geen verband meer houdt met de verkoop van brandstoffen. Aan deze activiteiten kan geen ondersteunend karakter, doch dient zelfstandige (horeca) betekenis te worden toegekend die het bestek van hetgeen nog kan worden beschouwd als service-verlening te boven gaat. De rechtbank heeft hierbij mede overwogen dat - voor-zover bij Café Bonjour van belang - er niet slechts sprake is van het enkele wederverkopen van ingekochte producten, doch dat deze producten aparte bewerkingen ter plaatse ondergaan zoals (af)bakken en verder bereiden, en dat ter plaatse gelegenheid wordt geboden de gekochte waren te nuttigen. In dit verband kan de rechtbank het standpunt van de gemachtigde van Total dat het onderscheidend criterium tussen detailhandel en horeca bestaat uit de mogelijkheid om bestellingen te plaatsen en af te halen niet delen.
Zodoende moet worden gesproken van horeca-activiteiten die strijdig zijn met het bestemmingsplan en is verweerder in beginsel - bijzondere omstandigheden daargelaten - gehouden tot handhaving.
Nu de rechtbank niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan verweerder van handhaving kan afzien, dient het beroep gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit te worden vernietigd.
De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser in dit geding, begroot op € 644,- inzake beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Beslist moet worden als volgt.
3. BESLISSING
De rechtbank Utrecht,
recht doende,
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt het bestreden besluit,
bepaalt dat de gemeente Woudenberg het door eiser betaalde griffierecht ad € 204,20 aan hem vergoedt,
veroordeelt verweerder in de kosten van dit geding ad € 644,- te betalen door de gemeente Woudenberg.
Aldus vastgesteld door mr. J. Barkel- van Berchum, lid van de enkelvoudige kamer, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2002.
de griffier: het lid van de enkelvoudige kamer:
mr. J.J.A.G. van der Bruggen mr. J. Barkel- van Berchum
(bij afwezigheid van de behandelend
griffier mr. J. Roose)
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.