ECLI:NL:RBUTR:2002:AE1354

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
25 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
252537 EJ 02-1727
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst op basis van bedrijfseconomische redenen

In deze zaak heeft de besloten vennootschap ONS NEDERLANDSE SOFTWARE BEDRIJF B.V. (hierna: De Werkgever) op 15 februari 2002 een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter te Utrecht om de arbeidsovereenkomst met de werknemer (hierna: De Werknemer) te ontbinden. De Werknemer, geboren op 26 juli 1965, was sinds 1 januari 2001 in dienst bij De Werkgever en ontving een brutoloon van € 1.552,50 per maand exclusief vakantiebijslag. De Werkgever stelde dat er gewichtige redenen waren voor de ontbinding, namelijk bedrijfseconomische omstandigheden die leidden tot een verwachte inkrimping van het personeelsbestand. De Werkgever voerde aan dat de resultaten van 2001 sterk achterbleven bij de prognoses en dat er geen passende alternatieve werkzaamheden beschikbaar waren voor De Werknemer.

De Werknemer heeft gemotiveerd verweer gevoerd en betwist dat de aangevoerde bedrijfseconomische redenen daadwerkelijk aanwezig waren. Hij stelde dat de producties die De Werkgever ter onderbouwing van haar verzoek had ingediend, te laat waren ontvangen, waardoor hij niet voldoende gelegenheid had om hierop te reageren. De kantonrechter heeft in zijn overwegingen gewezen op artikel 19 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat de beslissing van de kantonrechter niet ten nadele van De Werknemer kan worden gebaseerd op producties die te laat zijn ingediend. Aangezien De Werkgever haar verzoek niet op andere bescheiden had gebaseerd dan de laattijdig ingediende producties, heeft de kantonrechter het verzoek afgewezen.

De kantonrechter heeft De Werkgever, als in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van De Werknemer, die tot de uitspraak van deze beschikking zijn begroot op € 700,-- aan salaris voor de gemachtigde. Deze beschikking is gegeven door mr. E.P. van Unen, kantonrechter te Utrecht, en is op 25 maart 2002 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton, locatie Utrecht
Beschikking in de zaak van:
de besloten vennootschap ONS NEDERLANDSE SOFTWARE BEDRIJF B.V., gevestigd te Zeist en kantoorhoudende te Vianen,
verder ook te noemen De Werkgever,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. D.J.G. Timmermans, advocaat te Leiden,
tegen:
[verweerder], wonende te Rotterdam,
verder ook te noemen De Werknemer,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. M. de Boorder, advocaat te Den Haag.
Verloop van de procedure
De Werkgever heeft op 15 februari 2002 een verzoekschrift ingediend.
De Werknemer heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 21 maart 2002 behandeld. Daarvan is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
Motivering
1.
De Werknemer, geboren op 26 juli 1965, is op 1 januari 2001 in dienst van De Werkgever getreden.
Het laatstgenoten brutoloon bedraagt € 1.552,50 per maand exclusief 8,33% vakantiebijslag.
2.
De Werkgever verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens gewichtige redenen, zijnde een verandering van omstandigheden van bedrijfseconomische aard.
De resultaten van 2001 zijn sterk achtergebleven bij de prognoses en een verlies is waarschijnlijk. Dit noodzaakt De Werkgever tot inkrimping van het personeelsbestand, waarbij De Werknemer (met inachtneming van het anciënniteitsbeginsel en het afspiegelingsbeginsel) in aanmerking komt voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst, terwijl geen passende alternatieve werkzaamheden beschikbaar zijn. Deze ontbindingsgrond in aanmerking genomen acht De Werkgever een vergoeding bij ontbinding ten bedrage van één maandsalaris billijk.
3.
De Werknemer voert gemotiveerd verweer. Primair bepleit hij afwijzing van het ontbindingsverzoek omdat De Werkgever op geen enkele manier heeft aangetoond dat de aangevoerde bedrijfseconomische redenen om tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst te komen daadwerkelijk aanwezig zijn. De producties die De Werkgever ter onderbouwing van de gronden van haar verzoek in het geding heeft gebracht, heeft De Werknemer zodanig laat ontvangen dat hij daarop niet voldoende gemotiveerd kan reageren.
4.
De kantonrechter heeft De Werkgever ter zitting gewezen, en wijst haar thans, op het bepaalde in artikel 19 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtvordering zoals dit luidt sinds 1 januari 2002 en zoals dit (dus) op de onderhavige procedure van toepassing is. In overeenstemming met het in genoemd artikel bepaalde kan de kantonrechter zijn beslissing niet ten nadele van De Werknemer baseren op producties die De Werkgever eerst op de dag voorafgaand aan de zitting om 23.25 uur aan de kantonrechter (en kort daarvoor aan de wederpartij) heeft doen toekomen. Als gevolg van deze laattijdige indiening van producties heeft De Werknemer onvoldoende gelegenheid gehad om hierop te reageren, laat staan om de inhoud ervan te weerleggen. Nu De Werkgever haar ontbindingsverzoek niet op andere bescheiden heeft gebaseerd dan die welke zij te laat in het geding heeft gebracht, dient haar verzoek te worden afgewezen.
5.
De Werkgever wordt, als in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de aan de zijde van De Werknemer gemaakte proceskosten.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt De Werkgever in de proceskosten aan de zijde van De Werknemer, tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 700,-- aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.P. van Unen, kantonrechter te Utrecht, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2002.