ECLI:NL:RBUTR:2002:AE1941

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
239170 CV 01-3700
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Arps
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van loon en vergoedingen door werknemer tegen voormalig werkgever na ontbinding van de vennootschap

In deze zaak heeft [eiser] een vordering ingesteld tegen Dental Techniek Landa B.V., vertegenwoordigd door Willem Adriaan Landa, wegens onbetaald loon en andere vergoedingen. De vordering betreft een totaalbedrag van ƒ.4.589,01 bruto en ƒ.172,50 netto, inclusief wettelijke rente en kosten. [eiser] was van 1 oktober 1999 tot 1 december 2000 in dienst bij Landa en stelt dat hij recht heeft op diverse vergoedingen die niet zijn uitbetaald, waaronder loon, overwerkdiensten, waarnemerstoeslag en spaarloon. Landa heeft verweer gevoerd en betwist dat de vordering terecht is, met als argument dat de vennootschap inmiddels is ontbonden en niet meer bestaat.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van [eiser] niet volledig is betwist en dat er vragen rijzen over de bevoegdheid van de kantonrechter om de vordering te behandelen, gezien de ontbinding van Landa. De rechter heeft besloten dat er een comparitie van partijen moet plaatsvinden om nadere inlichtingen te verkrijgen en om te proberen tot een minnelijke schikking te komen. De zitting is gepland op 21 mei 2002, waarbij beide partijen aanwezig moeten zijn. De rechter heeft ook aangegeven dat de partij die niet verschijnt zonder gegronde reden, mogelijk in het nadeel kan worden beslist.

Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.M. Arps, kantonrechter, op 24 april 2002, en is openbaar gemaakt in aanwezigheid van de griffier. De zaak benadrukt de juridische complicaties die kunnen ontstaan bij vorderingen tegen ontbonden rechtspersonen en de noodzaak voor partijen om goed op de hoogte te zijn van hun rechten en plichten in dergelijke situaties.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton, locatie Amersfoort
Vonnis in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr. E.E.F.H.M. van Sark van de FNV Ledenservice te Bunnik,
tegen:
Dental Techniek Landa B.V.,
voorheen gevestigd te Soesterberg, Veldmaarschalk Montgomeryweg 25,
van welke vennootschap bestuurder was Willem Adriaan Landa, wonende te 3701 JV Zeist, Weeshuislaan 19,
verder ook te noemen Landa,
gedaagde partij,
gemachtigde: W.A. Landa voornoemd,
Het procesverloop
[eiser] heeft een vordering ingesteld zoals in de dagvaarding aangekondigd.
Landa heeft bij antwoord verweer gevoerd.
Vervolgens heeft [eiser] van repliek gediend en Landa van dupliek.
Door partijen zijn producties in het geding gebracht.
Vervolgens heeft [eiser] op grond van de rolbeschikking van 19 december 2001 een akte houdende overlegging productie genomen en Landa een antwoordakte.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
Vervolgens is, na aanhouding, heden vonnis bepaald.
Het geschil
1. Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel onvoldoende betwist het navolgende vast.
[eiser] is van 1 oktober 1999 tot 1 december 2000 in dienst geweest bij Landa.
De vordering strekt tot betaling van ƒ.4.589,01 bruto en ƒ.172,50 netto, alsmede de wettelijke rente en kosten.
2. Volgens [eiser] is Landa hem verschuldigd:
a. ƒ.1.194,14 bruto als ten onrechte niet betaald loon
b. ƒ.564,34 bruto als ten onrechte niet betaalde overwerkdiensten
c. ƒ.844,63 bruto als ten onrechte niet betaalde waarnemerstoeslag
d. ƒ.57,18 bruto als ten onrechte niet uitbetaalde resterende vakantie-uren
e. ƒ.100,00 netto terzake van spaarloon
f. de wettelijke verhoging ad ƒ.1.330,15 bruto en ƒ.50,00 netto
g. de buitengerechtelijke incassokosten ad ƒ.598,57 bruto en ƒ.22,50 netto
h. de wettelijke rente over de onder a t.m. g gevorderde bedragen en de proceskosten.
3. Ad a:
[eiser] stelt dat hij bij indiensttreding niet in een bepaalde functiegroep is ingedeeld doch tussen 2 functiegroepen in. Op grond van de van toepassing zijnde algemeen verbindend verklaarde CAO voor de Tandtechniek, verder de CAO, had hij uitbetaald dienen te worden in de hoogste van de twee functiegroepen waartussen hij ingedeeld was. Vervolgens is hem geen functiejaar toegekend per 1 januari 2000. Ook is hem geen verhoging toegekend per 1 april 2000, het moment waarop de schaalsalarissen zijn verhoogd. [eiser] stelt op 27 juni 2000 zijn diploma te hebben behaald op grond waarvan hij in functiegroep D werd ingedeeld. In vervolg hierop had hem ingaande 1 juli 2000 een salarisverhoging toegekend behoren te worden tot het naast hogere schaalsalaris in de nieuwe functiegroep, welke verhoging niet heeft plaatsgevonden.
Als gevolg hiervan heeft [eiser] nog te vorderen:
- ƒ.307,89 bruto wegens te weinig ontvangen salaris over de periode 1 oktober 1999 tot en met 31 december 1999;
- ƒ.497,37 bruto wegens te weinig ontvangen salaris over de periode 1 januari 2000 tot en met 31 maart 2000;
- ƒ.507,48 bruto wegens te weinig ontvangen salaris over de periode 1 april 2000 tot en met 30 juni 2000;
- ƒ.503,36 bruto wegens te weinig salaris over de periode 1 juli 2000 tot en met 31 augustus 2000 en
- ƒ.44,68 bruto wegens te weinig ontvangen salaris over de maand september 2000,
op welke bedragen ƒ.756,00 bruto in mindering strekt wegens een nabetaling door Landa in september 2000, zodat resteert te voldoen een bedrag van ƒ.1.194,14 bruto.
4. Ad b.
[eiser] vordert uitbetaling van door hem gemaakte 35,5 overuren tijdens de ziekte van W.A. Landa, destijds directeur van Landa. Daarvan komen hem toe 29 uren conform artikel 13 lid 6 sub a van de CAO verhoogd met een toeslag van 25%, en 6,5 uren conform artikel 13 lid 6 sub b van de CAO met een toeslag van 50% omdat deze zijn gemaakt tussen 18.00 en 22.00 uur, zodat hem nog uitbetaling van 46 uren toekomt. Hierop is door Landa 19 uren à ƒ.20,34 voldaan. Er resteren derhalve nog aan hem te voldoen 27 uren à ƒ.20,67 en 19 uren à ƒ.0,33, in totaal ƒ.564,36.
5. Ad c.
[eiser] stelt in de periodes 15 mei 2000 tot en met 14 augustus 2000 en 27 september 2000 tot en met 19 oktober 2000 tijdens diens afwezigheid de functie van W.A. Landa, directeur van Landa, te hebben waargenomen en daardoor ingevolge artikel 17 lid 3 van de CAO recht te hebben op een waarnemingstoeslag. Deze waarnemingstoeslag bedraagt over de periode tot aan 1 juli 2000 ƒ.545,00 per maand en vanaf 1 juli ƒ.458,00 per maand. Hem komt aan waarnemingstoeslag een bedrag van (32/38 x ƒ.1.003,00) ƒ.844,63 bruto toe.
6. Ad d.
[eiser] stelt dat hij op 28 september [2000] een verlofdag had genomen, doch op die dag enkele uren heeft gewerkt zodat er slechts 0,75 verlofdag in mindering op zijn verlof had behoren te worden gebracht. Er is daarom nog aan hem uit te betalen 0,25 dag à ƒ.165,36 per dag, derhalve ƒ. 41,34. Daarnaast is hem over de overige 6 uitbetaalde vakantiedagen een te laag uurloon uitbetaald, zodat nog aan hem resteert te voldoen 48 uren à ƒ.0,33 = ƒ.15,84, totaal ƒ.57,18 bruto.
7. Ad e.
[eiser] stelt dat over de maanden oktober en november 2000 ten onrechte geen netto spaarloonbedrag van totaal ƒ.100,00 door Landa is overgemaakt naar zijn daarvoor bestemde rekening bij Aegon.
8. Landa heeft hierop gesteld dat de zaak niet tussen partijen is afgehandeld omdat de gemachtigde van [eiser] zijn schrijven van 18 januari 2001 naar haar oude adres heeft gestuurd en niet naar haar, bij de gemachtigde van [eiser] bekende, nieuwe adres. Zij heeft daarom dit schrijven niet tijdig ontvangen. Inmiddels heeft zij de gemachtigde van [eiser] geantwoord op deze brief. Voortzetting van de procedure is volgens haar derhalve niet nodig.
9. [eiser] geeft aan dat zij gecorrespondeerd heeft naar het bij de Kamer van Koophandel ingeschreven postadres van Landa. De dagvaarding is vervolgens uitgebracht aan het adres van de bestuurder van Landa nadat eerdere correspondentie was terugontvangen met de mededeling dat Landa was vertrokken van het adres in Soesterberg. [eiser] heeft een "uittreksel-informatie Internet" van 29 augustus 2001 overgelegd van Dental Techniek Landa B.V..
10. [eiser] verzoekt toewijzing van de vordering nu Landa de vordering niet heeft weersproken.
11. Landa heeft vervolgens bij dupliek gesteld dat het door Landa overgelegde "uittreksel-informatie internet" niet juist is en dat Landa sedert oktober 2000 niet meer bestaat.
Daarbij heeft Landa de vordering betwist.
12. [eiser] heeft vervolgens bij akte na rolbeschikking een uittreksel van de Kamer van Koophandel overgelegd.
13. Landa heeft bij antwoordakte gesteld dat de inhoud van het overgelegde uittreksel correct is.
De beoordeling van het geschil
14. Uit het door [eiser] overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel van 27 december 2001 blijkt dat aldaar op 11 oktober 2001 geregistreerd is dat Landa als ontbonden rechtspersoon met ingang van 1 mei 2001 is opgehouden te bestaan omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn. Op dezelfde datum is aldaar ingeschreven dat Landa met ingang van 1 mei 2001 is opgeheven.
15. In het licht van het vorenoverwogene rijzen vragen en heeft de kantonrechter behoefte aan nadere inlichtingen van partijen. Daartoe zal een comparitie van partijen worden gelast.
16. Daarbij kunnen onder meer de volgende vragen aan de orde komen.
Uit het onder rechtsoverweging 14 gestelde vloeit onder meer de vraag voort of de kantonrechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen of deze vordering gezien dient te worden in het licht van artikel 19 lid 5, eerste zin, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ("De rechtspersoon blijft na ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van zijn vermogen nodig is. …") omdat partijen reeds voor de ontbinding van de vennootschap omtrent een en ander correspondeerden en tijdens het betekenen van de dagvaarding de inschrijving van de eerdere opheffing nog niet had plaats gevonden dan wel dat op grond van artikel 23c boek 2 van het Burgerlijk Wetboek allereerst tot heropening van de vereffening dient te worden overgegaan dan wel dat de ontbonden rechtspersoon, i.c. Landa, als gedaagde of verweerder kan optreden zonder dat eerst vereffening is heropend of bevolen, waarbij de rechter (in casu mogelijkerwijs ook de kantonrechter) met terughoudendheid moet toetsen of de eiser het bestaan van een bate voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
17. Daarom zal een zitting worden gelast om partijen zelf te horen. Indien de zaak daar vatbaar voor lijkt zal worden getracht tot een minnelijke schikking te komen.
18. Partijen wordt er op gewezen dat in het nadeel kan worden beslist van diegene die zonder gegronde reden niet op deze zitting verschijnt.
Beslissing
De kantonrechter:
beveelt partijen, [eiser] in persoon, Landa rechtsgeldig vertegenwoordigd, om te verschijnen op de terechtzitting van dinsdag 21 mei 2002 te 11.30 uur, welke gehouden wordt te Amersfoort in het gerechtsgebouw aan het Stationsplein nr. 14;
bepaalt dat de partij die op de aangegeven dag en tijd niet kan verschijnen binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de kantonrechter (ter attentie van mevr. S.M. van de Kamp, telefoonnummer (030) 223 39 31, faxnummer (030) 223 39 98, emailadres s.van.de.kamp@utrarr.drp.minjus.nl) om een nadere dagbepaling dient te vragen, onder opgave van verhinderdata van beide partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Arps, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 april 2002.