ECLI:NL:RBUTR:2002:AE7055
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.R. Krol
- H. Phaff
- L.M.G. de Weerd
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding wegens onvoldoende feitelijke omschrijving van ontuchtige handelingen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 30 augustus 2002, is de verdachte aangeklaagd voor ontuchtige handelingen. De tenlastelegging, zoals opgenomen in de dagvaarding, werd door de raadsman betwist. Hij stelde dat de dagvaarding nietig was, omdat de ontuchtige handelingen onvoldoende feitelijk en duidelijk waren omschreven. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een terechtzitting op 27 augustus 2002, waar de raadsman zijn verweer heeft gepresenteerd.
De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman overwogen en geconcludeerd dat de dagvaarding niet voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De dagvaarding bevatte enkel juridische kwalificaties van de in beslag genomen afbeeldingen, zonder dat de feitelijke inhoud van deze afbeeldingen werd verduidelijkt. De rechtbank merkte op dat de omschrijvingen in de tenlastelegging te algemeen waren en niet voldoende informatie gaven over de aard van de ontuchtige handelingen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de dagvaarding van de verdachte nietig verklaard. Dit leidde tot de opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die onmiddellijk in vrijheid werd gesteld. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. J.R. Krol, en de rechters mrs. H. Phaff en L.M.G. de Weerd, met mr. M.A. van Loon als griffier. De uitspraak vond plaats op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2002.