ECLI:NL:RBUTR:2002:AE7055

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
30 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
16/028597-01
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding wegens onvoldoende feitelijke omschrijving van ontuchtige handelingen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 30 augustus 2002, is de verdachte aangeklaagd voor ontuchtige handelingen. De tenlastelegging, zoals opgenomen in de dagvaarding, werd door de raadsman betwist. Hij stelde dat de dagvaarding nietig was, omdat de ontuchtige handelingen onvoldoende feitelijk en duidelijk waren omschreven. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een terechtzitting op 27 augustus 2002, waar de raadsman zijn verweer heeft gepresenteerd.

De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman overwogen en geconcludeerd dat de dagvaarding niet voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De dagvaarding bevatte enkel juridische kwalificaties van de in beslag genomen afbeeldingen, zonder dat de feitelijke inhoud van deze afbeeldingen werd verduidelijkt. De rechtbank merkte op dat de omschrijvingen in de tenlastelegging te algemeen waren en niet voldoende informatie gaven over de aard van de ontuchtige handelingen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de dagvaarding van de verdachte nietig verklaard. Dit leidde tot de opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die onmiddellijk in vrijheid werd gesteld. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. J.R. Krol, en de rechters mrs. H. Phaff en L.M.G. de Weerd, met mr. M.A. van Loon als griffier. De uitspraak vond plaats op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2002.

Uitspraak

RECHTBANK TE UTRECHT
Parketnummer: 16/028597-01
Datum: 30 augustus 2002
Tegenspraak
Raadsman: mr. M.Th.M. Zumpolle
V O N N I S
van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
(verdachte)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 augustus 2002.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
2. De geldigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat de dagvaarding nietig is, aangezien de ontuchtige handelingen onvoldoende feitelijk c.q. onvoldoende duidelijk in de dagvaarding omschreven zijn.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer dat de tenlastelegging niet aan de in artikel 261 Wetboek van Strafvordering gestelde eis van opgave van het feit voldoet. De dagvaarding bestaat slechts uit juridische kwalificaties van de afbeeldingen die onder verdachte in beslag zijn genomen. Uit de dagvaarding blijkt niet wat de feitelijke inhoud van deze afbeeldingen is. De omschrijvingen onder de verschillende gedachtestreepjes zijn daartoe te algemeen.
Slechts de vermelding in de tenlastelegging dat sprake was van foto's en/of digitale afbeeldingen van ontuchtige handelingen met een of meer (naakte en/of deels naakte) personen die kennelijk de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, zonder dat de feitelijke inhoud van die opnamen of afbeeldingen is aangeduid, brengt met zich mee dat het tenlastelegde feit niet voldoende feitelijk is omschreven.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de dagvaarding nietig is.
3. DE BESLISSING:
De rechtbank verklaart de dagvaarding van de verdachte nietig.
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op en beveelt zijn onmiddellijke invrijheidstelling.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.R. Krol, voorzitter en mrs. H. Phaff en L.M.G. de Weerd, rechters, bijgestaan door mr. M.A. van Loon als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
30 augustus 2002.