ECLI:NL:RBUTR:2002:AF2058
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- T.H.P. de Roos
- J.M. Bruins
- N.J. van Weelden - De Ruijter
- Rechtspraak.nl
Ontoerekeningsvatbaarheid door slaapstoornis bij gewelddadige handelingen
In deze zaak, uitgesproken op 17 december 2002 door de Rechtbank Utrecht, stond de verdachte terecht voor poging tot moord, subsidiair poging tot doodslag en meer subsidiair zware mishandeling. De feiten vonden plaats in de nacht van de gebeurtenis, waarbij de verdachte, een normaal ontwikkeld meisje, in een slaaptoestand handelingen verrichtte die leidden tot letsel bij haar beste vriendin. Deskundigen, waaronder kinder- en jeugdpsychiater E.J. Stevelmans en psycholoog dr. F.A.M.M. Koenraadt, concludeerden dat de verdachte lijdt aan een slaapstoornis verwant aan slaapwandelen, wat haar ontoerekeningsvatbaar maakte voor de gepleegde geweldsdaad. De rechtbank heeft de deskundigen gehoord en hun bevindingen meegenomen in haar oordeel.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet willens en wetens heeft gehandeld, aangezien zij zich in een toestand van diepe slaap bevond. Dit betekende dat er geen opzet kon worden vastgesteld, wat essentieel is voor de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen, omdat het opzettelijk karakter van de handelingen niet bewezen kon worden. Tevens werd de teruggave van een in beslag genomen mobiele telefoon aan de verdachte gelast.
De uitspraak benadrukt de complexiteit van de relatie tussen slaapstoornissen en gewelddadig gedrag, en hoe dit kan leiden tot juridische implicaties omtrent de toerekeningsvatbaarheid van een verdachte. De deskundigen hebben een belangrijke rol gespeeld in het vaststellen van de feiten en het bieden van inzicht in de psychologische toestand van de verdachte tijdens de gewelddadige handelingen.