ECLI:NL:RBUTR:2003:AI0171

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
164364 KGZA 03-667/mo
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H.J. Schepen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod voor voetballer om voor andere vereniging te spelen tijdens arbeidsovereenkomst met amateurvereniging

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht op 22 juli 2003 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Topsport DOVO en een voetballer, hier aangeduid als [gedaagde]. De zaak ontstond nadat [gedaagde] een mondelinge arbeidsovereenkomst had gesloten met de amateurvereniging DOVO, maar vervolgens ook een overeenkomst met een betaald voetbalorganisatie, FC Utrecht, had gesloten. De amateurvereniging vorderde een verbod op het spelen voor een andere vereniging zolang de arbeidsovereenkomst met DOVO nog van kracht was.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde] en de Stichting Topsport DOVO, ondanks het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst. De rechter baseerde zijn oordeel op verschillende documenten en verklaringen die aantoonden dat er mondelinge overeenstemming was bereikt. De vordering van de amateurvereniging om [gedaagde] te verbieden voor een andere club te spelen, werd echter afgewezen. De rechter oordeelde dat de Stichting Topsport DOVO onvoldoende belang had bij het gevorderde verbod, aangezien [gedaagde] al in dienst was bij De Graafschap en de kans bestond dat zijn arbeidsovereenkomst met DOVO zou worden ontbonden.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van schriftelijke arbeidsovereenkomsten in de sportsector, maar ook de mogelijkheid dat mondelinge overeenkomsten rechtsgeldig kunnen zijn, afhankelijk van de omstandigheden. De rechter besloot dat de kosten van de procedure tussen partijen gecompenseerd zouden worden, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector Handels - en Familierecht
VONNIS
van de voorzieningenrechter
in het kort geding van:
de stichting
STICHTING TOPSPORT DOVO,
gevestigd te Veenendaal,
e i s e r e s,
procureur: mr. P.G. Broekman,
- t e g e n -
[gedaagde],
wonende te Utrecht,
g e d a a g d e,
gemachtigde: mr. J.J.A. Janssen te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als STD en [gedaagde].
1. Het verloop van de procedure
1.1. Het verloop van de procedure is als volgt:
- dagvaarding d.d. 15 juli 2003, die in fotokopie aan dit vonnis is gehecht;
- mondelinge behandeling op 18 juli 2003;
- pleitnota's en producties van beide partijen;
- wijziging van eis zoals weergegeven onder 3.1.
1.2. Partijen hebben vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1. STD is een aan de te Veenendaal gevestigde voetbalvereniging DOVO gelieerde stichting, die - kort gezegd - tot doel heeft de exploitatie van de A-selectie van DOVO. DOVO is een amateurvoetbalvereniging die uitkomt in de (zaterdag) hoofdklasse B van het amateurvoetbal.
2.2. STD sluit arbeidsovereenkomsten met voetballers om deze voetballers vervolgens uit te laten komen voor de A-selectie van DOVO. Tussen DOVO en de voetballers worden geen arbeidsovereenkomsten gesloten.
2.3. In het kader van de samenstelling van de A-selectie van DOVO voor het seizoen 2003/2004 is STD op enig moment in onderhandeling getreden met [gedaagde], toen nog een speler van (Jong) FC Utrecht. [gedaagde] liet zich daarbij vertegenwoordigen door een zaakwaarnemer van de Vereniging van Contractspelers (verder: de VVCS), in de persoon van [de zaakwaarnemer]. Tijdens deze onderhandelingen trad [de zaakwaarnemer] ook op voor een tweetal andere spelers, te weten [speler 1] en [speler 2]. STD werd bij die onderhandelingen vertegenwoordigd door - onder meer - haar directeur algemene zaken [de directeur algemene zaken]].
2.4. Bij e-mail van 12 mei 2003 bevestigt [de directeur algemene zaken] aan [de zaakwaarnemer] dat er een overeenstemming is bereikt met bovengenoemde drie spelers. Deze e-mail luidt - voor zover hier relevant - als volgt:
"Hierbij bevestig ik de via jou gemaakte afspraak dat genoemde drie spelers vanaf 1 juli 2003 een overeenkomst hebben met de Stichting Topsport DOVO om gedurende een heel jaar beschikbaar te zijn voor DOVO. Ten aanzien van de honorering verwijs ik graag naar het schriftelijke voorstel voor [speler 1] en [gedaagde] dat ik op 5 mei jl. naar je toe heb gefaxt (…)
Voorts hebben wij afgesproken dat een leaseauto beschikbaar kan komen (…)
Voorts geldt dat voor [speler 1] en [gedaagde], dat zij tot 20 mei 2003 nog kunnen kiezen voor een betaald voetbalorganisatie (…)
Omstreeks 20 mei a.s. zal ik de arbeidsovereenkomst gereed hebben."
2.5. Tussen 12 en 20 mei 2003 heeft zich geen betaald voetbalorganisatie (verder: BVO) voor [gedaagde] gemeld.
2.6. Op 26 mei 2003 laat [de zaakwaarnemer] aan STD weten, dat [gedaagde] voor het komende seizoen in dienst kan treden bij FC Utrecht. Bij schrijven d.d. 27 mei 2003 van STD aan respectievelijk [gedaagde], [de zaakwaarnemer] en [betrokkene], zijnde de directeur technische zaken van het bestuur van de stichting FC Utrecht, laat STD weten dat zij hiertegen ernstige bezwaren heeft.
De "overgang" naar FC Utrecht heeft vervolgens geen doorgang gevonden.
2.7. [betrokkene] heeft omtrent het voorgaande d.d. 17 juli 2003 een schriftelijke verklaring afgelegd. Deze verklaring luidt als volgt:
"Ondergetekende,
[betrokkene]. Directeur technische zaken FC Utrecht
verklaart hierbij dat hij tijdens de bespreking op of omstreeks 24 mei 2003 met [gedaagde] en diens zaakwaarnemer [de zaakwaarnemer] van beiden heeft vernomen dat er reeds een overeenkomst was gesloten met DOVO ( Stichting Topsport DOVO) om het volgend seizoen als speler naar DOVO te gaan.
Utrecht, 17 juli 2003
[betrokkene]"
2.8. Op 28 mei 2003 heeft de stichting FC Utrecht haar medewerking verleend aan het invullen van het formulier "verzoek om overschrijving veldvoetbal" van de KNVB, teneinde [gedaagde] over te schrijven van FC Utrecht naar DOVO. Dit formulier is door DOVO ondertekend op 30 mei 2003 en door [gedaagde] op 29 mei 2003. Het overschrijvingsformulier is op 31 mei 2003 bij de KNVB ingediend.
2.9. Op 28 mei 2003 heeft [gedaagde] een bestelformulier getekend betreffende een door STD aan hem - in het kader van de arbeidsovereenkomst - aangeboden leaseauto, te weten een zwarte Opel Astra.
2.10. Bij faxbericht d.d. 1 juli 2003 heeft [de directeur algemene zaken] een concept-arbeidsovereenkomst toegezonden aan [de zaakwaarnemer]. Dit concept staat op naam van [speler 1], maar dient tevens voor de andere twee spelers, waaronder [gedaagde].
2.11. Naar aanleiding van voormeld concept heeft er d.d. 9 juli 2003 ten kantore van de VVCS een bespreking plaatsgevonden.
2.12. Op 10 juli 2003 deelt [de zaakwaarnemer] telefonisch aan [de directeur algemene zaken] mede, dat [gedaagde] voornemens is om in dienst te treden bij BVO De Graafschap te Doetinchem.
2.13. STD heeft bij schrijven d.d. 10 juli 2003 [gedaagde] en De Graafschap - in afschrift aan de VVCS / [de zaakwaarnemer] - gesommeerd om af te zien van het voornemen om een arbeidsovereenkomst met elkaar aan te gaan. Noch [gedaagde] noch De Graafschap hebben gereageerd op het verzoek van STD om hieromtrent binnen 24 uur uitsluitsel te geven.
2.14. Bij een tweetal faxen d.d. 14 juli 2003 van de VVCS aan de raadsman van STD stelt de VVCS zich - kort gezegd - op het standpunt, dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde] en STD, maar dat er slechts oriënterende gesprekken hebben plaatsgevonden, zodat het [gedaagde] vrij stond om met enig andere BVO te onderhandelen.
2.15. Tussen [gedaagde] en De Graafschap is medio juli 2003 een schriftelijke arbeidsovereenkomst tot stand gekomen. [gedaagde] is inmiddels door De Graafschap als nieuwe speler gepresenteerd en neemt reeds deel aan de voorbereiding op het seizoen 2003/2004.
2.16. De termijn waarop amateurverenigingen, zoals DOVO, spelers kunnen laten overschrijven naar hun vereniging is per 15 juli 2003 verstreken, zodat STD geen vervanger voor [gedaagde] (meer) kan aantrekken van een andere vereniging.
2.17. De eerste training van het seizoen 2003/2004 van DOVO start op zaterdag 19 juli 2003.
3. De absolute bevoegdheid
3.1. Voor alle weren heeft [gedaagde] zich beroepen op de onbevoegdheid van de voorzieningenrechter om van de onderhavige vordering kennis te nemen. [gedaagde] heeft daartoe - kort gezegd - aangevoerd, dat er in deze sprake is van een geschil, dat conform artikel 1 lid 1 sub a van het Arbitragereglement van de KNVB door de Arbitragecommissie van de KNVB beoordeelt dient te worden, een en ander met uitsluiting van de burgerlijke rechter.
3.2. Deze stelling faalt. Tussen partijen is niet in geschil, dat STD geen lid is van de KNVB. Het arbitragereglement is daarmede niet op haar van toepassing.
Voor zover door [gedaagde] is betoogd, dat STD als gelieerd aan DOVO, die wel lid is van de KNVB, als een lid kan worden beschouwd en dat daardoor het arbitragereglement wèl op onderhavig geschil van toepassing moet worden geacht, wordt overwogen dat deze stelling miskent, dat niemand, in dit geval evenmin de STD, zomaar lid wordt of als lid kan worden beschouwd van een vereniging (i.c. de KNVB) - met alle daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen van dien - zonder dat daartoe door diegene een verzoek is gedaan aan die vereniging.
3.3. Bovendien belet een overeenkomst tot arbitrage een partij niet om zich, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 1022 lid 2 Rv, desalniettemin te wenden tot de voorzieningenrechter van de rechtbank in kort geding.
4. Het geschil en de beoordeling
4.1. Voor de volledige inhoud en de grondslagen van de vordering wordt verwezen naar de aangehechte dagvaarding. Kort weergegeven houdt de (gewijzigde) vordering in, dat het [gedaagde] verboden wordt om, voor zover [gedaagde] nog bij STD in dienst is, in het voetbalseizoen 2003/2004, welk seizoen loopt van 1 juli 2003 tot en met 30 juni 2004, (als voetballer) in dienst te treden bij en werkzaamheden te gaan verrichten voor een andere voetbalvereniging dan de voetbalvereniging DOVO en de aan haar gelieerde STD, beiden gevestigd te Veenendaal, zulks op straffe van een dwangsom groot € 10.000,00 voor iedere overtreding van het gevorderde verbod, vermeerderd met een dwangsom groot
€ 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat een dergelijke overtreding voortduurt.
4.2. [gedaagde] voert verweer. Op dat verweer en op hetgeen partijen ter ondersteuning van hun standpunten voorts nog hebben aangevoerd zal in het hiernavolgende voor zover nodig worden ingegaan.
Het bestaan van een arbeidsovereenkomst tussen STD en [gedaagde]
4.4.
[gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld, dat er zich tussen hem en STD slechts (vrijblijvende) oriënterende gesprekken hebben plaatsgevonden, die in het geheel niet tot enige overeenstemming hebben geleid. Nu er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst door STD kan worden overlegd, ligt de vordering van STD voor afwijzing gereed, aldus [gedaagde].
4.5.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is niet aan redelijke twijfel onderhevig, dat er tussen STD en [gedaagde] een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, krachtens welke [gedaagde] zich heeft verbonden om vanaf 1 juli 2003 gedurende één jaar via detachering bij DOVO te voetballen.
De voorzieningenrechter baseert zijn oordeel op:
- het e-mail bericht d.d. 12 mei 2003, zoals weergegeven onder 2.4., waarop geen afwijzende reactie zijdens [gedaagde] is gevolgd;
- het door [gedaagde] d.d. 28 mei 2003 getekende bestelformulier betreffende een door hem in het kader van de arbeidsovereenkomst met STD te verkrijgen leaseauto;
- het door [gedaagde] d.d. 29 mei 2003 getekende overschrijvingsformulier, teneinde een overschrijving van FC Utrecht naar DOVO te bewerkstelligen;
- de schriftelijke verklaring van de heer [betrokkene], zoals weergegeven onder 2.7.;
- de overige door STD geschetste feiten en omstandigheden betreffende de onderhandelingen tussen STD enerzijds en [gedaagde] en diens zaakwaarnemers van de VVCS anderzijds.
Deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd leiden tot het oordeel, dat partijen mondeling overeenstemming met elkaar hebben bereikt en dat het op schrift stellen van die overeenstemming slechts een formaliteit betrof. De stelling van [gedaagde] dat er "niets" is tussen hem en STD wordt dan ook in het geheel niet aannemelijk geacht. Het ontbreken van een schriftelijke arbeidsovereenkomst kan [gedaagde], gelet op het vorenoverwoge, dan ook niet baten.
Er zal in het vervolg dan ook worden uitgegaan van het bestaan van een arbeidsovereenkomst tussen STD en [gedaagde].
Het door STD gevorderde verbod om voor De Graafschap of een andere club te spelen
4.6 Met het aangaan van een arbeidsovereenkomst met De Graafschap heeft [gedaagde] in strijd gehandeld met zijn arbeidsovereenkomst met STD.
In beginsel kan STD [gedaagde] dan ook houden aan zijn arbeidsovereenkomst met haar en een verbod vragen om voor De Graafschap of een andere club te voetballen, voorzolang de arbeidsovereenkomst met STD niet is geëindigd.
4.7 In dit kort geding is echter niet gebleken dat STD bij een verbod voldoende belang heeft.
Tijdens de behandeling van het kort geding is genoegzaam komen vast te staan dat [gedaagde] - ook indien wordt aangenomen dat hij krachtens een arbeidsovereenkomst gebonden is aan STD - voor De Graafschap gaat spelen.
Hij zal op korte termijn ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoeken en met [gedaagde] is de voorzieningenrechter van oordeel dat er gerede kans bestaat dat de arbeidsovereenkomst met STD op grond van positieverbetering (al dan niet met terugwerkende kracht) zal worden ontbonden.
4.8 Voorts zal [gedaagde] - zo begrijpt de voorzieningenrechter - voor het geval geen ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt verkregen de arbeidsovereenkomst met STD desondanks onverwijld beëindigen.
Dit maakt hem weliswaar schadeplichtig, doch dit heeft niet tot gevolg dat hij voor DOVO gaat uitkomen.
Nakoming van de arbeidsovereenkomst in de zin van effectief voor DOVO spelen kan - zoals door STD erkend - door STD niet worden afgedwongen.
4.9 De vraag of [gedaagde] inmiddels speelgerechtigd is voor De Graafschap is niet van belang. Ook indien dit niet het geval zou zijn als gevolg van het niet voldoen aan de overschrijvingsbepalingen van de KNVB kan daarop het door STD gevraagde verbod niet worden gebaseerd.
4.10. Het voorgaande brengt met zich mede dat de vordering van STD moet worden afgewezen.
4.11. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan, gelet op het vorenstaande, onbesproken blijven.
4.12. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de kosten van dit geding worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1. wijst de vordering af;
5.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schepen en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2003.
w.g. griffier w.g. rechter